MC 130 Plus

59687170 (03/21)
59687170 (03/21)
Voordat u uw voertuig voor het eerst gebruikt, dient u de originele gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinstructies door te lezen. Houd u hieraan.
Bewaar de gebruiksaanwijzing voor later gebruik of voor de volgende eigenaar.
Meld bij de overdracht van het voertuig gebreken en transportschade meteen aan uw dealer of verkoopvestiging.
Apparaathouder met Kubota-motor 48 kW
Uitvoering met diesel-deeltjesfilter
Vierwielaandrijving (4WD)
als zuigveegmachine met optionele veegopbouw bruikbaar
Veeg-/zuigmachine met Kubota-motor 48 kW
Uitvoering met diesel-deeltjesfilter
Vierwielaandrijving (4WD)
In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.
(adres zie achterzijde)
In deze gebruiksaanwijzing worden volgende uitvoeringen van de voertuigen beschreven.
Kehrsaugmaschine MC 130 Plus / Geräteträger MC 130 Plus
Het voertuig mag alleen reglementair worden gebruikt, zoals in deze gebruiksaanwijzing weergegeven en beschreven.
Tot het reglementaire gebruik behoort ook het in acht nemen van het voorgeschreven onderhoud.
Het voertuig en de aanbouwapparaten mogen alleen door personen worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd die hiermee vertrouwd zijn en over de hiermee gepaard gaande gevaren geïnstrueerd zijn.
Neem de algemene veiligheidsvoorschriften en de voorschriften inzake ongevallenpreventie van de wetgever in acht. Neem ook andere veiligheidstechnische, arbo- en verkeersregels in acht.
Het bedieningspersoneel moet:
Lichamelijk en geestelijk geschikt zijn.
Over het gebruik van het voertuig en de aanbouwapparaten geïnstrueerd zijn.
Voor het begin van het werk deze gebruiksaanwijzing alsook de gebruiksaanwijzingen van aanbouwapparaten of getrokken apparaten gelezen en begrepen hebben.
De geschiktheid voor het besturen van het voertuig tegenover de ondernemer aangetoond hebben
Door de ondernemer voor het besturen van het voertuig aangewezen zijn
Het voertuig is een apparaatdrager waarop naar wens verschillende aanbouwapparaten (niet in de leveringsomvang) voor en ook achter kunnen worden aangebracht.
Dit voertuig is geschikt voor het werken met verschillende aanbouwapparaten alsmede voor het trekken van aanhangers.
Het maximale gewicht van de aanhanger staat op het typeplaatje aangegeven en mag niet worden overschreden.
De apparaatdrager is tevens voor het gebruik in de land- en bosbouw, het onderhoud van groenvoorzieningen alsmede voor de winterdienst bestemd.
Voor het gebruik op de openbare weg moet het voertuig aan de nationaal geldende richtlijnen voldoen.
Alleen door KÄRCHER goedgekeurde aanbouwapparatuur mag worden gebruikt.
KÄRCHER accepteert geen aansprakelijkheid voor ongevallen of functiefouten van niet goedgekeurde aanbouwapparatuur.
Neem de handleidingen van de aanbouwapparatuur in acht.
Dit voertuig is een zuigveegmachine.
De zuigveegmachine is voor vervuilde oppervlakken in de openlucht bestemd.
Voor het gebruik op de openbare weg moet het voertuig aan de nationaal geldende richtlijnen voldoen.
Het voertuig is alleen voor de in de handleiding beschreven ondergronden geschikt.
De ontstane stof wordt door uitsproeiend water gebonden.
De naar binnen roterende zijbezems brengen het veegsel voor de zuigmond.
De zuigventilator produceert onderdruk en zuigt het veegsel in de vuilcontainer.
De gefilterde uitlaatlucht ontsnapt aan de achterkant van de vuilcontainer.
Door het gebruik van recyclingwater (watercirculatie) wordt de stof nog effectiever gebonden.
Asfalt
Industrievloeren
Estrik
Beton
Straatstenen
Ieder niet doelmatig gebruik is ontoelaatbaar.
Het bedienend personeel is aansprakelijk voor risico's die door ontoelaatbaar gebruik ontstaan. Het gebruik voor andere doeleinden dan in deze documentatie beschreven, is verboden.
Aan het voertuig mogen geen veranderingen worden uitgevoerd.
Nooit explosieve vloeistoffen, brandbare gassen alsmede onverdunde zuren en oplosmiddelen vegen of opzuigen. Daartoe behoren benzine, verfverdunners of stookolie, die door vermenging met de zuiglucht explosieve dampen of mengsels kunnen vormen, verder aceton, onverdunde zuren en oplosmiddelen, omdat ze de in de machine gebruikte materialen aantasten.
Nooit reactief metaalstof (bijv. aluminium, magnesium, zink) vegen of opzuigen; ze vormen in combinatie met sterk alkalische of zure reinigingsmiddelen explosieve gassen.
Nooit brandende of smeulende voorwerpen vegen / opzuigen.
Houd u niet binnen de gevarenzone op.
Gebruik het voertuig niet in ruimtes waar gevaar voor explosie bestaat.
Vervoer geen personen op het voertuig, het laadvlak of op de aanbouwapparatuur.
Gebruik het voertuig niet als frontlader.
Gebruik het voertuig niet in de bosbouw.
Gebruik het voertuig niet om insecticiden, pesticides of mest over het land te spreiden.
Het verpakkingsmateriaal is recyclebaar. Gooi verpakkingen met het gescheiden afval weg.
Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak onderdelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd weggooien een mogelijk gevaar voor de gezondheid en het milieu kunnen vormen. Voor een correct gebruik van het apparaat zijn deze onderdelen echter noodzakelijk. Apparaten met dit symbool mogen niet met het huisvuil worden weggegooid.
Actuele informatie over inhoudsstoffen vindt u onder: www.kaercher.nl/REACH
Houd u aan de nationale regelgeving ter plaatse.
Neem de specifieke voorschriften van het bedrijf in acht.
Voer bedrijfs- en hulpstoffen volgens de geldende productinformatiebladen milieuvriendelijk af.
Uitgediende voertuigen bevatten waardevolle recyclebare materialen. Voor de afvoer van uw voertuig raden we de samenwerking met een gespecialiseerd afvalverwijderingsbedrijf aan.
Aanwijzing voor direct dreigend gevaar dat tot zware of dodelijke verwondingen leidt.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot zware of dodelijke verwondingen kan leiden.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot lichte verwondingen kan leiden.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot materiële schade kan leiden.
Verstikkingsgevaar. Houd verpakkingsfolie buiten het bereik van kinderen.
Gebruik het voertuig alleen volgens de voorschriften. Houd rekening met de plaatselijke omstandigheden en let bij het uitvoeren van werkzaamheden op andere personen en met name kinderen.
Personen met verminderde fysieke, sensorische of geestelijke capaciteiten of een gebrek aan ervaring en kennis mogen het voertuig alleen onder begeleiding gebruiken of wanneer ze in het veilige gebruik van het apparaat worden getraind en de hieruit voortvloeiende gevaren begrijpen.
Alleen personen die in de omgang met het voertuig zijn geïnstrueerd of hebben bewezen dat ze het apparaat correct bedienen en uitdrukkelijk de opdracht hebben dit apparaat te gebruiken, mogen het voertuig gebruiken.
Kinderen mogen het voertuig niet gebruiken.
Houd toezicht op kinderen om ervoor te zorgen dat ze niet met het voertuig spelen.
Veiligheidsinrichtingen zijn er voor uw veiligheid. Verander of omzeil veiligheidsinrichtingen nooit.
Kantelgevaar bij te grote hellingen! Neem bij het rijden op hellingen de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.
Kantelgevaar bij te grote zijdelingse helling! Neem bij het rijden dwars op de rijrichting de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.
Kantelgevaar bij instabiele ondergrond! Gebruik het voertuig uitsluitend op verharde ondergrond.
Gevaar voor ongevallen door niet aangepaste snelheid. Rijd langzaam in bochten.
De lijst met aanwijzingen m.b.t. het kantelgevaar maakt geen aanspraak op volledigheid.
Bestuurderscabines zijn van ventilatiesleuven of luchtuitlaatopeningen voorzien. Houd deze beslist vrij om voldoende ventilatie te waarborgen.
Zorg voor vrij zicht op de openbare weg vóór gebruik (bijv. mistvrije voorruiten, spiegels etc.).
Dieselmotor: Gebruik voertuigen met dieselmotor nooit in besloten ruimtes.
Gevaar voor vergiftiging: Uitlaatgassen niet inademen.
Sluit de openingen voor uitlaatgassen nooit af.
Buig niet over de opening voor uitlaatgassen heen. Raak de uitlaatgasopening niet aan.
Blijf beslist uit de buurt van de aandrijving. Houd rekening met de nalooptijd van de motor bij het afzetten (3-4 seconden).
Houd rekening met het gewicht van het voertuig om ongevallen en letsel te voorkomen; zie hoofdstuk Technische gegevens.
Houd rekening met de voertuighoogte bij het transport op een aanhanger of vrachtwagen en beveilig het voertuig; zie hoofdstuk Technische gegevens.
Zet de motor af en trek de sleutel uit het contact voor reiniging en onderhoud van het voertuig, het vervangen van onderdelen of het omzetten op een andere functie.
Laat reparaties alleen uitvoeren door erkende servicestations of specialisten voor dit gebied die bekend zijn met alle relevante veiligheidsvoorschriften.
Houd u aan de veiligheidskeuringen volgens de lokaal geldende voorschriften voor mobiele, industrieel gebruikte voertuigen.
Reinig knikscharnier, banden, koelribben, hydrauliekslangen en -ventielen, afdichtingen en elektrische en elektronische componenten niet met een hogedrukreiniger.
De informatie in dit hoofdstuk vindt u ook in een bijlage dat altijd bij het voertuig moet worden bewaard.
Het voertuig beschikt over een hydrostatische rijaandrijving en knikbesturing. Hierdoor is het rijgedrag anders dan dat van een gewone auto.
Kantelgevaar
Let erop dat het rijgedrag van een voertuig met knikbesturing aanzienlijk anders is dan dat van een gewone auto.
Rijd gelijkmatig en met aangepaste snelheid door bochten. Dit geldt in het bijzonder voor wanneer u bergop/bergaf rijdt en bij het zijwaarts rijden op hellingen.
Houd rekening met de verplaatsing van het zwaartepunt afhankelijk van de opbouweenheden.
Pas de rijsnelheid bij het rechtdoorrijden en het rijden in bochten aan de omgevingsomstandigheden aan, bijv. aan de gesteldheid van het wegdek en de beladingstoestand.
Let op de ontkoppeling van voor- en achterwand door het centrale pendelscharnier.
Het loslaten van het rijpedaal zorgt voor een actieve vertraging. Anders dan bij een gewone auto, waarbij alleen de motorrem wordt geactiveerd.
In de grote rijstand is de remvertraging bij het loslaten van het rijpedaal duidelijk geringer dan in de kleine rijstand.
In de transportmodus is de remvertraging door loslaten van het rijpedaal duidelijker geringer dan in de werkmodus.
Voertuigen met knikbesturing reageren vooral bij het snel rijden in bochten op sneeuw, ijs, natheid door regen, losse ondergrond en bij omkeermanoeuvres op een helling, directer op stuurbewegingen dat dit bij personenauto's het geval is. Vermijd snel op elkaar volgende stuurbewegingen.
Zwaartepunt / pendelbewegingenOpbouweenheden achteraan en beladingstoestanden beïnvloeden de positie van het zwaartepunt van het voertuig en daarmee het rijgedrag. Stel u vooral na het vervangen van opbouweenheden en bij veranderlijke beladingstoestanden op een veranderd rijgedrag in. De limieten kunnen eerder worden bereikt.
Om een hoge terreingeschiktheid te bereiken, beschikt het voertuig over een centraal pendelgewricht. Dit zorgt ervoor dat beide voertuighelften dwars op de rijrichting onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen.
Door deze bijzonderheid krijgt de bestuurder geen snelle reactie van de achterste voertuighelft. Houd daarom tijdens het rijden de voertuigbewegingen van de achterzijde via de spiegels in het oog.
Gevaar voor letsel op veegmachines met hoge leegsysteem!
Beveilig voor alle werkzaamheden de geheven vuilcontainer. Breng de beveiliging alleen van buiten de gevarenzone aan.
Symbolen onmiddellijk vervangen als ze onleesbaar worden of verloren raken.
![]() | GEVAARVerbrandingsgevaar door hete oppervlakken Laat het voertuig afkoelen voordat u eraan werkt. |
![]() | GEVAARVerbrandingsgevaar door hete uitlaat Raak de uitlaat niet aan. Laat de uitlaat afkoelen voordat u eraan werkt. |
![]() | GEVAARKantelgevaar Rijd alleen over terrein wanneer de dwarshelling niet meer is dan 10°. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door wegspattende voorwerpen Houd voldoende afstand van personen, dieren en voorwerpen. |
![]() | WAARSCHUWINGGevaar voor letsel Gevaar voor beknelling en afknelling aan riemen, zijbezems, vuilreservoir, kap. |
![]() | GEVAARGevaar voor beknelling Let erop dat zich tijdens het werk geen personen in de buurt van het knikscharnier of het voertuig bevinden. Let er bij het gebruik van het voertuig als trekker op dat zich tijdens het werk geen personen tussen voertuig en aanhanger bevinden. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door roterende onderdelen Open de kap pas als de motor stilstaat. |
![]() | LET OPMateriële schade door verkeerd transport Breng bij het transport altijd de transportbeveiliging op het knikscharnier aan. |
![]() | WAARSCHUWINGGezondheidsrisico door giftige uitlaatgassen Adem geen uitlaatgassen in. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door onbevoegd gebruik Trek de contactsleutel uit het contact ter beveiliging tegen onbevoegd gebruik en voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden. |
![]() | LET OPMateriële schade bij reiniging en onderhoud Parkeer voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden het voertuig op een vlakke, vaste ondergrond. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door niet voorziene zitplaats Neem plaats op de bestuurdersstoel. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door overrijden Tijdens het gebruik mogen zich geen personen in de buurt van het voertuig ophouden. |
![]() | GEVAARGevaar voor stoten, gevaar voor beknelling Ondersteun bij het transport of werkzaamheden onder hangende last met geschikte middelen. |
![]() | GEVAARKantelgevaar Leeg de vuilcontainer alleen wanneer het voertuig op een vlakke, vaste ondergrond staat. |
![]() | GEVAARBrandgevaar Veeg geen brandende of gloeiende voorwerpen, zoals bijv. sigaretten, lucifers of dergelijke. |
![]() | GEVAARGevaar voor beknelling Houd de handen uit de buurt van dit bereik. |
![]() | Hoofdschakelaar (accuscheidingsschakelaar) |
![]() | Smeerpunt |
![]() | Smeerlijst |
![]() | Vastsjorpunt |
![]() | Kwaliteit van de remvloeistof en positie waarop remvloeistof kan worden gevuld Positie van het reservoir voor remvloeistof |
![]() | Opnamepunt voor krik of een steun |
![]() | Positie van de hoofdzekering |
![]() | Positie van de zekering F2 |
![]() | Nooduitgang |
![]() | Gebruiksaanwijzing lezen |
![]() | Veiligheidshandschoenen dragen |
![]() | WAARSCHUWINGGevaar voor letsel door hogedrukstraal Richt de hogedrukstraal niet op personen, dieren, actieve elektrische uitrusting of op het apparaat zelf. Bescherm de hogedrukreiniger tegen vorst. |
![]() | GEVAARVerwondingsgevaar door roterende bezem Zorg ervoor dat zich niemand in de buurt van de gevarenzone bevindt. |
![]() | LET OPVerwondingsgevaar door wegrollen van de machine Trek de parkeerrem altijd aan als u de machine parkeert. |
![]() | GEVAARBetreden verboden Kantel het vuilreservoir alleen, als zich niemand in de gevarenzone bevindt. |
![]() | GEVAARKantelen verboden Demonteer de veegopbouw alleen in bedrijfsstand. |
![]() | LET OP
Machine rijdt alleen bij ingeschoven vuilreservoir. |
![]() | LET OPBetreden verboden Klim niet op de machine. |
![]() | WAARSCHUWINGGevaar voor letsel Kantel het vuilreservoir alleen op een effen ondergrond. |
Vervang onleesbare of losgeraakte symbolen onmiddellijk.
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de gebruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld en de functies ervan mogen niet worden omzeild.
Neem de veiligheidsinstructies in de hoofdstukken in acht!
De hoofdschakelaar onderbreekt de elektrische voedingsdraad naar de startmotor.
Koppel op een stilgezet voertuig de accu altijd los (stand accu losgekoppeld).
Voorwaarden voor het starten van de motor:
De hoofdschakelaar ingeschakeld(stand accu verbonden)
De bestuurder zit in de bestuurdersstoel
Als de bestuurdersstoel niet belast is:
Kan met het voertuig niet gereden worden.
Kan de PTO voor niet ingeschakeld worden of schakelt uit.
De parkeerrem heeft hydraulische druk nodig om te lossen.
Bij een afgezette motor is de parkeerrem daarom aangetrokken.
Bij draaiende motor en de rijrichtingshendel in de stand NEUTRAAL is de parkeerrem eveneens aangetrokken.
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indicatie "Parkeerrem aangetrokken" brandt bij een aangetrokken parkeerrem.
De bestuurder wordt beschermd tegen blikseminslag in de bestuurderscabine.
De bestuurderscabine heeft een kantelbeveiligingsstructuur (ROPS), die omkantelen na kantelen voorkomt.
De bestuurderscabine heeft geen beschermende structuur voor vallende voorwerpen (FOPS).
De bestuurderscabine heeft geen bescherming tegen binnendringende objecten (OPS).
Gebruik altijd de veiligheidsgordel.
Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen batterijen en oplaadapparaten
Vervang de batterijen alleen door batterijen van hetzelfde type!
Verwijder de batterij voordat u het voertuig afvoert en voer het voertuig af met inachtneming van de landspecifieke en plaatselijke voorschriften.
Neem bij de omgang met batterijen volgende waarschuwingsinstructies in acht:
![]() | Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de batterij en op de batterij alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen. |
![]() | Oogbescherming dragen. |
![]() | Kinderen uit de buurt van zuur en batterij houden. |
![]() | Explosiegevaar |
![]() | Vuur, vonken, open licht en roken verboden. |
![]() | Verbrandingsgevaar |
![]() | Eerste hulp. |
![]() | Waarschuwing |
![]() | Afvalverwijdering |
![]() | Batterij niet in de vuilnisbak gooien. |
Brand- en explosiegevaar
Leg geen gereedschap of andere voorwerpen op de batterij.
Vermijd absoluut roken en open vuur.
Zorg bij het laden van batterijen in ruimtes voor een goede ventilatie.
Gebruik uitsluitend door Kärcher vrijgegeven batterijen en oplaadapparaten (originele reserveonderdelen).
Milieugevaar door ondeskundige verwijdering van de batterij
Voer defecte of opgebruikte batterijen op een veilige manier af (neem eventueel contact op met een afvalverwijderingsfirma of met de Kärcher-service).
Bij reglementair gebruik en wanneer de gebruiksaanwijzing wordt opgevolgd vormen loodbatterijen geen gevaar.
Houd er echter rekening mee dat loodbatterijen zwavelzuur bevatten dat ernstig letsel kan veroorzaken.
Gemorst zwavelzuur of zwavelzuur dat uit een lekkende batterij treedt met absorptiemiddel opvangen, bijv. zand. Niet in de riolering, de bodem of de wateren laten terechtkomen.
Zuur neutraliseren met kalk/natriumcarbonaat en volgens de plaatselijke voorschriften afvoeren.
Neem contact op met een afvalverwerkingsbedrijf voor de afvoer van defecte batterijen.
Zuurspatten in het oog of op de huid met veel helder water uit- resp. afspoelen.
Daarna onmiddellijk een arts raadplegen.
Vervuilde kleding met water uitwassen.
Kleding vervangen.
Begripsdefinitie hydraulische PTO
Power Take Off = hydraulische krachtaftgifte
Begripsdefinitie AUX
Auxilliary valve = extra stuurventiel
Aansluitingen rechts
Aansluitingen links
Aansluitingen rechts
Hydraulische aansluiting AUX, optillen/neerlaten
Hydraulische PTO (40 l/min)
Aansluitingen links
Hydraulische aansluiting AUX, optillen/neerlaten
Retour (40 l/min)
Begripsdefinitie elektrische PTO
Power Take Off = elektrische energie-afgifte
Aansluitingen rechts
Aansluitingen links
De hoofdschakelaar onderbreekt de elektrische toevoerleiding naar de startermotor.
Wordt bij een draaiende motor de hoofdschakelaar bediend (accu gescheiden), dan gaat de motor uit.
Scheid de accu altijd bij een afgezet voertuig.
Het hydraulische ventiel voor de noodbediening bevindt zich achter de bestuurderscabine, onder een afdekking.
Een desbetreffende beschrijving staat in het hoofdstuk Hulp bij storingen.
Het hydraulische ventiel is nodig als:
het vuilreservoir/aanbouwframe niet kan worden opgetild omdat het hydraulische systeem van het apparaat is uitgevallen. Bijvoorbeeld is de motor uitgevallen.
de frontkrachttiller/zuigmond niet kan worden opgetild omdat het hydraulische systeem van het apparaat is uitgevallen. Bijvoorbeeld is de motor uitgevallen.
de veeraccumulator van de parkeerrem niet kan worden gelost, bijv. voor het wegslepen van het voertuig.
Al naargelang de versie van het voertuig zijn er verschillende uitvoeringen van de schakelhefboom.
Met het omschakelventiel kan het hydraulische systeem tussen het vuilreservoir en het aanbouwframe worden omgeschakeld.
Vuilreservoir een aanbouwframe worden elektronisch bewaakt. Beide functies kunnen niet tegelijk worden bediend.
Met het omschakelventiel kan het hydraulische systeem tussen het vuilreservoir en het aanbouwframe worden omgeschakeld.
Vuilreservoir een aanbouwframe worden elektronisch bewaakt. Beide functies kunnen niet tegelijk worden bediend.
De bestuurdersdeur bevindt zich in rijrichting links, de nooduitgang rechts.
De deuropener en de deurgrepen binnen kunnen als in- en uitstaphulp worden gebruikt.
Sluit beide deuren na het parkeren van het voertuig met de contactsleutel af.
Onder de bijrijdersstoel is er een afsluitbaar opbergvak. Daarin kunnen documenten, gebruiksaanwijzing, diverse kleine onderdelen of het sleepoog worden ondergebracht.
De nooduitgang bevindt zich in rijrichting links. De nooduitgang wordt geopend door aan de deuropener te trekken.
De noodhamer bevindt zich linksboven, achter de bijrijdersstoel. Sla in geval van nood de ruiten met de noodhamer in.
De bedieningsconsole bevindt zich op de linker armleuning van de bestuurdersstoel. De armleuning kan individueel op de bestuurder worden ingesteld; zie hoofdstuk Bestuurdersstoel instellen.
Op voertuigen voor links rijden (optioneel), bijvoorbeeld voor UK, bevindt zich de bedieningsconsole op de rechter armleuning van de bestuurdersstoel.
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
Frontkrachttiller optillen en front-PTO uit (terug)
Frontkrachttiller optillen en front-PTO aan (voor)
AUX 1 bedienen (rechts / links)
Zwevende stand frontkrachttiller inschakelen (voor)
Zwevende stand frontkrachttiller uitschakelen (terug)
AUX 2 bedienen (voor / terug)
AUX 3 bedienen (links)
(A) | Aftakas voorzijde 40 l/min, 80 l/min |
(B) | Aftakas achterzijde 40 l/min |
(C) | Toets voor het instellen van het motortoerental |
(D) | Geen functie |
(E) | Geen functie |
(F) | Toets indrukken om ingestelde waarden of programma's op te slaan en submenu’s te openen. |
(G) | Draaiknop voor het wijzigen van waarden en selecteren van programma's. |
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
Zuigventilator heeft na het uitschakelen ca. 15 seconden nalooptijd
(A) | Knop linker en rechter zijbezemtoerental Bij individueel opheffen (optie) toets linker toerental zijbezems |
(B) | Bij individueel opheffen (optie) toets rechter toerental zijbezems |
(C) | Motortoerental voor het instellen van de waarden indrukken InstructieVan het ingestelde motortoerental is de zuigcapaciteit afhankelijk.
|
(D) | Bij individueel optillen (optie), toets aanpersdruk rechter zijbezems |
(E) | Knop, aanpersdruk linker en rechter zijbezem Bij individueel optillen (optie), toets aanpersdruk linker zijbezems |
(F) | Geheugenknop indrukken om de ingestelde waarden of programma's op te slaan |
(G) | Draaiknop indrukken om de ingestelde waarden te wijzigen |
De verse lucht wordt aan de zijkant aan de bestuurderscabine door een stoffilter of een fijnstoffilter aangezogen.
De functie circulatieluchtmodus zorgt bij een ingeschakelde airconditioning of een ingeschakelde aanjager voor het sneller vrij worden van de voorruit. Ook kan hiermee de cabinelucht sneller worden opgewarmd. Bruikbaar ook bij slechte geurtjes van buiten.
Hendel voor circulatieluchtmodus naar voren trekken.
Gebruik deze functie slechts beperkte tijd omdat bij deze instelling geen luchtuitwisseling van buiten plaatsvindt.
De schakelaar voor het leegmaken van het vuilreservoir bevindt zich naast de bestuurdersstoel.
Waterpomp inschakelen (bedieningsconsole).
Aan betreffende doseerknop draaien.
De hoeveelheid sproeiwater verhoogt bij het naar links draaien. Bij het naar rechts draaien vermindert deze.
De indicatie in de schakelaar brandt als deze is ingeschakeld.
Het contactslot bevindt zich onder de rijrichtingshendel.
Volgende indicatie wordt na het inschakelen van het contact op het display weergegeven.
Door drukken op de desbetreffende functietoets verandert de weergave op het display. Door opnieuw indrukken of indrukken van de ‘Home’ knop navigeert u terug.
Wijzigen van instelwaarden wordt uitgevoerd met de instelknoppen.
Functietoetsen | |
---|---|
F1 | Hier kan informatie, zoals de gebruiksaanwijzing van het voertuig, zijn opgeslagen In de werkmodus: Hogedrukreiniger inschakelen (optie) |
F2 | Weergave van datum en tijd |
F3 | Instellingen |
F4 | Stoelcontactschakelaar overbruggen, zie hoofdstuk Gebruik met overbrugde stoelcontactschakelaar |
F5 | Waarschuwingssignaal voor achteruitrijden aan/uit |
F6 | Achteruitrijcamera aan/uit |
F7 | Zuigmondcamera aan/uit |
F8 | Tempomaat set |
F9 | Tempomaat resume |
F10 | Servicemenu |
Insteltoetsen | ||
---|---|---|
![]() | Toets + | springt binnen een instelbewerking een veld naar boven |
![]() | Toets - | springt binnen een instelbewerking een veld naar onderen |
![]() | "Home"-toets | Gaat naar het "home" beeldscherm van de betreffende modus (transport/werk) |
![]() | Esc-toets | springt binnen een instelbewerking een stap terug |
![]() | "Return"-toets | sluit een instelbewerking af |
In de start-/transportmodus worden volgende indicaties op het display weergegeven.
Volgende symbolen en waarschuwingen kunnen op het display worden weergegeven.
![]() | Parkeerlicht |
![]() | Rijlicht |
![]() | Groot licht |
![]() | Mistlamp |
![]() | Storing hydraulische oliefilter |
![]() | Voorgloeien actief |
![]() | Waarschuwing batterijlaadstand |
![]() | Storing |
![]() | Waarschuwing peil hydraulische olie |
![]() | Waarschuwing brandstofvulpeil |
![]() | Zweefstand in positie 1 |
![]() | Zweefstand in positie 2 |
![]() | Zweefstand in positie 1 en 2 |
![]() | Rijrichtingsindicatie |
![]() | Regeneratieproces uitvoeren |
![]() | Storing luchtfilter motor |
![]() | Kritieke storing, motor uitschakelen |
![]() | Zuigmond onderaan |
![]() | Storing stoelcontactschakelaar |
![]() | Waarschuwing koelvloeistoftemperatuur motor |
![]() | Parkeerrem actief |
![]() | Knipperlicht controlelampje voor achterverlichting |
![]() | Waarschuwing motoroliedruk |
![]() | Waarschuwing temperatuur hydraulische olie te hoog |
![]() | Regeneratie niet mogelijk |
![]() | Uitlaattemperatuur hoog |
![]() | Motor afzetten |
![]() | Storing motor |
![]() | Service vereist |
Wordt naar de werkmodus overgeschakeld (PTO), dan wordt volgende indicatie op het display weergegeven.
De functie- en insteltoetsen werden in het vorige hoofdstuk beschreven.
Wordt naar de werkmodus overgeschakeld (PTO), dan wordt volgende indicatie op het display weergegeven.
Het hydraulische systeem moet drukloos worden gemaakt vooraleer de hydraulische slangen van de hydraulische aansluitingen worden gescheiden.
Signaalstekker voor herkenning aanbouwapparaat (vooraan) uittrekken.
Contact inschakelen (motor niet starten).
Werkhydrauliek aftakas inschakelen (aan bedieningsconsole van de armleuning).
Op het display de functietoets F 10 indrukken.
Functietoets F 6 indrukken.
Hydraulisch systeem achterzijde is drukloos
Functietoets F1 indrukken.
Hydraulisch systeem voorzijde is drukloos
Hydraulische slang loskoppelen.
Aanbouwapparaat demonteren.
De montage gebeurt in omgekeerde volgorde.
Claxonneren: knop op de voorzijde indrukken
Knipperen naar rechts: hendel naar voren
Knipperen naar links: hendel naar achteren
Groot licht: hendel bij ingeschakeld dimlicht naar onderen drukken
Lichtsignaal: aan hendel trekken en loslaten
Ring draaien: ruitenwissers inschakelen
vooruit draaien - interval
achteruit draaien - 1e niveau Permanent wissen, verder draaien voor 2e niveau
Ring indrukken: Wissen met poetswater
Met de rijrichtingsschakelaar de rijrichting selecteren.
Met de rijrichtingsschakelaar kunnen volgende functies worden geselecteerd, de gekozen programma's worden op het display weergegeven.
Neutrale stand
Rijrichtingschakelaar zit in het midden
Rijrichting vooruit
Rijrichtingschakelaar naar boven en naar voren drukken
Rijrichting achteruit
Rijrichtingschakelaar naar boven en naar achteren trekken
Omschakeling rijprogramma snel (haas) en rijprogramma langzaam (schildpad)
Rijrichtingschakelaar in asrichting drukken (rijrichtingschakelaar moet zich hierbij in neutraal bevinden).
Bij het loslaten van het rijpedaal wordt de snelheid abrupt vertraagd, anders dan op een personenauto
In de hogere versnelling is de remvertraging bij het loslaten van het rijpedaal beduidend minder dan in de lagere versnelling.
In de transportmodus is de remvertraging bij het loslaten van het rijpedaal beduidend minder dan in de werkmodus.
Wordt het rijpedaal ingetrapt dan wordt het motortoerental hoger.
Het rijpedaal is geveerd. Als men het rijpedaal laat opkomen wordt het motortoerental lager.
Wordt het rijpedaal losgelaten dan vertraagt resp. stopt de hydrostatische aandrijving het voertuig.
Het rempedaal activeer het remsysteem van de voorwielen.
Parkeerrem voor het beveiligen van het geparkeerde voertuig.
Wanneer op het display het waarschuwingslampje "parkeerrem actief" brandt, is de parkeerrem aangetrokken.
De opbouw van de zuigveegmachine bestaat uit vuilreservoir, veeginrichting en zuigmond.
Er mogen alleen accessoires, onderdelen en aanbouwsets worden gebruikt die door de fabrikant zijn goedgekeurd. Om risico's te vermijden mogen reparaties en de inbouw van onderdelen alleen door de geautoriseerde servicedienst worden uitgevoerd. Informatie over accessoires en onderdelen vindt u onder www.kaercher.nl.
De volgende accessoires en opties kunnen bovendien worden aangeschaft en op de machine worden aangebracht.
In de recyclingsmodus wordt de zuigslang door water dat in de vuilcontainer wordt gevuld, continu gereinigd.
Het water wordt door een pijpfilter in de vuilcontainer gefilterd en via een ventiel door de recyclingwaterslang naar de zuigmond geleid.
In de zuigmond wordt dit recyclingwater direct aangezogen en door de zuigslang terug in de vuilcontainer gezogen.
De zuigslang wordt daarbij continu gereinigd.
Bij montage achteraf moeten de houders worden aangebracht en voor bezems en schopsteel uitsparingen aan de bekleding.
De zuigmondcamera is aan de zuigmond van het veegsysteem bevestigd.
De achteruitrijcamera bevindt zich aan de achterkant van het voertuig.
De achteruitrijcamera is geen vervanging voor de oplettendheid voor de omgeving
Let bij het achteruitrijden altijd op de omgeving.
Er mogen zich geen personen, dieren of voorwerpen binnen het rangeergebied bevinden.
De radio is optioneel verkrijgbaar en bevindt zich in de plafondconsole.
Raadpleeg de bedieningshandleiding van de fabrikant voor de bediening.
Om het hydraulische werksysteem (PTO) ook bij ontlaste stoelcontactschakelaar te kunnen gebruiken, kan de stoelcontactschakelaar worden overbrugd.
Zo kan bijvoorbeeld de handzuigslang of de hogedrukreiniger worden gebruikt, zonder dat een persoon op de stoel zit.
Deze functie is alleen in de werkmodus mogelijk, zie hoofdstuk Stoelcontactschakelaar overbruggen.
Parkeerrem bedienen.
Functietoets F4 indrukken.
Op het display verschijnt het waarschuwingssymbool "stoelcontactschakelaar overbrugd".
Functietoets F4 opnieuw indrukken om de functie op te heffen.
De stoelcontactschakelaar is nu overbrugd, de PTO blijft echter verder actief.
De handleiding van de aanbouwapparatuur lezen.
Bij gebruik van aanbouwapparatuur of getrokken machines en aanhangers voor de inbedrijfstelling de betreffende handleidingen lezen en opvolgen.
Neem de toegestane belastingen in acht, zie hoofdstuk Technische gegevens.
Borgsplitpennen eruit trekken.
Beide pennen eruit trekken.
Transportbeveiliging in de opbergplaats schuiven.
Pennen erin steken.
Pennen met borgsplitpen borgen.
Hoofdschakelaar op stand "Accu verbonden" zetten.
Gevaar voor ongevallen en letsel door gebrekkig voertuig
Stel het voertuig niet in bedrijf wanneer aan een punt van de veiligheidscontrole niet is voldaan en laat het voertuig repareren.
Voer voor iedere inzet van het voertuig de aanbevolen veiligheidscontrole uit.
Controleer voor elke start volgende punten:
Transportbeveiliging lossen, zie hoofdstuk Transportbeveiliging op het knikscharnier loshalen
Hydraulische aansluitingen op netheid
Hydraulische leidingen op lekkage
Hydraulisch oliepeil, zie hoofdstuk Peil hydraulische olie controleren en hydraulische olie bijvullen
Motoroliepeil, zie hoofdstuk Motoroliepeil controleren
Koelvloeistofpeil, zie hoofdstuk Koelvloeistofpeil controleren en koelvloeistof bijvullen
Bij vorstgevaar koelvloeistof op voldoende antivriesmiddel
Elektrische leidingen op beschadiging
Schroeven en moeren op vastheid
Voertuig, motor en radiatorrooster op beschadiging
Motorluchtfilter op properheid
Cabinestoffilter op properheid
Vloeistofniveau in het ruitensproeierreservoir, zie hoofdstuk Ruitensproeierreservoir vullen
Bandenspanning en bandenslijtage
In het voertuig
Gaspedaal op lichtlopendheid
Is de werkhydraulica (PTO) uitgeschakeld?
Bij ingeschakeld contact: branden de waarschuwingslampjes voor laadcontrole en oliedruk?
Motor starten en het volgende controleren:
gaan de waarschuwingslampjes voor de laadcontrole en oliedruk uit?
Functioneren temperatuurindicatie en tankindicatie?
Zijn verlichting, rijrichtingsindicatie en knipperinstallatie in orde?
Voer deze veiligheidscontrole uit aanvullend op de veiligheidscontrole van de apparaatdrager.
Controleer voor aanvang van de rit de bedrijfs- en verkeersveiligheid.
Bevestiging van de vuilcontainer.
Hydraulische en elektrische aansluitingen naar de apparaatdrager.
Aansluiting sproeiwater voor veegsysteem en zuigmond.
Aansluiting voor recyclingwater naar de zuigmond (optie).
Vulniveau sproeiwater op de schoonwatertank.
Vulniveau recyclingwater in de vuilcontainer (optie).
Veegsysteem en bezems op verstrikt geraakte snoeren en linten.
Aansluitingen op het veegsysteem en de zuigmond.
Bevestiging van het veegsysteem en de zuigmond.
Gevaar voor ongevallen
Stel de bestuurdersstoel alleen bij een stilstaand apparaat in.
De linker armleuning voor de bediening van de bedieningsconsole in helling, hoogte en positie instellen.
De demping van de bestuurdersstoel gebeurt automatisch.
De bijrijdersstoel is in horizontale richting verstelbaar, om te verstellen hendel naar boven trekken.
Gevaar voor ongevallen
Stel de stuurwielpositie alleen bij stilstaand voertuig in.
Aan hendel voor de hellingsverstelling trekken, vasthouden en stuurwiel op gewenste helling instellen.
Hendel inschuiven.
Klemhendel voor de hoogte lossen en stuurwiel op de gewenste hoogte instellen.
Klemhendel vergrendelen.
Explosiegevaar
Tank niet in gesloten ruimten.
Rook niet en vermijd open vuur.
Zorg ervoor dat er geen brandstof op hete oppervlakken terechtkomt.
Contact uitschakelen.
Tankdop openen.
Brandstof tanken
Uitsluitend de in de handleiding vermelde brandstof mag worden gebruikt.
Overgelopen brandstof afnemen en tankdop sluiten.
Brandstofhoeveelheid voordien inschatten om het overlopen te vermijden.
Sluiting van de vulopening openen.
Schakelhefboom op stand "vullen".
Watertoevoerslang aan de vulopening aanbrengen.
Watertank vullen.
Om de terugzuiging te vermijden, mag de waterslang voor het vullen van de watertank niet worden ingebracht.
Watertoevoer sluiten.
Watertoevoerslang verwijderen.
Sluiting van de vulopening sluiten.
Schakelhefboom op stand "gesloten".
Bij het watercirculatiesysteem (recycling-modus) wordt het water direct in het vuilreservoir gevuld.
Rechter bekleding ontgrendelen en naar buiten draaien.
Afsluiting van de watervulaansluiting en waterafvoer verwijderen.
Waterslang op watervulaansluiting aansluiten
Vuilreservoir met water vullen (max. 100 liter) tot er water uit de geopende waterafvoer loopt.
Beide afsluitingen weer aanbrengen.
Bekleding sluiten.
Recyclingmodus op bedieningsconsole inschakelen.
Gevaar voor beknelling
Let erop dat zich tijdens het werk geen personen in de buurt van het knikscharnier of het voertuig bevinden.
Let er bij het gebruik van het voertuig als trekker op dat zich tijdens het werk geen personen tussen voertuig en aanhanger bevinden.
Gevaar voor verbranding
Gebruik het voertuig alleen wanneer alle beplatingen zijn aangebracht.
Gevaar voor beschadiging door oververhitte hydrauliekolie of oververhitte motor
Stel bij te hoge hydrauliekolietemperatuur of bij te hoge koelmiddeltemperatuur het motortoerental op stationair (motor niet afzetten).
Voer de maatregelen in hoofdstuk Hulp bij storingen uit.
Gevaar voor beschadiging door tekort smering
Breng bij het oplichten van het waarschuwingslampje "motoroliedruk" tijdens het werk het voertuig uit de gevarenzone, schakel de motor onmiddellijk uit en verhelp de storing.
Verminderde stabiliteit door opbouw
Pas uw rijstijl aan.
Rijd de eerste 100 bedrijfsuren voorzichtig en voorkom overbelasting.
Na 50 bedrijfsuren motorolie, motoroliefilter en hydraulische oliefilter vervangen (door bevoegde klantenservice).
De parkeerrem heeft hydraulische druk nodig om te lossen. Bij een uitgeschakelde motor wordt de rem automatisch bediend.
Bij een draaiende motor en de rijrichtingshendel op NEUTRAAL is de parkeerrem eveneens aangetrokken.
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indicatie "Parkeerrem aangetrokken" brandt bij een aangetrokken parkeerrem.
Aan de 3 regelaars de instellingen voor ventilatie, verwarming en airconditioning (optie) uitvoeren.
Aan de ventilatieopeningen de hoeveelheid en de richting van de luchtstroom instellen.
De hoofdschakelaar moet ingeschakeld zijn.
Op de bestuurdersstoel plaats nemen en veiligheidsgordel omdoen.
Contactsleutel in het contactslot steken.
De rijrichtinghendel in middelste stand zetten (neutrale stand).
Contact inschakelen.
De waarschuwingslampjes voor laadcontrole en motoroliedruk moeten oplichten.
Motor starten.
De waarschuwingslampjes voor laadcontrole en motoroliedruk moeten uitgaan. Zo niet de motor uitschakelen en de storing verhelpen.
Bij een temperatuur van de omgeving onder 0 °C: Het voertuig met laag motortoerental warmdraaien totdat het waarschuwingslampje "temperatuur hydrauliek te laag" dooft.
Rijrichtingschakelaar naar het stuurwiel en in de gewenste rijrichting drukken.
De rijrichting wordt op het display weergegeven.
Rijrichtingschakelaar in middelste stand brengen (neutrale stand).
De motor is in nullast.
Rijrichtingschakelaar in asrichting drukken.
Transportsnelheid kiezen (tussen schildpad 20 km/h en haas 40 km/h).
De symbolen worden op het display weergegeven.
De rijsnelheid met het rijpedaal regelen.
Foute bediening
Voor het wijzigen van de rijsnelheden moet het voertuig stilstaan en moet de rijrichtingschakelaar in neutraal staan.
Staat bij het wijzigen van de rijsnelheid de rijrichtingschakelaar op vooruit of achteruit, dan verandert weliswaar het symbool schildpad/haas op het display, de omschakeling vindt echter niet plaats.
Gevaar voor ongevallen
Rijd nooit met geheven vuilcontainer.
Gevaar voor ongevallen
Laat het rijpedaal tijdens de rit niet abrupt los. Het voertuig wordt bij het loslaten van het rijpedaal afgeremd. Het voertuig wordt bij het loslaten van het rijpedaal in de transportmodus minder afgeremd dan in de werkmodus.
Beschadigingsgevaar
Stel zeker dat het voertuig bij het passeren van obstakels niet vast komt te zitten.
Passeer obstakels tot 150 mm langzaam en voorzichtig onder een hoek van 45°.
Passeer obstakels van meer dan 150 mm alleen met een geschikte rijplank.
Gevaar voor ongevallen
Schakel bij het rijden over de openbare weg voor transportdoeleinden (niet bij reiniging van de straat) de PTO uit en sluit de neerlaatsmoring voor de fronthefinrichting.
PTO uitschakelen.
Rijpedaal voorzichtig intrappen.
Rijrichting met het stuurwiel kiezen.
Rijpedaal op laten komen.
Het voertuig remt automatisch en blijft stilstaan.
Voor een sterkere remwerking of in geval van nood het rempedaal bedienen.
De tempomaat is alleen in de werkmodus actief.
Tempomaat activeren
Gewenste werksnelheid met het rijpedaal selecteren.
Functietoets F 8 indrukken.
De tempomaat is geactiveerd.
Tempomaat deactiveren
Rempedaal of functietoets F 8 indrukken.
Functietoets F 9 (tempomaat resume) activeert de voordien ingestelde snelheid.
Voertuig stoppen.
Rijrichtingshendel in neutraal brengen (middelste stand).
In deze stand is de parkeerrem automatisch geactiveerd, het voertuig rijdt niet.
Frontkrachttiller neerlaten.
Bij veegmachine:
Zijbezem optillen.
Functie "eco" uitschakelen
of
Waterpomp uitschakelen.
20 seconden wachten.
Zuigventilator uitschakelen.
Zuigmond optillen.
PTO uitschakelen.
Alle veegfuncties zijn gedeactiveerd.
Motor 1 tot 2 minuten stationair laten draaien.
Contact uitschakelen en contactsleutel uittrekken.
30 seconden wachten zodat het opslagproces van de motorregeleenheid kan worden afgesloten.
Hoofdschakelaar op positie 0 draaien.
Pedaal kort bedienen: Volledige bezemaanpersdruk en verhoogd toerental voor sterke vervuiling.
Pedaal ingedrukt houden: Zuigmond blijft bij het achteruitrijden onderaan, zuigmateriaal wordt ook bij het achteruitrijden opgenomen.
(A) | Toets voor het instellen van het toerental zijbezems Bij individueel opheffen (optie) toets linker toerental zijbezems |
(B) | Toets voor het instellen van het toerental zijbezems Bij individueel opheffen (optie) toets rechter toerental zijbezems |
(C) | Toets voor het instellen van het motortoerental InstructieVan het ingestelde motortoerental is de zuigcapaciteit afhankelijk.
|
(D) | Toets voor aanspreekdruk linker en rechter zijbezems Bij individueel optillen (optie), toets aanpersdruk rechter zijbezems |
(E) | Toets voor aanspreekdruk linker en rechter zijbezems Bij individueel optillen (optie), toets aanpersdruk linker zijbezems |
(F) | Geheugentoets indrukken om ingestelde waarden of programma's op te slaan |
(G) | Draaiknop voor het wijzigen van waarden en selecteren van programma's |
PTO inschakelen.
Toets toerental zijbezems indrukken.
Instellingen verschijnen op het display.
Met de draaiknop het gewenste toerental zijbezems selecteren.
Geheugentoets indrukken.
Het toerental zijbezems is opgeslagen.
Toets motortoerental indrukken.
Instellingen verschijnen op het display.
Met de draaiknop het gewenste motortoerental selecteren.
Geheugentoets indrukken.
Het motortoerental is opgeslagen.
Toets aanpersdruk voor zijbezems indrukken.
Instellingen verschijnen op het display.
Met de draaiknop de gewenste aanpersdruk selecteren.
Geheugentoets indrukken.
De aanpersdruk is opgeslagen.
Bediening met joystick rechts
Zuigventilatie heeft na het uitschakelen ca. 15 seconden nalooptijd
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
Motor starten, zie hoofdstuk Motor starten.
Hydraulisch systeem inschakelen.
Gewenste motortoerental instellen.
Zuigmond neerlaten inschakelen.
Toerental zijbezems instellen.
Zuigventilator inschakelen.
Linker joystick naar voren.
Bezemarmen links en rechts worden neergelaten en bezem ingeschakeld
Veegbreedte instellen.
Rechter joystick naar voren.
Rechter zijbezem beweegt omlaag en wordt ingeschakeld.
Veegbreedte instellen(optioneel).
Bij het vegen van droog veeggoed dat stof veroorzaakt:
Waterpomp inschakelen.
Optioneel: Indien nodig watercirculatie inschakelen.
Kantelgevaar
Leeg de vuilcontainer alleen op een vaste, vlakke ondergrond.
Houd bij het legen op heuvels en hellingen een veilige afstand aan.
Gevaar door wegrollen.
Zet voor het legen de rijrichtinghendel in neutrale stand.
Bedien de parkeerrem.
Gevaar voor letsel
Schakel voor het legen van de vuilcontainer de zuigventilator uit.
Gevaar voor letsel
Stel zeker dat zich tijdens het legen geen personen en dieren binnen het draaibereik van de vuilcontainer ophouden.
Gevaar voor beknelling
Pak de stangen van het legingsmechanisme niet vast.
Voertuig stoppen.
Parkeerrem bedienen.
De rijrichtinghendel in neutrale stand zetten (middelste stand).
Omschakelhendel in de stand "vuilcontainer" brengen.
PTO inschakelen.
Linker zijbezem heffen en uitschakelen; daarvoor de linker joystick naar rechts en dan terug drukken.
Rechter zijbezem heffen en uitschakelen; daarvoor de rechter joystick naar links en dan terug drukken.
Waterpomp uitschakelen.
20 seconden wachten.
Zuigventilator uitschakelen.
Tuimelschakelaar bedienen.
Vuilcontainer leegmaken.
Aanwijzing
Hef de vuilcontainer steeds helemaal tot in eindstand.
De DPF verzamelt roetdeeltjes die worden verbrand bij bereiken van de filterbelasting door verhoging van de uitlaatgastemperatuur (regeneratie).
Het regeneratieproces wordt automatisch uitgevoerd tijdens het werk of tijdens het rijden of kan indien nodig handmatig worden gestart.
Hoe hoger de toerentallen tijdens het rijden zijn of hoe hoger de belasting is, hoe minder vaak een handmatige regeneratie moet worden uitgevoerd.
In deze modus neemt de motorregeleenheid de regeneratie zelfstandig over. Wanneer het regeneratieproces wordt uitgevoerd, wordt dit met een symbool in het bovenste gedeelte van het display aangegeven. De omschakeling tussen automatische en handmatige regeneratie gebeurt in het servicemenu via de gereedschapssleutel.
Bij de handmatige regeneratie bepaalt de bestuurder wanneer het dieseldeeltjesfilter (DPF) het regeneratieproces uitvoert. Er zijn 5 niveaus.
Handmatige regeneratie - niveau 1Niveau 1 wordt geactiveerd wanneer het DPF de maximale hoeveelheid fijn stof heeft verzameld. Er wordt een overeenkomstige waarschuwing uitgegeven. Heeft de bestuurder de automatische regeneratie geactiveerd, dan begint deze.
In het bovenste gedeelte van het display wordt een symbool weergegeven.
Handmatige regeneratie - niveau 2Wanneer de automatische regeneratie niet is uitgevoerd of de motorregeleenheid deze niet kan uitvoeren, verschijnt in het bovenste gedeelte van het display een knipperend symbool.
Het is mogelijk de automatische regeneratie of de "geparkeerde regeneratie" te activeren.
Handmatige regeneratie - niveau 3Via een waarschuwing met een symbool in het bovenste gedeelte wordt de bestuurder gevraagd de regeneratie onmiddellijk te starten. De automatische regeneratie is geblokkeerd, alleen de "geparkeerde regeneratie" is toegestaan.
Het voertuig kan alleen nog met beperkt toerental worden voortbewogen.
Handmatige regeneratie - niveau 4De regeneratie kan alleen nog door een servicekracht worden uitgevoerd. De automatische regeneratie en de "geparkeerde regeneratie" zijn geblokkeerd. Het voertuig kan alleen met beperkt toerental worden voortbewogen.
Een waarschuwing met een symbool is zichtbaar op het display.
Handmatige regeneratie - niveau 5Een regeneratie is niet meer mogelijk. Een overeenkomstige waarschuwing moet duidelijk worden weergegeven. "Geparkeerde regeneratie" en automatische regeneratie zijn gedeactiveerd.
Het voertuig kan alleen met beperkt toerental worden voortbewogen.
De "geparkeerde regeneratie" mag alleen worden uitgevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Stand rijrichting: Neutraal
Parkeerrem actief
Geen weergave van foutcodes van de motorregeleenheid
Gaspedaal niet ingedrukt
Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de handmatige regeneratie worden geactiveerd.
Duur van de geparkeerde regeneratie: ca. 30 minuten.
De stoel mag worden verlaten!
Gevaar voor verbranding
Tijdens het regeneratieproces kunnen uitlaatgassen een temperatuur van 600°C bereiken.
Start het regeneratieproces niet op plaatsen waar gevaar voor brand is.
Onderbreek het regeneratieproces alleen in geval van nood.
Als tijdens het gebruik de weergave voor regeneratie op het display brandt, moet een regeneratieproces worden gestart.
De regeneratie kan automatisch of handmatig worden uitgevoerd.
Bij automatische regeneratie kan worden doorgewerkt.
Voor handmatige reiniging (geparkeerde regeneratie) binnen 15 minuten op een geschikte plaats stoppen.
Duur van de regeneratie ca. 30 min.
Rijrichting op NEUTRAAL en gaspedaal niet intrappen.
De bestuurdersstoel mag gedurende deze periode worden verlaten.
Om het regeneratieproces te starten eerst functietoets F 10 (onderste rechtertoets), vervolgens F 1 voor automatische en F 2 voor handmatige reiniging selecteren.
Bij beide reinigingstypen wordt het motortoerental merkbaar verhoogd. Als de reiniging is uitgevoerd, gaat het indicatielampje uit en wordt het motortoerental weer verlaagd.
De bovenstaande instructies voor de regeneratie zijn in de meeste gevallen voldoende. Uitgebreidere beschrijvingen staan in het hoofdstuk "Storingen met weergave".
Ervoor zorgen dat er voldoende antivriesmiddel in de koelvloeistof voorhanden is.
Bij gebruik in de winter moeten het veegsysteem en de zuigmond worden gedemonteerd en opgeslagen.
Gebruik de hogedrukreiniger uitsluitend voor volgende werkzaamheden:
Reinig met hogedrukstraal zonder reiniging (bijv. reinigen van gevels, parkbanken, tuinpaden).
Gebruik de hogedrukreiniger alleen met de meegeleverde vlakstraalsproeier.
Deze hogedrukreiniger is alleen voor het gebruik aan de veeg-/zuigmachine MC 130 bestemd en gekeurd.
Bij het verminderen van de waterhoeveelheid met de druk- en hoeveelheidsregeling opent de overstroomklep en stroomt een deel van het water terug naar de zuigzijde van de pomp.
Het veiligheidsventiel gaat open bij overschrijding van de toegestane bedrijfsoverdruk, en het water stroomt terug naar de zuigzijde van de pomp.
Terugstroom van vervuild water in het drinkwaternet
Gezondheidsrisico
Neem de voorschriften van uw waterbedrijf in acht.
Overeenkomstig de voorschriften mag het apparaat nooit zonder systeemscheider op het drinkwaternet worden gebruikt. Gebruik een systeemscheider van KÄRCHER of een andere systeemscheider conform EN 12729 Type BA. Water dat door een systeemscheider stroomt, geldt niet meer als drinkwater. Sluit de systeemscheider steeds aan op de watertoevoer, nooit direct op de wateraansluiting van het apparaat.
Gevaar voor letsel door hogedrukstraal
Richt de hogedrukstraal niet op personen, dieren, actieve elektrische uitrusting of op het apparaat zelf.
Bescherm de hogedrukreiniger tegen vorst.
Milieuverontreiniging door olie
Reinig motoren alleen op plaatsen met de olieafscheider.
Gebruik alleen sproeiers met de in de gegevens gegevens vermelde afmetingen.
Doe het volgende als dit nog niet is gebeurd:
Sluit de hogedrukslang en straalbuis aan.
Sluit de watertoevoerslang aan en open de afsluitkraan van de watertoevoer.
Gebruik de hogedrukreiniger alleen bij een motortoerental van 1600 1/min en alleen in de werkmodus.
Watervulpeil controleren en watertank van de MC 130 evt. vullen.
Open de afsluitkraan van de watertoevoer.
Zet de rijrichtingshendel in de middelste stand NEUTRAAL en start de motor.
Haal het handspuitpistool en de hogedrukslang uit het opbergvak.
Werkhydraulica PTO inschakelen.
Functietoets F1 op het display indrukken en hogedrukreiniger inschakelen.
Het motortoerental wordt automatisch naar 1600 tpm verhoogd.
Op het display verschijnt het symbool "Hoge druk".
Hogedrukreiniger met de schakelaar naast de bestuurdersplaats inschakelen.
Handspuitpistool ontgrendelen.
Hendel van het handspuitpistool indrukken en met de reiniging beginnen.
Bij het eerste gebruik of een lege watertank moet de hogedrukreiniger worden ontlucht:
Gebruik de hogedrukreiniger zonder sproeier tot er geen lucht meer in het systeem zit.
Handspuitpistool sluiten.
Schakel de hogedrukreiniger uit met de schakelaar rechts naast de bestuurdersplaats.
Werkhydraulica uitschakelen.
Handspuitpistool bedienen tot het apparaat drukloos is.
Veiligheidshendel van het handspuitpistool bedienen om hendel van het pistool tegen het per ongeluk loskomen te beveiligen.
Bevestig het handspuitpistool met straalbuis en hogedrukslang in het opbergvak.
Indien bijv. bij gebruik in de winter (zout strooien en andere werkzaamheden) de hogedrukreiniger niet nodig is:
Systeem met perslucht uitblazen - zie hoofdstuk Vorstbescherming.
Verwijder het hogedrukpistool met straalbuis en hogedrukslang van het apparaat.
Verwijder de apparaatafdekking (3 snelsluitingen) en sluit de hogedrukuitgang met het daarvoor bestemde beschermingsonderdeel af.
Koppel de watertoevoer bij de GEKA-aansluiting los.
Sluit de watertoevoer voor de hogedrukpomp af.
Watertoevoerslang van de watertank onder het vuilreservoir bevestigen (opbergen).
Alle hydraulische slangen en aansluitingen op dichtheid controleren.
Hogedrukslang op beschadiging controleren (barstgevaar).
Beschadigde hogedrukslang onmiddellijk vervangen.
Apparaat (pomp) op dichtheid controleren.
3 druppels water per minuut zijn toegestaan en kunnen aan de onderkant van het apparaat naar buiten komen. Bij grotere lekkage contact opnemen met de klantenservice.
Voor het aflezen van het oliepeil of voor het reinigen van de waterzeef de apparaatafdekking verwijderen (3 snelsluitingen).
Oliepeil bij een stilstaand apparaat aflezen. Het oliepeil moet in het midden van het kijkglas liggen.
Bij melkachtige olie (water in de olie) onmiddellijk de klantenservice opzoeken.
De zeef in de wateraansluiting reinigen.
Apparaat drukloos maken.
Deksel met filter afschroeven.
Filter met schoon water of perslucht reinigen.
In omgekeerde volgorde monteren.
Olie verversen.
Oliehoeveelheid en -soort zie Technische gegevens.
Olieverversing door de klantenservice laten uitvoeren.
Vorstgevaar
Apparaten die niet volledig leeg zijn, kunnen beschadigd raken door vorst.
Maak het apparaat en het toebehoren volledig leeg.
Bescherm het apparaat tegen vorst.
Apparaat op een vorstvrije plaats bewaren.
Als vorstvrij opbergen niet mogelijk is:
Watertoevoer sluiten.
Apparaat max. 1 minuut laten lopen tot pomp en leidingen leeg zijn.
Hogedrukpomp, toevoerslang, waterfilter en hogedrukslang met perslucht uitblazen.
Gevaar voor letsel door onbedoeld starten van het apparaat en elektrische schok.
Schakel het apparaat voor alle werkzaamheden uit en trek de contactsleutel eruit.
Laat elektrische onderdelen alleen door de geautoriseerde klantenservice controleren en repareren.
Neem bij storingen die niet in dit hoofdstuk worden vermeld, in geval van twijfel en indien u daartoe een uitdrukkelijke aanwijzing krijgt, contact op met de bevoegde klantenservice.
Pomp ondicht
Tot 3 druppels wateruitlaat per minuut zijn toegestaan.
Oplossing:
Laat bij grotere ondichtheid het apparaat door de klantenservice controleren.
Pomp klopt
Oplossing:
Controleer de watertoevoerleiding op dichtheid.
Ontlucht het apparaat, zie hoofdstuk "Apparaat ontluchten".
Neem indien nodig contact op met de klantenservice.
Schakel de werkhydrauliek en schakelaar Hoge druk in.
Watertank vullen.
Zeef in de wateringang reinigen, watertoevoer controleren.
Controleer/vervang de hogedruksproeier.
Hydraulische aansluiting | ||
---|---|---|
Voorziening uit het hydraulische systeem van de MC 130 | ||
Aansluitvermogen | kW | 4,5 |
Wateraansluiting | ||
Watertoevoer uit de watertank van de MC 130 | ||
Toevoertemperatuur (max.) | °C | 60 |
Gegevens capaciteit | ||
Werkdruk | MPa | 7-15 |
Sproeiergrootte | 036 | |
Max. bedrijfsdruk | MPa | 19 |
Volume | l/min | 10 |
Reactiekracht van het handspuitpistool (max.) | N | 30 |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | ||
Geluidsdrukniveau KpA | dB(A) | 75 |
Onzekerheid KpA | dB(A) | 3 |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | dB(A) | 97 |
Hand-arm-vibratiewaarde | m/s2 | 1,6 |
Onzekerheid K | m/s2 | 0,7 |
Bedrijfsstoffen | ||
Hoeveelheid olie | l | 0,4 |
Type olie | SAE 15W-40 | |
Afmetingen en gewichten | ||
Gewicht | kg |
Hiermee verklaren we dat voor de hierna beschreven onvolledige machine aan de technische documenten conform de EG-richtlijn 2006/42/EG (+2009/127/EG) bijlage VII deel B werden opgemaakt en aan volgende punten van de richtlijn voldoet:
Bijlage I punt 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7. I punt 1.1,
Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de onvolledige machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.
Product: | Aanbouwset |
Hogedrukreiniger | |
Type: | 2.851-952.7 |
Toegepaste geharmoniseerde normen in aansluiting op: | |
EN 60335–2–79 |
Overheden kunnen relevante documenten over de onvolledige machine bij de documentatiegevolmachtigde aanvragen. Het doorgeven van de documenten gebeurt via e-mail.
Vóór inbedrijfstelling of inbouw van de onvolledige machine moet worden gegarandeerd dat de machine, waarin de onvolledige machine moet worden gebruikt of ingebouwd, aan de EG-machinerichtlijn 2006/42/EG (+2009/127/EG) voldoet.
Informatie hierover vindt u in de EG-conformiteitsverklaring van de machine.
De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.
Gevolmachtigde voor de documentatie:
S. Reiser
Alfred Kärcher SE & Co. KG
Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40
71364 Winnenden (Germany)
Tel.: +49 7195 14-0
Fax: +49 7195 14-2212
Winnenden, 2017/07/18
Handzuigslang uit het opbergvak nemen.
Indien nodig:
Meegeleverde waterslang aansluiten en afsluithendel aan de handgreep openen.
Doseerknoppen in de cabine sluiten zodat geen spuitwater voor zuigmond- en bezemsproeiers uitloopt en zo bij het werken met de handzuigslang ontbreekt.
Schakelhefboom uittrekken op stand "zuigen met de zuigslang".
Motor starten.
PTO inschakelen (aan bedieningsconsole van de armleuning).
Blazer inschakelen.
Indien nodig: Waterpomp op bedieningsconsole inschakelen.
Motortoerental selecteren.
Van het geselecteerde motortoerental is de zuigcapaciteit afhankelijk.
1600 1/min - voor licht veeggoed
2200 1/min - voor normale verontreiniging
2500 1/min - voor sterke, zware verontreiniging
Zuigbuis aan de handgreep (verstelbaar) vasthouden en beginnen met zuigen.
Voor de montage van de handzuigslang motortoerental op 2200 1/min instellen.
Bij gebruik van de waterslang: Waterpomp uitschakelen, waterslang van de aansluitingen loskoppelen en bewaren.
Zuigbuis met handgreep inbrengen en tegen afdekking drukken en bevestigen.
Door de onderdruk trekt de zuigbuis naar de afdekking en trekt de zuigslang samen. Dit is noodzakelijk zodat deze in de houder kan worden opgeborgen.
Resterende zuigslang in de houders drukken en klep sluiten tot de vergrendeling vastklikt.
Blazer uitschakelen.
Schakelhefboom indrukken op stand "werken in veegbedrijf".
Lees a.u.b. voor de aanbouw de handleiding van de gebruikte aanbouwapparatuur.
Aanbouwapparatuur is optioneel en kan voor op de fronthefinrichting (zie hoofdstuk Frontkrachttiller (optie)) of op het bevestigingsframe voor of achter worden aangebracht.
Gevaar door veranderd zwaartepunt van het voertuig en veranderd rijgedrag. Bij het transport van vloeistoffen kunnen golfbewegingen optreden die het voertuig doen slingeren.
Bij ombouwen, vooral bij het ombouwen van winter- op zomerbedrijf, en bij veranderde ladingen, moet de bestuurder zich op een gewijzigd rijgedrag instellen.
Beknellingsgevaar bij het aanbrengen van aanbouwapparatuur
Grijp niet tussen de fronthefinrichting en de aanbouwapparatuur.
Verbrandingsgevaar door hete hydraulische koppelingen
Draag handschoenen bij het loshalen van hydraulische koppelingen.
Draag bij het monteren resp. demonteren van de aanbouwapparatuur geschikte beschermende kleding, veiligheidsschoenen en handschoenen. Dit geldt ook tijdens het gebruikt en de toepassing.
Voordat u aanbouwapparatuur aanbrengt die niet speciaal voor dit voertuig bestemd is, gelieve u contact op te nemen met uw dealer. Hij controleert hoe en of deze aanbouwapparatuur op dit voertuig mag worden gemonteerd en gebruikt. Dat is belangrijk voor de veiligheid van bestuurder en voertuig alsmede voor eventuele garantieclaims.
Aanbouwapparatuur die de veiligheid of stabiliteit van het voertuig in gevaar brengt, mag niet worden gebruikt.
Beschadigingsgevaar
Houd hydraulische aansluitingen schoon.
Reinig de stekker en koppeling voor gebruik met een pluisvrije doek.
Ring van de koppelingsmof naar beneden trekken en vasthouden.
Koppelingsstekker van de hydraulische slang van het aanbouwapparaat in de koppelingsmof drukken.
Ring van de koppel loslaten. Op veilig vastklikken controleren.
Om te ontkoppelen de ring naar beneden trekken, vasthouden en de hydraulische slang eruit trekken.
Voor toegestane kogelbelasting en aanhangergewicht zie hoofdstuk Technische gegevens.
De vergrendeling dient voor het beveiligen van de aanbouwapparaten (bijv. veegsysteem, frontkrachttiller).
Gevaar voor ongevallen
De vergrendeling bij elke montage op juiste instelling controleren.
Vergrendelingshendel naar onderen drukken.
Vergrendeling is over het dode punt vastgeklikt.
Vergrendeling via spanmoer instellen.
De vooras van het voertuig moet altijd worden belast met ten minste 30%, de achteras altijd met ten minste 30% van het leeggewicht van het voertuig.
Controleer voor de aanschaf van het hulpstuk of aan deze eisen is voldaan door de combinatie voertuig-werktuig te wegen.
Voor de bepaling van het totale gewicht, de aslasten en de bandlastcapaciteit en de vereiste minimale ballast zijn de volgende gegevens vereist:
alle gewichten in kg (weeg voertuig, indien nodig)
Alle afmetingen in meter (m)
TL | (kg) | = | Leeggewicht van het voertuig | * |
TV | (kg) | = | Voorasbelasting van het lege voertuig | * |
TH | (kg) | = | Achterasbelasting van het lege voertuig | * |
GH | (kg) | = | Totaal gewicht achterbevestiging / achterballast | ** |
GV | (kg) | = | Totaal gewicht frontbevestiging / voorballast | ** |
a | (m) | = | Afstand tussen zwaartepunt voorste bevestiging (voorballast) en midden vooras, max. = 0,86 m | ** *** |
b | (m) | = | Wielbasis van het voertuig | * *** |
c | (m) | = | 0,56 | |
d | (m) | = | Afstand tussen het midden van het bevestigingspunt aan de werktuigzijde en het zwaartepunt van de achterste bevestiging / achterballast | ** *** |
* zie hoofdstuk "Technische gegevens"
** zie gebruiksaanwijzing van het hulpstukbijlage
*** afmeten
Resultaat in de tabel noteren.
Waarde “x” zie opgaven van de fabrikant indien geen opgave, x = 0,45.
Resultaat in de tabel noteren.
Wordt met de frontaanbouwapparatuur (GV) de vereiste minimum ballast front (GV min) niet bereikt dan moet het gewicht van de frontaanbouwapparatuur tot het gewicht van de minimum ballast aan de voorkant verhoogd worden.
De daadwerkelijk berekende en in de handleiding van de werkmachine aangegeven toegestane voorasbelasting in de tabel invoeren.
Wordt met het achteraanbouwapparaat (GH) de vereiste minimumballast achteraan (GH min) niet bereikt, moet het gewicht van het achteraanbouwapparaat tot het gewicht van de minimumballast achteraan worden verhoogd.
Resultaat in de tabel noteren.
Gevaar voor kneuzingen bij neerlaten/optillen van het vuilreservoir
Houd voldoende afstand tot het vuilreservoir en tot de rollen van de parkeersteunen.
Houd voldoende afstand tot de gevarenzone en onderbreek het optillen/neerlaten van het vuilreservoir onmiddellijk, als iemand de gevarenzone betreedt.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Vuilreservoirs schoonwaterreservoir zijn leeg.
Demonteer het vuilreservoir alleen op een effen en gladde ondergrond.
Om het vuilreservoir aan te bouwen, moet deze beveiligd op de steun gemonteerd zijn.
Omschakeling op aanbouwframe kantelbaar zetten.
Met het achterste deel van het voertuig voorzichtig onder het vuilreservoir rijden.
Aanbouwframe langzaam tot onder het vuilreservoir optillen.
Vuilreservoir met de vanghaken aan het aanbouwframe vasthaken.
Aanbouwframe verder optillen tot de voorste steunen ontlast zijn.
Breng het aanbouwframe zover omhoog dat de rollen van de voorste parkeersteunen ca. 20 mm in de lucht zijn.
Voorste steunen eruit trekken. Hiervoor aan de borging om te ontgrendelen trekken en op de hendel drukken.
Aanbouwframe met vuilreservoir volledig neerlaten.
Achterste steunen eruit trekken. Hiervoor aan de borging om te ontgrendelen trekken en op de hendel drukken.
Bevestigingsbouten van het vuilreservoir inschuiven en met bevestigingspen vastzetten.
Elektrische en hydraulische aansluitingen aansluiten.
Stuurwiel helemaal naar rechts draaien zodat de aansluiting op het knikgewricht beter toegankelijk is.
Sluit de slang voor recyclingwater aan.
Sluit de slang voor schoon water aan.
Sluit de slang van de hogedrukreiniger (optie) aan.
Zuigslang tussen vuilreservoir en zuigmond monteren.
Gevaar voor kneuzingen bij neerlaten/optillen van het vuilreservoir
Houd voldoende afstand tot het vuilreservoir en tot de rollen van de parkeersteunen.
Houd voldoende afstand tot de gevarenzone en onderbreek het optillen/neerlaten van het vuilreservoir onmiddellijk, als iemand de gevarenzone betreedt.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Het vuilreservoir en de watertank moeten voor het demonteren worden geleegd.
Plaats het vuilreservoir alleen op een effen en gladde ondergrond.
Stuurwiel helemaal naar rechts draaien zodat het knikgewricht beter toegankelijk is.
Zuigslang van het vuilreservoir trekken en verwijderen.
Ontkoppel de slangen voor recyclingwater, schoon water en hogedrukreiniger (optie).
Voertuig recht sturen.
Open de bevestigingspen voor het vuilreservoir van de bevestigingsbout en verwijder deze.
Borgbout uittrekken.
Achterste steunen op de vereiste hoogte instellen en borgen.
De desbetreffende hoogte is afhankelijk van het bandentype en de bandenspanning.
Achterste steunen helemaal inschuiven en borgen. Druk hiervoor de veiligheidshendel naar beneden en schuif de steunen tot de aanslag in. Zet vervolgens de veiligheidshendel vast met de borgklem.
Hydraulisch systeem drukloos schakelen, zie hoofdstuk Hydraulisch systeem drukloos maken (drukontlasting).
Elektrische en hydraulische aansluitingen van het vuilreservoir loskoppelen.
Omschakelklep op aanbouwframe, kantelbaar zetten. Zie hoofdstuk Omschakeling vuilreservoir / aanbouwframe.
Aanbouwframe met vuilreservoir optillen.
Voorste steunen helemaal inschuiven en borgen. Druk hiervoor de veiligheidshendel naar beneden en schuif de steunen tot de aanslag in. Zet vervolgens de veiligheidshendel vast met de borgklem.
Aanbouwframe neerlaten.
Remmen aan de rollen van de voorste steunen bedienen.
Het vuilreservoir staat nu vrij op de steunen.
Met het voertuig voorzichtig onder het vuilreservoir uit rijden.
Voor het demonteren/monteren van het veegsysteem is een wisselwagen nodig.
Optioneel toebehoren, bestel-nr. 2.852-065.0.
Voertuig op vlakke, vaste ondergrond zetten en tegen wegrollen beveiligen.
Zijbezems optillen en beide zijbezems naar buiten bewegen.
Stang
Vergrendelingshendel
Veegsysteem ontgrendelen, hiervoor stang inbrengen en vergrendelingshendel omhoog trekken.
De hiervoor benodigde stang klemt in een houder tussen passagiers- en bestuurdersstoel.
Wisselwagen met hefwagen in het midden tot aan de aanslag inrijden.
Het laatste stuk (centreerbewerking) met vaart inrijden.
Beschadigingsgevaar! Op leidingen en slangen letten.
Hefwagen optillen tot de wisselwagen tegen het veegsysteem aanligt.
Beide zijbezemarmen inschuiven.
Zijbezemarmen op correcte plaatsing controleren.
Hydraulisch systeem drukloos maken. Zie hoofdstuk Hydraulisch systeem drukloos maken (drukontlasting).
Contact op stand 1 in de werkmodus (motor niet starten) zetten.
Bezems gaan naar beneden en het hydraulische systeem wordt drukloos.
Alle aansluitingen en verbindingen loskoppelen.
Zuigslang tussen vuilreservoir en zuigmond verwijderen.
Waterslang (dik) loskoppelen.
Veegsysteem met hefwagen uitschuiven.
Leidingen en slangen in de opbergboxen plaatsen.
Veegsysteem op een beveiligde plaats parkeren.
Hefwagen uitschuiven.
Voertuig op vlakke, vaste ondergrond zetten en tegen wegrollen beveiligen.
Veegsysteem in omgekeerde volgorde aan het voertuig monteren.
Veegsysteem vergrendelen (hendelstand onderaan).
Vergrendeling controleren, zie hoofdstuk Vergrendeling aanbouwenheden controleren/instellen.
Hydraulisch systeem drukloos maken. Zie hoofdstuk Hydraulisch systeem drukloos maken (drukontlasting).
Hydraulische slangen met de koppelingen verbinden.
Met de frontkrachttiller kunnen verschillende aanbouwapparaten met 3-puntsopname worden gemonteerd.
Voor het monteren/demonteren van de frontkrachttiller is een wisselwagen nodig.
Optioneel toebehoren, bestel-nr. 2.852-067.0
Voertuig op vlakke, vaste ondergrond zetten en tegen wegrollen beveiligen.
Vergrendelingshendel naar boven zetten.
Frontkrachttiller met de hefwagen in het midden voor het voertuig positioneren.
Frontkrachttiller in het opnameframe van het voertuig tot aan de aanslag inbrengen.
Vergrendelingshendel naar onderen zetten.
Vergrendeling controleren, zie hoofdstuk Vergrendeling aanbouwenheden controleren/instellen.
Hefwagen neerlaten en uitschuiven.
Hydraulisch systeem drukloos maken. Zie hoofdstuk Hydraulisch systeem drukloos maken (drukontlasting).
Hydraulische slangen met de koppelingen verbinden.
De frontkrachttiller omhoogbrengen.
Wisselwagen met hefwagen onder frontkrachttiller rijden.
Hefwagen omhoogbrengen.
Zorg dat het frame van de frontkrachttiller stevig vastzit in de opnamepunten van het wisselframe.
Voorste hydraulisch systeem drukloos maken (drukontlasting).
Hydraulische slangen loskoppelen.
De hydraulische slangen met kabelbinders aan de frontkrachttiller bevestigen.
De vergrendeling aan beide zijden van het voertuig openen, zie het hoofdstuk “Vergrendeling openen/sluiten”.
Frontkrachttiller met behulp van de hefwagen uit het opnameframe van het voertuig schuiven.
Frontkrachttiller op een beveiligde plaats parkeren.
De pallet die op het veegsysteem werd geleverd dient gelijktijdig als montagehulp voor de montage/demontage.
Hefwagen onder de pallet met het gepositioneerde veegsysteem rijden.
Vergrendelingshendel omhoog trekken.
Veegsysteem in de opname van het voertuig schuiven en tot circa 10 cm voor het voertuig positioneren.
Hydraulische slangen erop steken, kleuren in acht nemen.
Bezetting, zie in een volgend hoofdstuk
Waterslangen erop steken.
Apparaatherkenningsstekker op het voertuig aansluiten.
Veegsysteem helemaal in de voertuigopname aanbrengen.
Veegsysteem vergrendelen; hiervoor de vergrendelingshendel omlaag drukken (gebogen stang gebruiken).
Bij de eerste aanbouw of bij het wisselen naar een ander voertuig moet de vergrendeling met de stelmoeren correct worden ingesteld. Bij correcte instelling moet de vergrendeling bij het omlaag drukken over een voelbaar punt vergrendelen.
Zijbezem monteren.
De bediening van het 2-bezem-veegsysteem wordt in een later hoofdstuk beschreven.
Hydraulische slangen overeenkomstig de kleurmarkering erop steken.
Waterslangen links en rechts erop steken.
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
Joystick naar voren: Bezemarmen samen neerlaten en zijbezem inschakelen
Joystick naar achteren: Bezemarmen samen optillen en zijbezem uitschakelen
Joystick naar links/rechts: Bezemarmen samen zwenken
(A) | Selectie toerental veegbezem, links en rechts gecombineerd |
(B) | Knop heeft geen functie |
(C) | Motortoerental voor het instellen van de waarden indrukken InstructieVan het ingestelde motortoerental is de zuigcapaciteit afhankelijk.
|
(D) | Geen functie |
(E) | Knop, aanpersdruk linker en rechter zijbezem |
(F) | Geheugenknop indrukken om de ingestelde waarden of programma's op te slaan |
(G) | Draaiknop indrukken om de ingestelde waarden te wijzigen |
Omschakelen naar 2-bezem-veegsysteem (getrokken):
Contact inschakelen.
Op het display van het voertuig F10 indrukken.
Met F5 veegsysteem getrokken selecteren.
Op het display toont een gele balk een ontlasting van de bezemaanpersdruk.
Een rode balk toont een verhoging van de bezemaanpersdruk.
De beschikbare smeerpunten (smeernippels) zijn gekenmerkt.
Dagelijks met gebruikelijk, universeel vet smeren.
Veegbezem op in elkaar gedraaide snoeren en banden controleren, indien nodig verwijderen.
Hydraulische aansluitingen schoon houden en wekelijks op lekkage controleren.
Veegbezem op slijtage en beschadiging controleren, indien nodig vernieuwen.
Het veegspoor zoals op de afbeelding weergegeven instellen.
Links: 09.00 uur - 14.00 uur
Rechts: 10:00 - 15:00
Zijdelingse helling instellen
Schroeven losdraaien.
Zijdelingse helling via het draaipunt van schroef 1 instellen.
Schroeven aandraaien.
Kophelling naar voren instellen
Contramoer losdraaien.
Kophelling via de zeskant instellen.
Contramoer aantrekken.
Bezemaanpersdruk instellen
Het bezemsysteem heeft een hydraulische bezemontlasting.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Neem het gewicht van het apparaat in acht.
Beschadigingsgevaar
Bewaar de aanbouwset op een beschermde, effen en droge plaats. De veegbezems moeten onbelast zijn.
Bewaar het veegsysteem dat van het voertuig is gedemonteerd op de wisselwagen.
Bij montage aan het voertuig moeten de veegbezemes onbelast zijn.
Afmetingen en gewichten | Veegsysteem met 2 bezems (getrokken) |
---|---|
Lengte | 950 mm |
Breedte | 1250 mm |
Hoogte | 750 mm |
Gewicht (transportgewicht) | 115 kg |
De demontage van het veegsysteem in omgekeerde volgorde van de montage uitvoeren. Veegsysteem op de pallet plaatsen. Eerst de bezem verwijderen.
Voor het lostrekken van de hydraulische slangen moet het systeem eerst drukloos worden gemaakt; zie hiervoor de gebruiksaanwijzing van het voertuig.
De pallet die op het veegsysteem werd geleverd dient gelijktijdig als montagehulp voor de montage/demontage.
Hefwagen onder de pallet met het gepositioneerde veegsysteem rijden.
Vergrendelingshendel omhoog trekken.
Bezemsysteem circa 10 cm voor het voertuig positioneren.
Hydraulische slangen aansluiten, kleuren in acht nemen.
Bezetting, zie in een volgend hoofdstuk
Waterslangen erop steken.
Elektrische stekkerverbinding op het voertuig aansluiten.
Veegsysteem helemaal in de voertuigopname aanbrengen.
Veegsysteem vergrendelen; hiervoor de vergrendelingshendel omlaag drukken (gebogen stang gebruiken).
Bij de eerste aanbouw of bij het wisselen naar een ander voertuig moet de vergrendeling met de stelmoeren correct worden ingesteld. Bij correcte instelling moet de vergrendeling bij het omlaag drukken over een voelbaar punt vergrendelen.
Zijbezem en frontbezem monteren.
De bediening van het bezemsysteem wordt in een later hoofdstuk beschreven.
Hydraulische slangen overeenkomstig de kleurmarkering aansluiten.
Waterslangen links en rechts erop steken.
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
Joystick naar voren: Frontbezem beweegt omlaag en wordt ingeschakeld
Bij sterke vervuiling de aanpersdruk verhogen
Joystick naar achteren: Frontbezem beweegt omhoog en wordt uitgeschakeld
Joystick naar links/rechts: Frontbezem beweegt naar links/rechts
Joystick naar voren: Bezemarmen samen neerlaten en zijbezem inschakelen
Joystick naar achteren: Bezemarmen samen optillen en zijbezem uitschakelen
Joystick naar links/rechts: Bezemarmen samen zwenken
(A) | Selectie toerental frontbezem |
(B) | Selectie toerental veegbezem |
(C) | Motortoerental voor het instellen van de waarden indrukken InstructieVan het ingestelde motortoerental is de zuigcapaciteit afhankelijk.
|
(D) | Veegbezemontlasting |
(E) | Frontbezemontlasting / -druk |
(F) | Geheugenknop indrukken om de ingestelde waarden of programma's op te slaan |
(G) | Draaiknop indrukken om de ingestelde waarden te wijzigen |
Op het display toont een gele balk een ontlasting van de bezemaanpersdruk.
Een rode balk toont een verhoging van de bezemaanpersdruk.
Bij gebruik als onkruidbezem moet de positie van de frontbezem in de gewenste stand worden beveiligd.
Drie posities zijn mogelijk.
Gewenste werkpositie met bout en veerstekker beveiligen. Zie hoofdstuk Transportbeveiliging.
Bij het werken in positie links de knop voor het omkeren van de draairichting indrukken.
Bij het rijden op de openbare weg (transportritten) moet de frontbezem worden beveiligd.
Slede van de frontbezem helemaal naar links verplaatsen.
Frontbezem in deze stand met een bout en veerstekker beveiligen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het voertuig voor meer informatie.
Onderhoud en verzorging van de veegeenheid
Frontbezem en veegbezem op ingewikkelde snoeren en banden controleren, indien nodig verwijderen.
Hydraulische aansluitingen schoon houden en wekelijks op lekkage controleren.
Frontbezem en veegbezem op slijtage en beschadiging controleren, indien nodig vervangen.
Onderhoud en verzorging van de lagers/lineaire eenheid
Functiestoring of beschadigingsgevaar
De lagereenheden zijn zelfsmerende droge lagers en mogen nooit met smeermiddel worden gesmeerd.
Remreinigers, smeermiddelen of andere reinigingsmiddelen kunnen de lagerfolie aantasten en vernielen. Lagerfolie op slijtage en beschadiging controleren, indien nodig vernieuwen.
De beschikbare smeerpunten (smeernippels) zijn gekenmerkt.
Dagelijks met gebruikelijk, universeel vet smeren.
Reinig de hele lineaire eenheid alleen met water of loog. Reinigen met een hogedrukreiniger is geen probleem.
Onderhoud en verzorging van de ketting
Instructies voor het smeren van de ketting
Let er bij het smeren van de ketting op dat er geen smeermiddel op de rails van de lineaire eenheid terechtkomt. Als dit door onzorgvuldigheid toch gebeurt, dan moeten de rails vóór inbedrijfstelling vetvrij gemaakt worden door deze te reinigen.
Gebruik nooit bijtende stoffen of zuren om de ketting te reinigen.
Inspecteer de ketting minstens één keer per maand. De inspectie omvat reinigen, spannen van de kettingaandrijving en smeren.
De kettingen kunnen worden schoongemaakt met doeken of borstels. Hardnekkig vuil kan worden losgemaakt met petroleum of wasbenzine. Breng onmiddellijk na het gebruik van vetoplosmiddelen een nieuwe, geschikte corrosiebescherming aan.
De kettingaandrijving mag alleen door Kärcher Service worden gespannen.
Regelmatig smeren verlengt de levensduur. Smeer de ketting met nasmeermiddel VP8 FoodPlus Spray van IWIS.
Zorg dat het smeermiddel in de kettingscharnier komt. Dit betekent dat het tussen de schijf en de bus enerzijds en tussen de binnenste en buitenste platen anderzijds moet kunnen komen om de bouten en de bus te bereiken.
Als u een gebrek aan smering vaststelt, wat blijkt uit meer lawaai, stroeve scharnieren of passingroest in de scharnieren, dan raden wij u de volgende procedure aan.
Reinig de ketting met een olie met een zeer lage viscositeit. Hierdoor worden passingroest, oud smeermiddel en ander vuil uit het scharnier gespoeld. Wanneer de ketting is gereinigd, smeert u deze in met een geschikt smeermiddel zoals hierboven beschreven.
Het veegspoor zoals op de afbeelding weergegeven instellen.
Links: 9:00 - 14:00
Rechts: 10:00 - 15:00
Zijdelingse helling instellen
Schroeven losdraaien.
Zijdelingse helling via het draaipunt van schroef 1 instellen.
Schroeven aandraaien.
Kophelling naar voren instellen
Contramoer losdraaien.
Kophelling via de zeskant instellen.
Contramoer aantrekken.
Bezemaanpersdruk instellen
Het bezemsysteem heeft een hydraulische bezem-aanpersdrukverstelling.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Neem het gewicht van het apparaat in acht.
Beschadigingsgevaar
Bewaar de aanbouwset op een beschermde, effen en droge plaats. De veegbezems moeten onbelast zijn.
Bewaar het veegsysteem dat van het voertuig is gedemonteerd op de wisselwagen.
Bij montage aan het voertuig moeten de veegbezemes onbelast zijn.
Afmetingen en gewichten | Veegsysteem met 3 bezems |
---|---|
Lengte | 1800 mm |
Breedte | 1250 mm |
Hoogte | 850 mm |
Gewicht (transportgewicht) | 285 kg |
De demontage van het veegsysteem in omgekeerde volgorde van de montage uitvoeren. Veegsysteem op de pallet plaatsen. Eerst de bezem verwijderen.
Voor het lostrekken van de hydraulische slangen moet het systeem eerst drukloos worden gemaakt; zie hiervoor de gebruiksaanwijzing van het voertuig.
Gevaar voor letsel door verkeerd transport
Houd rekening met het gewicht van het voertuig.
Rijd het voertuig langzaam en voorzichtig op het transportvoertuig.
Beschadiging van het voertuig
Verlaad het voertuig niet met een kraan.
Gebruik geen vorkheftruck.
Voertuig met lage snelheid op het transportvoertuig rijden.
Als het voertuig niet kan rijden, zie hoofdstuk Voertuig wegslepen.
Borgsplitpennen eruit trekken.
Beide pennen eruit trekken.
Transportbeveiliging uit de opbergplaats trekken.
Transportbeveiliging aanbrengen.
Pennen erin steken.
Pennen met borgsplitpen borgen.
Gevaar voor ongevallen
Beveilig het voertuig voor het transport tegen verschuiven.
Voertuig parkeren.
Voertuig met spanbanden aan de weergegeven sjorpunten aan beide zijden borgen.
Als het voertuig inclusief vuilreservoir voor het transport achteruit wordt geladen, moet het deksel van het vuilreservoir aanvullend met een spanriem tegen het openen worden beveiligd.
Het sleepoog met borgbout en splitpen bevindt zich onder de bijrijdersstoel in een opbergvak.
Opbergvak onder de bijrijdersstoel openen en sleepoog verwijderen.
Sleepoog aan het rechter voertuigframe vooraan aanbrengen.
Borgbout in het sleepoog steken en met splitpen borgen.
De sleephaak voor MC 130 advanced wordt met een borgbout en borgklem achter de passagiersstoel op een extra houder bewaard.
Sleepoog met borgbout en borgklem van de houder verwijderen.
Sleepoog aan het voertuigframe vooraan aanbrengen.
Borgbout in het sleepoog steken en met borgclip borgen.
Gevaar voor beschadiging door onvakkundig wegslepen
Sleep het voertuig alleen in het tempo stapvoets.
Trek langzaam en niet met een schok op.
Bevestig de sleepkabel of sleepstang alleen aan de vangmuil.
Stel zeker dat de besturing functioneert.
Veeraccumulator van de parkeerrem lossen.
Bypassventielen 3 omwentelingen uitdraaien (SW 24 mm).
Sleepstang of sleepkabel aan het sleepoog bevestigen.
Voertuig langzaam op het transportvoertuig trekken.
Veeraccumulator van de parkeerrem en bypassventielen sluiten.
Gevaar voor beknelling
Wanneer u onder geheven aanbouwapparatuur werkt, beveiligt u de aanbouwapparatuur altijd mechanisch (onderbouwen).
Vooraleer u het voertuig reinigt en onderhoudt, onderdelen vervangt of op een andere functie omstelt, schakelt u de motor uit en trekt u de contactsleutel eruit.
Controleer voor loskoppelen van de accu of uw radio met een radiocode is beveiligd.
Klem vóór werkzaamheden aan de elektrische installatie de accu af.
Reparaties mogen alleen door erkende klantenservices of door experts op dit gebied worden uitgevoerd en die met alle relevante veiligheidsvoorschriften vertrouwd zijn.
Alle laswerkzaamheden aan het voertuig of aan de aanbouwapparaten zijn alleen toegestaan door geautoriseerde Kärcher-klantenservice.
Het servicelampje brandt wanneer het betreffende onderhoud moet worden uitgevoerd.
Het servicelampje knippert op het display:
Voor de eerste keer na 50 draaiuren wanneer de eerste inspectie moet worden uitgevoerd.
De volgende service na 250 draaiuren.
Daarna om de 500 draaiuren.
Het servicelampje moet door de servicedienst worden gereset.
Om tegemoet te komen aan garantie-eisen moeten tijdens de garantielooptijd alle service- en onderhoudswerkzaamheden door de geautoriseerde Kärcher-servicedienst conform de inspectiechecklist worden uitgevoerd.
Dagelijks voor aanvang van het werk, zie hoofdstuk Veiligheidscontrole voor de start.
Na natte reiniging van het voertuig alle lagers doorsmeren.
Naar behoefte de veiligheidskeuring volgens de plaatselijk geldende voorschriften door de servicedienst laten uitvoeren.
De termijnen voor de controle- en onderhoudswerkzaamheden door de klant zijn te vinden in de onderstaande tabel.
Verdere onderhoudswerkzaamheden moeten door de servicedienst na 250, 500 (jaarlijks), 1000, 1500 of 2000 draaiuren conform de inspectiechecklijst worden uitgevoerd. U gelieve op tijd contact op te nemen met de servicedienst.
Dagelijks | Wekelijks | |
---|---|---|
Alle lagers smeren die in het smeerschema zijn opgenomen. | (8h) | |
Bowdenkabels en bewegende delen op lichtlopendheid controleren. | X | |
Zijbezems en zuigmond op slijtage en ingewikkelde banden controleren (bij veegmachine). | X | |
Werd het apparaat met uitgeschakeld watercirculatiesysteem (optie) gebruikt, dan filter en ventiel van het watercirculatiesysteem reinigen om de goede werking van het watercirculatiesysteem te garanderen en schade uit te sluiten. | X | |
Looprollen en zuigmond op lichtlopendheid controleren (bij veegmachine). | X | |
Straalbeeld van de sproeiers voor de bewatering van de borstels en in de zuigmond controleren. Indien nodig sproeiers reinigen of vervangen (bij veegmachine). | X | |
Slangen en slangklemmen controleren. | X | |
Koelvloeistofslangen controleren. | X | |
Koelerlamellen van waterkoeler, oliekoeler en airconditioning reinigen. | X | |
V-snaar en V-snaarspanning controleren. | X | |
Parkeerrem op werking en instelling controleren. | X | |
Pedalen op werking controleren | X | |
Motorluchtfilter controleren. | X | |
Radiateurrooster reinigen. | X | |
Airconditioning controleren. | X | |
Uitlaatsysteem controleren. | X | |
Ventilatorruimte reinigen. | X* | |
Vuilreservoir en deksel reinigen. | X* | |
* bij sterke verontreiniging meerdere keren per dag |
Smeerpunt | Aantal smeerpunten | Smeerinterval | |
---|---|---|---|
1 | Draailager en hefcilinder van de fronfkrachttiller | telkens 1 |
|
2 | Knikbesturing in midden voertuig | 2 |
|
3 | Stuurcilinder | 2 |
|
4 | Onderste lager knikgewricht | 1 |
|
5 | Hefcilinder | 4 |
|
6 | Hefplatform | 2 |
|
7 | Rijpedaal | 1 |
|
8 | Omkeerhendel rempedaal | 1 |
|
Functiestoringen
V-snaar schoon en vetvrij houden.
Hoogwaardige universeel vet gebruiken.
Smeernippel volgens de smeerintervallen (tabel) met de vetspuit smeren.
Smeerpunt | Aantal smeerpunten | Smeerinterval | |
---|---|---|---|
1 | As hefarm bezemkop | telkens 1 | Om de 8 h |
2 | As hefarm cilinder | telkens 1 | Om de 8 h |
3 | As hefarm scharnierlager | telkens 1 | Om de 8 h |
4 | As cilinder scharnierlager | telkens 1 | Om de 8 h |
Functiestoringen
V-snaar schoon en vetvrij houden.
Hoogwaardige universeel vet gebruiken.
Smeernippel volgens de smeerintervallen (tabel) met de vetspuit smeren.
Smeerpunt | Aantal smeerpunten | Smeerinterval | |
---|---|---|---|
1 | As hijsarm zwenkcilinder | telkens 1 | Om de 8 h |
2 | As basishouder scharnierlager | telkens 1 | Om de 8 h |
3 | Cilinder zuigmond houder | 1 | Om de 8 h |
4 | Cilinder zuigmond basislichaam | 1 | Om de 8 h |
5 | As basishouder zwenkcilinder | 1 | Om de 8 h |
6 | As basishouder zwenkcilinder | 1 | Om de 8 h |
Voertuig op een vlakke ondergrond neerzetten.
Zuigventilator uitschakelen.
Zijbezems neerlaten.
Parkeerrem bedienen.
Voertuig tegen wegrollen beveiligen.
Contact uitschakelen en contactsleutel uit het slot trekken.
Levensgevaar door verkeersstroom
Breng voor reparatiewerkzaamheden het voertuig uit de gevarenzone van het doorgaande verkeer.
Schakel het alarmlicht in.
Zet een waarschuwingsdriehoek neer.
Draag waarschuwingskleding.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Motor loopt na.
Wacht na het afzetten van de motor 5 seconden.
Blijf in deze tijd absoluut uit het werkbereik.
Beschadigingsgevaar door verkeerde reiniging
Reinig knikscharnier, banden, koelribben, hydrauliekslangen en -ventielen, afdichtingen en elektrische en elektronische componenten niet met een hogedrukreiniger.
Neem de betreffende veiligheidsvoorschriften bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger in acht.
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.
Ter bescherming van het luchtfilter het voertuig alleen met uitgeschakelde motor nat reinigen.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Voertuig kan per ongeluk opstarten.
Trek vóór onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan het voertuig altijd de contactsleutel eruit en klem de batterij af.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Instandhoudingswerkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen alleen door speciaal geschoold personeel worden uitgevoerd.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Altijd de geheven kiepinrichting borgen.
Gevaar voor letsel
Bij alle onderhoudswerkzaamheden het vuilreservoir helemaal omhoog kantelen en bezemsysteem/aanbouwapparaat laten zakken om het hydraulische systeem drukloos te maken.
Vuilreservoir kan omlaag zwenken. Laat het vuilreservoir altijd volledig in de eindstand neer vooraleer u eronder gaat werken.
Het vuilreservoir kan per ongeluk naar beneden komen. Voer werkzaamheden aan de turbine alleen bij volledig opgetild vuilreservoir uit.
Gevaar voor verbranding
Laat het voertuig voldoende afkoelen.
Raak geen hete delen van het hydraulische systeem, de hydrostatische aandrijfmotor, de verbrandingsmotor en het uitlaatsysteem aan.
Milieuverontreiniging
Laat vloeistoffen zoals motorolie, hydraulische olie, remvloeistof, diesel of koelvloeistof niet in de bodem terechtkomen. Bescherm het milieu en voer de vloeistoffen op een milieuvriendelijke manier af.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Beveilig de vuilcontainer altijd bij werkzaamheden met geheven vuilcontainer.
Bij opgetild vuilreservoir de borgbout plaatsen en met borgklep beveiligen (2x).
Kantelinrichting helemaal omhoog brengen.
Splitpen openen.
Borgsteun uit de opname nemen.
Borgsteun aanbrengen.
Splitpen aanbrengen.
Beveiliging kan aan de linker en rechter zuigerstang worden aangebracht.
Beschadiging van de zuigslang
Let er bij het neerlaten van het kantelframe op dat de zuigslang juist in de geleiding ligt.
Kantelinrichting neerlaten nadat de borgsteun is verwijderd.
Indien nodig de zuigslang met de hand in de geleiding drukken.
Gevaar voor verbranding!
Vóór het afnemen van de bekledingen, voertuig voldoende laten afkoelen.
Afdekking omschakelventiel afnemen.
Omschakelhendel op stand "hefplatform" zetten, zie hoofdstuk Omschakeling vuilreservoir / aanbouwframe.
Hefplatform ca. 15 cm optillen.
Beide sluitingen van de zijbekleding openen.
Zijbekleding naar boven toe optillen en naar opzij uitnemen.
De inbouw gebeurt in de omgekeerde volgorde.
Radiateurbeschermrooster naar boven toe optillen.
Onderste deel uittrekken.
Radiateurbeschermrooster naar onderen toe eruit nemen.
Radiateurbeschermrooster onderaan vastklikken, dan bovenaan dichtklappen.
Verbrandingsgevaar door hete onderdelen
Als de motor heet is de radiateur en onderdelen van het koelsysteem niet aanraken.
Materiële schade door verkeerd koelmiddel
Vul koelmiddel alleen bij koude motor bij.
Gebruik een water-antivriesmengsel.
Verschillende antivriessoorten niet vermengen.
Gebruik alleen onthard water.
Koelmiddel zie hoofdstuk Technische gegevens.
Vulpeil bij een koude motor controleren.
Linker zijbekleding afnemen.
Vulniveau aan het expansievat controleren.
Instructie
Het juiste koelvloeistofpeil moet tussen de bovenste en de onderste markering liggen.
Indien nodig koelvloeistof bijvullen.
Bijkomend het vulpeil in de radiateur controleren, zie hoofdstuk Koelvloeistof in de radiateur bijvullen.
Is het expansievat helemaal leeg, dan eerst de radiateur bijvullen.
Peil hydraulische olie controleren.
Instructie
Het juiste hydraulische oliepeil moet tussen de bovenste en de onderste markering liggen.
Indien nodig hydraulische olie bijvullen.
Instructie
Ontbrekende hydraulische olie kan alleen door een speciaal toebehoren worden bijgevuld, dat aan de lekkagekoppeling van het voertuig wordt aangesloten. Indien nodig, bestel-nr. bij Kärcher aanvragen of het bijvullen door de Kärcher klantenservice laten uitvoeren.
Soort hydraulische olie: zie hoofdstuk Technische gegevens.
Verbrandingsgevaar door hete onderdelen
Als de motor heet is de radiateur en onderdelen van het koelsysteem niet aanraken.
Materiële schade door verkeerd koelmiddel
Vul koelmiddel alleen bij koude motor bij.
Gebruik een water-antivriesmengsel.
Verschillende antivriessoorten niet vermengen.
Gebruik alleen onthard water.
Koelmiddel zie hoofdstuk Technische gegevens.
Vuilreservoir demonteren, zie hoofdstuk Vuilreservoir demonteren
Afdekking radiateurdeksel openklappen.
Radiateurdeksel een grendelstand draaien om druk van de radiateur af te laten.
Als de radiateur drukloos is, het radiateurdeksel afschroeven.
Radiateur langzaam tot boven zonder bellen vullen.
Radiateurdeksel vastschroeven.
Koelvloeistofexpansievat bijvullen. Zie hoofdstuk Koelvloeistofpeil controleren en koelvloeistof bijvullen.
Bekleding opnieuw aanbrengen.
Gevaar voor letsel
Neem de veiligheidsvoorschriften voor de omgang met accu's in acht.
Accu in de accuhouder plaatsen.
Houder aan de accubodem vastschroeven.
Poolklem (rode kabel) op de pluspool (+) aansluiten.
Poolklem (zwarte kabel) op de minpool (-) aansluiten.
Afdekkappen op poolklemmen plaatsen.
ATTENTIE
Bij de demontage van de accu eerst de minpool loshalen.
Controleer of de accupolen en poolklemmen door voldoende poolvet beschermd zijn.
Gevaar voor letsel!
Batterij alleen met een geschikt oplaadapparaat opladen.
Veiligheidsvoorschriften bij de omgang met accu's in acht nemen.
Gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het oplaadapparaat in acht nemen.
Minpool van de accu afklemmen.
Oplaadapparaat op accu aansluiten.
Netstekker aansluiten en oplaadapparaat inschakelen.
Accu met de zo klein mogelijke laadstroom laden.
Na het laden het oplaadapparaat eerst van het net en dan pas van de accu scheiden (minpool eerst).
Accu weer vastklemmen.
Zijdelingse motorbekleding rechts verwijderen.
Vleugelschroef ca. 2 omwentelingen openen
Complete luchtfiltereenheid tot aan de aanslag naar buiten zwenken.
Vleugelschroef vastschroeven.
Vergrendeling (3x) aan de luchtfilterbehuizing openen.
Luchtfilterbehuizing verwijderen.
Filterpatroon en veiligheidspatroon uittrekken.
Complete luchtfilterbehuizing van binnen reinigen.
Filterpatroon op een hard oppervlak uitkloppen.
Filterpatroon niet met perslucht uitblazen.
Veiligheidspatroon door een nieuwe vervangen.
Verbruikte veiligheidspatroon niet hergebruiken.
Filterpatroon met afdichtingsvlak op netheid en intactheid controleren.
Sterk verontreinigde of beschadigde filterpatroon door een nieuwe vervangen.
Na de montage de luchfiltereenheid opnieuw naar binnen zwenken en met vleugelschroef vasttrekken.
Fijnfilter filterklasse F8 (optioneel verkrijgbaar)
6 schroeven van de afdekking uitschroeven.
Afdekking verwijderen.
Stoffilter verwijderen.
Licht verontreinigde stoffilter met perslucht (verminderde druk) uitblazen. Sterk verontreinigde stoffilter vervangen.
Nieuwe of gereinigde filter plaatsen.
Beide stoelen naar voren schuiven.
Stoffilter verwijderen.
Stoffilter controleren/reinigen, indien nodig vervangen.
Bij het opnieuw inbouwen op juiste inbouwpositie letten.
Levensgevaar door verkeersstroom
Breng voor reparatiewerkzaamheden het voertuig uit de gevarenzone van het doorgaande verkeer.
Schakel het alarmlicht in.
Zet een waarschuwingsdriehoek neer.
Draag waarschuwingskleding.
Instructie
Geschikte gewone krik gebruiken.
Voertuig op een effen oppervlak met stevige ondergrond plaatsen.
Parkeerrem bedienen en voertuig bijkomend tegen het wegrollen beveiligen.
Knikgewricht borgen.
Contactsleutel uittrekken.
Wielmoeren met geschikt gereedschap ca. 1 omwenteling losdraaien.
Krik aan het betreffende opnamepunt van het voor- resp. achterwiel plaatsen en voertuig optillen.
Voertuig met schragen bijkomend ondersteunen.
Wielmoeren afschroeven.
Wiel verwijderen.
Nieuw wiel aanbrengen en wielmoeren tot aan de aanslag inschroeven en kruiselings aantrekken.
Wielmoeren met een koppel van 180 Nm aantrekken.
Sluiting van de vulopening openen.
Vulslang op de vulopening aanbrengen.
Watertank vullen.
Vulslang verwijderen en sluiting van de vulopening sluiten.
Neem de gegevens van de fabrikant m.b.t. wasvloeistof en antivriesmiddel in acht.
Aanbouwframe optillen.
Zijbekleding ontgrendelen en verwijderen.
Deksel van het ruitensproeierreservoir verwijderen.
Wasvloeistof bijvullen.
Bij vorstgevaar bijkomend antivriesmiddel toevoegen.
Deksel van het ruitensproeierreservoir sluiten.
Zijbekleding opnieuw monteren.
Gevaar voor verbranding
Raak geen hete oppervlakken, zoals motor- of drijfwerkdelen aan.
Voertuig op een effen ondergrond plaatsen.
Schroeven losdraaien.
Afdekking verwijderen.
Oliepeilstok uittrekken.
Oliepeilstok afvegen en erin steken.
Oliepeilstok uittrekken.
Oliepeil met de oliepeilstok aflezen.
Het oliepeil moet tussen de "MIN"- en MAX"-markering liggen.
Ligt het oliepeil onder de "MIN"-markering, dan motorolie bijvullen.
Gevaar voor verbranding
Raak geen hete oppervlakken, zoals motor- of drijfwerkdelen aan.
Beschadigingsgevaar
Een te hoog oliepeil leidt tot beschadiging van de motor.
Laat olie af als het oliepeil de bovenste markering van de oliepeilstok overschrijdt tot het correcte oliepeil is bereikt.
Bevestiging brandstoftank
Brandstoftank
Zijdelingse motorbekleding links verwijderen.
Schroef van de bevestiging van de brandstoftank openen en brandstoftank naar buiten zwenken.
Vuldop
Vuldop MC 130 advanced plus
Motoroliepeil controleren, zie hoofdstuk Motoroliepeil controleren.
Vuldop openen.
Motorolie bijvullen.
Specificaties m.b.t. de motorolie zie hoofdstuk Technische gegevens.
Motor niet boven "MAX"-markering vullen.
Vuldop sluiten.
Motoroliepeil na 5 minuten opnieuw controleren.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Gevaar voor verbranding
Laat voor het vervangen van motorolie en motoroliefilter het voertuig voldoende afkoelen.
Een warme motor vergemakkelijkt het aflaten van de motorolie.
Motor afzetten.
Opvangbak (minstens 10 liter) eronder zetten.
Olieaftapplug uitdraaien.
Vuldop afschroeven.
Olie aftappen.
Oliefilter afschroeven.
Opname en afdichtvlakken reinigen.
Afdichting van de nieuwe oliefilter met olie insmeren.
Oliefilter inschroeven en handvast aantrekken.
Olieaftapplug inschroeven (koppeling 60 Nm).
Motorolie vullen.
Vuldop sluiten.
Motor 30 seconden laten draaien.
5 minuten wachten.
Oliepeil controleren.
Afdichtingen vervangen.
Op dichtheid controleren.
Het brandstofsysteem moet worden ontlucht als de tank leeggereden of de brandstoffilter werd vervangen.
Brandstoftank vullen.
Contactsleutel op positie I zetten.
Na 2-5 minuten loopt de pomp hoorbaar stiller.
Zijbezem optillen.
Moeren losdraaien.
Zijbezem verwijderen.
Nieuwe zijbezem aanbrengen en vastschroeven.
Veegspoor instellen
Veegspoor boven de achterste en zijdelingse schroeven zoals op de afbeelding instellen.
Slangkoppeling watercirculatiesysteem loskoppelen.
Watertoevoerslang met het watercirculatiesysteem verbinden en uitspoelen.
Schakelaar besproeiing op watercirculatiesysteem zetten
Het einde van de zuigbuis wordt beter gespoeld.
Open het ventiel op de afvoerslang (links onder het vuilreservoir).
Schoon water laten weglopen.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Altijd de geheven kiepinrichting borgen.
Voertuig op een vlakke ondergrond neerzetten.
Contact uitschakelen en contactsleutel uit het slot trekken.
Parkeerrem bedienen.
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Voertuig dagelijks na afloop van het werk reinigen.
Beschadigingsgevaar door verkeerde reiniging
Reinig knikscharnier, banden, koelribben, hydrauliekslangen en -ventielen, afdichtingen en elektrische en elektronische componenten niet met een hogedrukreiniger.
Neem de betreffende veiligheidsvoorschriften bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger in acht.
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.
Ter bescherming van het luchtfilter het voertuig alleen met uitgeschakelde motor nat reinigen.
Ter preventie van brandgevaar het voertuig op lekkage van olie en brandstof controleren. Lekkages door de klantenservice laten verhelpen.
Ter preventie van brandgevaar de motor, geluiddemper, accu en brandstoftank van plantenresten en olie ontdoen.
Motor indien nodig met borstel, perslucht of lichte waterdruk reinigen.
Spatlappen van de wielen reinigen.
Radiateurbeschermrooster verwijderen, zie hoofdstuk Radiateurbeschermrooster verwijderen/aanbrengen.
Motorkoeler, koeler airconditioning en brandstofkoeler met de hand van grof vuil ontdoen.
Motorkoeler, koeler airconditioning en brandstofkoeler met een zachte borstel, perslucht (max. 5 bar) of geringe waterdruk reinigen.
Vuilreservoir is geleegd.
Vuilreservoir optillen.
Borgpennen van het diffusorrooster verwijderen.
Vuilreservoir en deksel met waterstraal reinigen.
Bereik onder de vuilwaterzeef met waterstraal reinigen.
Vuilreservoir moet zijn opgetild.
Vuilreservoir borgen.
Zijafdekking naar buiten zwenken.
Blazerrooster van vuil ontdoen en met een vochtige doek reinigen.
Vuilcontainer geleegd.
Motor loopt.
Materiële schade door vervuild onderdruksysteem
Een vervuild onderdruksysteem kan onregelmatig draaien van de ventilator en trillingen in het voertuig veroorzaken.
Het onderdruksysteem dagelijks op vervuiling controleren en evt. reinigen.
PTO inschakelen.
Motortoerental op 2200 1/min instellen.
De ventilator inschakelen.
Met een waterslang schoon water in het gebied van de zuigmond spuiten.
Het water verzamelt zich in de vuilcontainer. De reiniging is voltooid wanneer er schoon water uit de diffusor komt.
Vuilcontainer leegmaken.
De ventilator laten lopen om de vuilcontainer te drogen.
Als de trillingen ondanks grondige reiniging niet verdwijnen (door onregelmatig lopen van de zuigventilator) contact opnemen met de servicedienst.
Vuilreservoir met aanbouwframe optillen, zie hoofdstuk.Omschakeling vuilreservoir / aanbouwframe
Filteromhulsel afschroeven.
Waterfilter reinigen.
Filter plaatsen.
Correcte plaatsing controleren.
Filteromhulsel vastschroeven.
Sproeiers bevinden zich aan de zijbezems en aan de zuigmond.
Sproeiers demonteren.
Sproeiers met borstel/perslucht reinigen.
Sproeiers monteren.
Vuilreservoir leegmaken.
Vuilreservoir optillen.
Bajonetsluiting openen.
Ventiel verwijderen.
Ventiel onder stromend water reinigen.
Ventiel plaatsen.
Bajonetsluiting sluiten.
De zekeringen bevinden zich achter de bestuurdersstoel achter een afdekking.
Afdekking openen.
Defecte zekeringen vervangen.
Alleen zekeringen met dezelfde ampèrewaarde gebruiken.
Zekering | Functie | A |
---|---|---|
F1 | Brandstofklep Regeleenheid CR* | 30 |
F2 | BODAS-regeleenheid, weergave | 5 |
F3 | Breedtelicht Interieurverlichting | 10 |
F4 | Spuitpomp | 7,5 |
F5 | Noodknipperlichten | 15 |
F6 | Mistachterlicht | 5 |
F7 | Breedtelichten, links | 5 |
F8 | Breedtelichten, rechts | 5 |
F9 | Ruitenwisser Differentieelgrendel | 10 |
F10 | Radio Hogedrukreiniger | 7,5 |
F11 | Richtingaanwijzer | 10 |
F12 | Zwaailicht | 10 |
F13 | Rijpomp, weergave | 7,5 |
F14 | Motor | 5 |
F15 | Ventiel uitlaatgasrecirculatie CR* | 5 |
F16 | Luchtstroomsensor CR* | 5 |
F17 | Koplampen | 15 |
F18 | Schijnwerpers | 15 |
F19 | Cabineventilatie | 15 |
F20 | Stoelverwarming Spiegelverwarming | 15 |
F21 | Cabine toebehoren Stekkerverbinding voor, aanbouwapparaat | 15 |
F22 | Stoelcompressor Stekkerverbinding achter, strooier | 30 |
F23 | Startschakelaar (contactslot) | 5 |
F24 | Voorruitverwarming | 30 |
F25 | Voorontsteking | 40 |
F26 | BODAS-regeleenheid | 30 |
F31 | Hoofdzekering aan de motor | 70 |
* CR = common-railmotor (MC 130 Advanced plus) |
Gevaar voor letsel en beschadiging
Neem het gewicht van het apparaat in acht.
Het voertuig op een beschermde, vlakke en droge plaats parkeren, de hoofdschakelaar ingeschakeld laten.
Motorolie verversen en motoroliefilter vervangen.
Bij vorstgevaar controleren of er voldoende antivries in het koelmiddel zit.
Watertank en leidingsysteem legen.
Bij recyclingsysteem (optie) water uit de vuilcontainer aftappen.
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Voertuig van binnen en van buiten reinigen.
Voertuig opbokken wanneer het langer dan een maand stilstaat.
Accu loskoppelen.
Kleinere storingen kunt u met behulp van het volgende overzicht zelf verhelpen.
Neem bij twijfel contact op met de geautoriseerde klantenservice.
Gevaar voor elektrische schokken
Schakel voor alle onderhoudswerkzaamheden het voertuig uit en trek de sleutel eruit.
Reparatiewerkzaamheden en werkzaamheden aan elektrische componenten mogen alleen door de geautoriseerde klantenservice worden uitgevoerd.
Bij alle niet vermelde storingen met de klantenservice (service) contact opnemen!
Oorzaak:
Oplossing:
Accu controleren/laden.
Hoofdschakelaar inschakelen.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen (stoelcontactschakelaar wordt geactiveerd).
Rijrichtingshendel in stand NEUTRAAL - middelste stand.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oorzaak:
Oplossing:
Luchtfilter reinigen/vervangen.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oorzaak:
Oplossing:
Parkeerrem loszetten.
Stand van de vrijloophendel controleren.
Oliepeil van de rijhydraulica door de klantenservice laten controleren.
Bij vriestemperaturen en koude hydraulische olie: Laat het apparaat minstens 3 minuten warm draaien.
Oorzaak:
Oplossing:
Brandstofkraan aan de brandstoffilter sluiten.
Brandstoftransportpomp loskoppelen.
Als dit meermaals voorvalt, met de klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Oplossing:
Vuilreservoir leegmaken.
Zuigventilator inschakelen.
Slang op zuigventilator controleren.
Afdichtingen controleren/vervangen:
Afdichtmanchet zuigventilator.
Afdichting filterkast.
Afdichtingen vuilreservoir.
Stoffilter controleren/reinigen/vervangen.
Correcte plaatsing van de stoffilter controleren.
Stoffilter bij lichte verontreinigingen reinigen.
Stoffilter bij beschadiging of sterke verontreiniging vervangen.
Afdichtlijsten op slijtage controleren/instellen/vervangen.
Oorzaak:
Oplossing:
Veegwals en zijbezems op slijtage controleren, indien nodig vervangen.
Afdichtlijsten op slijtage controleren, indien nodig instellen/vervangen.
Werking van de grofvuilklep controleren.
Veegwalshelften op correcte plaatsing controleren.
Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.
Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.
Oorzaak:
Oplossing:
Contact opnemen met de klantenservice.
Oorzaak:
Oplossing:
Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.
Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.
Zijbezems op ingewikkelde banden controleren.
Oorzaak:
Oplossing:
Contact opnemen met de klantenservice.
Oorzaak:
Oplossing:
Accu controleren/laden.
Hoofdschakelaar inschakelen.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen (stoelcontactschakelaar wordt geactiveerd).
Rijrichtingshendel in stand NEUTRAAL - middelste stand.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oorzaak:
Oplossing:
Luchtfilter reinigen/vervangen.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oorzaak:
Oplossing:
Parkeerrem loszetten.
Stand van de vrijloophendel controleren.
Oliepeil van de rijhydraulica door de klantenservice laten controleren.
Bij vriestemperaturen en koude hydraulische olie: Laat het apparaat minstens 3 minuten warm draaien.
Oorzaak:
Oplossing:
Brandstofkraan aan de brandstoffilter sluiten.
Brandstoftransportpomp loskoppelen.
Als dit meermaals voorvalt, met de klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Oplossing:
Vuilreservoir leegmaken.
Zuigventilator inschakelen.
Slang op zuigventilator controleren.
Afdichtingen controleren/vervangen:
Afdichtmanchet zuigventilator.
Afdichting filterkast.
Afdichtingen vuilreservoir.
Stoffilter controleren/reinigen/vervangen.
Correcte plaatsing van de stoffilter controleren.
Stoffilter bij lichte verontreinigingen reinigen.
Stoffilter bij beschadiging of sterke verontreiniging vervangen.
Afdichtlijsten op slijtage controleren/instellen/vervangen.
Oorzaak:
Oplossing:
Veegwals en zijbezems op slijtage controleren, indien nodig vervangen.
Afdichtlijsten op slijtage controleren, indien nodig instellen/vervangen.
Werking van de grofvuilklep controleren.
Veegwalshelften op correcte plaatsing controleren.
Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.
Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.
Oorzaak:
Oplossing:
Contact opnemen met de klantenservice.
Oorzaak:
Oplossing:
Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.
Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.
Zijbezems op ingewikkelde banden controleren.
Oorzaak:
Oplossing:
Contact opnemen met de klantenservice.
Oorzaak:
Koelmiddeltemperatuur te hoog.
Oplossing:
Motor afzetten.
Koeler reinigen (zie hoofdstuk "Koeler reinigen").
Stand van de koelvloeistof in de motor controleren, indien nodig bijvullen.
Als het waarschuwingslampje niet binnen 5 minuten uitgaat:
Motor afzetten
Klantenservice raadplegen
Oorzaak:
Temperatuur hydraulische olie te hoog.
Oplossing:
Motor met standgas gebruiken tot het waarschuwingslampje uitgaat.
Oorzaak:
Temperatuur hydraulische olie te laag.
Oplossing:
Motor voorzichtig warmdraaien tot het waarschuwingslampje uitgaat.
Oorzaak:
Motoroliedruk te hoog.
Oplossing:
Met klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Parkeerrem actief.
Oplossing:
Parkeerrem loszetten.
Oorzaak:
Brandstofpeil laag.
Oplossing:
Brandstof bijvullen.
Oplossing:
Brandstofsysteem ontluchten, als de tank leeg is.
Oorzaak:
Batterij wordt niet geladen.
Oplossing:
Met klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Regeneratie vereist.
Oplossing:
Regeneratie uitvoeren (zie hoofdstuk "Regeneratie").
Oorzaak:
Service vereist.
Oplossing:
Service door klantenservice laten uitvoeren.
De serviceweergave moet door de klantenservice worden teruggezet.
De volgende gecodeerde foutmeldingen kunnen tijdens bedrijf van de level V motoren V2403-CR-TE4B-KRC-1 (MC 130 plus, MC 130 classic) optreden.
Als bij een lopende motor een fout verschijnt, knippert de weergavelamp en wordt eventueel nog een foutcode op het display gegenereerd.
NCD Error | Weergavelampje knippert |
---|---|
U0076 | 1Hz (elke seconde) + 5 seconden continu aan + 1 Hz (elke seconden) + 5 seconden continu aan ... |
P0102 | 1Hz + 5 seconden continu aan + 1 Hz + 5 seconden continu aan ... |
PCD Error | Weergavelampje knippert |
---|---|
P3014 | 1 Hz (elke 1 seconden) |
P1A28 | 1 Hz (elke 1 seconden) |
P3015 | 1 Hz (elke 1 seconden) |
P2455 | 1 Hz (elke 1 seconden) |
(A) - (E) Schroeven SW 8
(F) Kartelschroef
Afdekking verwijderen, hiervoor schroeven (3x) van de afdekking ontgrendelen door linksom te draaien.
Voor het bedienen van de handpomp is een handbuis nodig; deze bevindt zich aan de zijkant achter de bestuurdersstoel.
Er is een ringsleutel SW 8 voor de schroeven meegeleverd.
Schroeven (B, E, F) eruit schroeven.
Handpomp (1) bedienen.
Vuilreservoir/aanbouwframe wordt opgetild.
Schroef (F) langzaam erin draaien.
Vuilreservoir/aanbouwframe wordt neergelaten.
Schroeven erin draaien.
Basispositie wordt hersteld.
Schroeven (A, D, F) erin schroeven.
Handpomp (1) bedienen.
Frontkrachttiller/zuigmond wordt opgetild.
Schroef (F) langzaam erin draaien.
Frontkrachttiller/zuigmond wordt neergelaten.
Schroeven erin draaien.
Basispositie wordt hersteld.
Kogelkraan (2) in horizontale positie brengen.
Schroef (C) eruit draaien.
Handpomp (1) bedienen.
Veeraccumulator komt los te zitten.
Kogelkraan in verticale positie brengen.
Schroef (C) erin draaien.
Veeraccumulator wordt geactiveerd (basispositie).
Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.
Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.
Bestelnr. | Aanduiding | Aantal stuks | Afbeelding |
---|---|---|---|
6.422-522.0 | Werkverlichting-led | 2 | ![]() |
9.654-350.0 | Veger | 1 | ![]() |
9.654-351.0 | Wisserblad | 1 | ![]() |
9.989-357.0 | Hoorn | 1 | ![]() |
9.656-126.0 | Luchtfilter op de hydraulische olietank | 1 | ![]() |
2.852-393.0 | Luchtfilter fijn stof | 1 | ![]() |
6.996-448.0 | Gloeilamp | 2 | ![]() |
7.651-027.0 | Lamp | 2 | ![]() |
7.651-028.0 | Lamp | 2 | ![]() |
Gegevens capaciteit van apparaat | |
Rijsnelheid (max.) | 40 (30) km/h |
Werksnelheid (max.) | 20 km/h |
Klimvermogen (max.) | 25 % |
Aangedreven wielen | 4 m2/h |
Theoretische oppervlaktecapaciteit | 24000 |
Werkbreedte | 1200 - 2400 mm |
Draaicirkel | 1173 mm |
Werkbreedte min. | 1200 mm |
Werkbreedte standaard | 1540 mm |
Accu | |
Accutype | onderhoudsvrij - |
Accucapaciteit | 80 Ah |
Accuspanning | 12 V |
Afmetingen en gewichten | |
Lengte | 3955 mm |
Breedte | 1540 mm |
Hoogte | 2000 mm |
Leeggewicht (transportgewicht) | 2275 kg |
Toegestaan totaal gewicht | 3500 kg |
Toegestane maximale aslast voor | 2000 kg |
Toegestane maximale aslast achter | 2000 kg |
Toegestane aanhanglast (optie) geremd | 3000 kg |
Toegestane aanhanglast (optie) ongeremd | 750 kg |
Steunlast aanhangerkoppeling (optie) | 250 kg |
Vuilreservoir | |
Volume vuilreservoir (bruto) | 1300 (1,3) l (m3) |
Ontlaadhoogte (max.) | 1550 mm |
Volume watertank | 195 l |
Zijbezem | |
Zijbezemdiameter | 900 1/min |
Zijbezemtoerental (traploos) | 0 - 110 1/min |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Kubota V2403-CR-T-EW03 |
Type | 4-cilinder viertaktdieselmotor met dieselpartikelfilter (DPF) |
Cilinderinhoud | 2434 cm3 |
Koeltype | Water |
Motorrendement bij 2700 1/min | 48,0 kW |
Type motorolie | Shell Rimula R6 LM 10W-40 |
Hoeveelheid motorolie | max. 9,5 l |
Inhoud brandstoftank | 50 l |
Brandstoftype | Diesel l |
Koelvloeistof (SAE J814C) | Havoline XLC Antifreeze |
Hydraulische olie conform DIN 51524, deel 3 | Renol B HV 46 |
Hoeveelheid hydraulische olie | 43 l |
Berekende waarden conform EN 60335-2-72 | |
Geluidsdrukniveau LpA | 74 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 3 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA | 104 dB(A) |
Onzekerheid KWA | 3 dB(A) |
Hand-arm-vibratiewaarde | 0,4 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,2 dB(A) |
Vibratiewaarde stoel | 0,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,1 dB(A) |
Smeervetten | |
Voor handmatig te smeren smeerpunten | Multipurpose vet |
Gegevens capaciteit van apparaat | |
Rijsnelheid (max.) | 40 (30) km/h |
Werksnelheid (max.) | 20 km/h |
Klimvermogen (max.) | 25 % |
Aangedreven wielen | 4 m2/h |
Theoretische oppervlaktecapaciteit | 24000 |
Werkbreedte | 1200 - 2400 mm |
Draaicirkel | 1173 mm |
Werkbreedte min. | 1200 mm |
Werkbreedte standaard | 1540 mm |
Accu | |
Accutype | onderhoudsvrij - |
Accucapaciteit | 80 Ah |
Accuspanning | 12 V |
Afmetingen en gewichten | |
Lengte | 3955 mm |
Breedte | 1540 mm |
Hoogte | 2000 mm |
Leeggewicht (transportgewicht) | 2275 kg |
Toegestaan totaal gewicht | 3500 kg |
Toegestane maximale aslast voor | 2000 kg |
Toegestane maximale aslast achter | 2000 kg |
Toegestane aanhanglast (optie) geremd | 3000 kg |
Toegestane aanhanglast (optie) ongeremd | 750 kg |
Steunlast aanhangerkoppeling (optie) | 250 kg |
Vuilreservoir | |
Volume vuilreservoir | - l (kg) |
Ontlaadhoogte (max.) | - mm |
Volume watertank | - l |
Zijbezem | |
Zijbezemdiameter | - 1/min |
Zijbezemtoerental (traploos) | - 1/min |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Kubota V2403-CR-T-EW03 |
Type | 4-cilinder viertaktdieselmotor met dieselpartikelfilter (DPF) |
Cilinderinhoud | 2434 cm3 |
Koeltype | Water |
Motorrendement bij 2700 1/min | 48,0 kW |
Type motorolie | Shell Rimula R6 LM 10W-40 |
Hoeveelheid motorolie | max. 9,5 l |
Inhoud brandstoftank | 50 l |
Brandstoftype | Diesel (geen biodiesel gebruiken) l |
Koelvloeistof (SAE J814C) | Havoline XLC Antifreeze |
Hydraulische olie conform DIN 51524, deel 3 | Renol B HV 46 |
Hoeveelheid hydraulische olie | 43 l |
Berekende waarden conform EN 60335-2-72 | |
Geluidsdrukniveau LpA | 74 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 3 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA | 104 dB(A) |
Onzekerheid KWA | 3 dB(A) |
Hand-arm-vibratiewaarde | 0,4 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,2 dB(A) |
Vibratiewaarde stoel | 0,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,1 dB(A) |
Smeervetten | |
Voor handmatig te smeren smeerpunten | Multipurpose vet |
In onderstaande tabel zijn de bandenspanningen bij verschillende asbelasting en verschillende snelheden vermeld.
![]() | Maxxis Vansmart A/S AL2 205/65C 8PR 107/105 TL Banden voor alle weertypes | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aslast (kg) | 1000 | 1200 | 1400 | 1600 | 1800 | 1950 | |||||
Luchtdruk (bar) | 3,0 | 4,75 | |||||||||
![]() | Toyo 195/75 R14C 106/104 R Winterbanden (M+S) | ||||||||||
Aslast (kg) | 1000 | 1200 | 1400 | 1600 | 1800 | 2000 | |||||
Luchtdruk (bar) | 5,0 |
![]() | BKT LG306 26x12-12 8 PLY Gazonbanden | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Aslast (kg) | 1000 | 1200 | 1400 | 1600 | 1800 | 2000 |
Luchtdruk (bar) bij 30 km/h | 1,0 | 1,0 | 1,3 | 1,6 | 2,0 | 2,4 |
Luchtdruk (bar) bij 40 km/h | 1,0 | 1,1 | 1,5 | 1,8 | 2,2 | 2,6 |
![]() | Deestone D408 26x12-12.00 - 12 10 PLY Tractiebanden | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Aslast (kg) | 1000 | 1200 | 1400 | 1600 | 1800 | 2000 |
Luchtdruk (bar) bij 30 km/h | 1,3 | 1,5 | 1,8 | 2,0 | 2,5 | 2,9 |
Luchtdruk (bar) bij 40 km/h | 1,3 | 1,5 | 1,8 | 2,0 | 2,5 | 2,9 |
De veiligheidsafdekkingen kunnen aan de verschillende bandbreedtes worden aangepast.
Schroeven, telkens vooraan drie stuks, losdraaien.
Veiligheidsafdekking aan de bandbreedte aanpassen.
Schroeven, telkens achteraan drie stuks, uitdraaien.
Veiligheidsafdekking verplaatsen.
Alle schroeven opnieuw aantrekken.
Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.
Product: Veegmachine
Type: PF-D
Relevante EU-richtlijnen2006/42/EG (+2009/127/EG)
2014/30/EU
2000/14/EG
Toegepaste geharmoniseerde normenEN 13019
EN ISO 14982:2009
Toegepaste conformiteitswaarderingsprocedure2000/14/EG: Bijlage V
Geluidsvermogensniveau dB(A)PF-D (MC130)Gemeten: 101
Gegarandeerd: 104
De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.
Gevolmachtigde voor de documentatie:
S. Reiser
Alfred Kärcher SE & Co. KG
Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40
71364 Winnenden (Germany)
Tel.: +49 7195 14-0
Fax: +49 7195 14-2212
Winnenden, 2018/07/18