MC 250

59688300 (02/22)
59688300 (02/22)
Voordat u uw voertuig voor het eerst gebruikt, dient u de originele gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinstructies door te lezen. Houd u hieraan.
Bewaar de gebruiksaanwijzing voor later gebruik of voor de volgende eigenaar.
Meld bij de overdracht van het voertuig gebreken en transportschade meteen aan uw dealer of verkoopvestiging.
De volgende voertuigen worden in deze gebruiksaanwijzing beschreven:
Apparaatdrager met VM-motor (R754EU6C) 75 kW (Euro 6)
met DPF- en SCR-filter
Apparaatdrager met VM-motor (R754ISE5) 54,5 kW (niveau V)
met DPF-filter
De volgende teksten zijn een uittreksel uit de gebruiksaanwijzing van de motorfabrikant.
(VM motor Euro 6)
Het ATS-systeem bestaat uit een katalysator 'Diesel Oxidation Catalyst (DOC)', een deeltjesfilter 'Diesel Particulate Filter (DPF)' en uit een katalysator 'Selective Catalyst Reduction (SCR)'. Deze componenten verbranden de verzamelde deeltjes tijdens een “regeneratieproces' en verminderen de stikstofoxiden (NOx). Voor effectieve regeneratie moeten de uitlaatgassen gedurende een bepaalde periode bij een hoge temperatuur uittreden. De uitlaatgassen moeten een temperatuur hebben die geschikt is voor regeneratie, anders filtert de DPF continu en loopt zo het risico van verstopping. Om verstopping van het filter te voorkomen, wordt een actief geregenereerd nabehandelingssysteem gebruikt.
In de uitlaatgassen van een dieselmotor bevinden zich stikstofoxiden (NOx) die moeten worden gereduceerd. In overeenstemming met de normen voor verontreinigende emissies werd het huidige nabehandelingssysteem met een 'SCR'-systeem geïntegreerd.
Het systeem voor het verminderen van NOx-gassen bestaat uit een doseerbesturingseenheid (DCU-box), een tank voor de reactievloeistof DEF (Diesel Exhaust Fluid), een DEF-injector en een katalysator-SCR.
De vloeistof 'Diesel Exhaust Fluid '(DEF) of bekend als AdBlue® als handelsnaam wordt door de doseerbesturingseenheid (DCU-box) in de injector gepompt. De injector verstuift de vloeistof voor de SCR-katalysator en veroorzaakt een chemische reactie. Deze chemische reactie zet de stikstofoxiden (NOx) in de uitlaatgassen om in waterdamp en stikstof.
AdBlue® of DEF is een niet-giftige, kleurloze, reukloze en niet-ontvlambare vloeistof. Deze wordt in een speciale container in het voertuig gevuld en in het uitlaatsysteem geïnjecteerd voor het reinigen van de uitlaatgassen.
In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw voertuig verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of productiefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.
Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.
Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.
Het voertuig mag alleen reglementair worden gebruikt, zoals in deze gebruiksaanwijzing weergegeven en beschreven.
Tot het reglementaire gebruik behoort ook het in acht nemen van het voorgeschreven onderhoud.
Het voertuig en de aanbouwapparaten mogen alleen door personen worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd die hiermee vertrouwd zijn en over de hiermee gepaard gaande gevaren geïnstrueerd zijn.
Neem de algemene veiligheidsvoorschriften en de voorschriften inzake ongevallenpreventie van de wetgever in acht. Neem ook andere veiligheidstechnische, arbo- en verkeersregels in acht.
Het voertuig is niet bedoeld om te worden gebruikt met een frontlader.
Het bedieningspersoneel moet:
lichamelijk en geestelijk geschikt zijn
over het gebruik van het voertuig en de aanbouwapparaten geïnstrueerd zijn
Voor het begin van het werk deze gebruiksaanwijzing alsook de gebruiksaanwijzingen van aanbouwapparaten of getrokken apparaten gelezen en begrepen hebben
de geschiktheid voor het besturen van het voertuig tegenover de ondernemer aangetoond hebben
door de ondernemer voor het besturen van het voertuig aangewezen zijn
Het voertuig is een apparaatdrager waaraan naar wens verschillende aanbouwapparaten (niet meegeleverd) voor en ook achter kunnen worden aangebracht.
Dit voertuig is geschikt voor het gebruik met verschillende aanbouwapparaten en voor het trekken van aanhangers.
Ongeremd tot 600 kg, oplooprem tot 3000 kg
De maximaal te trekken aanhanglast is op het typeplaatje resp. in de technische gegevens aangegeven en mag niet worden overschreden.
Voor het gebruik op de openbare weg moet het voertuig aan de nationaal geldende richtlijnen voldoen.
Er mogen alleen door KÄRCHER vrijgegeven aanbouwapparaten worden gebruikt.
KÄRCHER kan niet aansprakelijk worden gesteld voor ongevallen of storingen van niet vrijgegeven aanbouwapparaten.
Neem de gebruiksaanwijzingen van de aanbouwapparaten in acht.
Rijbewijs: Zorg bij het rijden op de openbare weg voor een rijbewijs dat geldig is voor dit voertuig. Neem contact op met Kärcher Service als er iets onduidelijk is.
Voldoe aan de plaatselijke nationale voorschriften.
Niet-reglementair gebruik is verboden.
Het bedieningspersoneel is aansprakelijk voor gevaar dat door het niet toegestane gebruik ontstaat. Het gebruik voor andere doeleinden dan in deze documentatie beschreven is verboden.
Aan het voertuig mogen geen veranderingen worden aangebracht.
Blijf niet in de gevarenzone.
Gebruik het apparaat nooit in explosieve ruimtes.
Vervoer geen mensen (behalve op de daarvoor bestemde stoelen) met het voertuig, de laadruimte of op aanbouwapparaten.
Gebruik het voertuig niet in de bosbouw.
Versproei geen insecticiden, pesticiden of kunstmest met het voertuig.
De motorkap is niet geschikt als laadvlak. Betreden is ook verboden.
Componenten als batterijen, accu’s of olie die, als ze verkeerd worden gebruikt of onjuist worden weggegooid, een potentieel risico voor de menselijke gezondheid en het milieu vormen, mogen niet met het huishoudelijk afval worden weggegooid.
Actuele informatie over inhoudsstoffen treft u aan via internetadres: www.kaercher.nl/REACH
Houd u aan de nationale regelgeving ter plaatse.
Neem de specifieke voorschriften van het bedrijf in acht.
Voer bedrijfs- en hulpstoffen volgens de geldende productinformatiebladen milieuvriendelijk af.
Uitgediende voertuigen bevatten waardevolle recyclebare materialen. Voor de afvoer van uw voertuig raden we de samenwerking met een gespecialiseerd afvalverwijderingsbedrijf aan.
Aanwijzing voor direct dreigend gevaar dat tot zware of dodelijke verwondingen leidt.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot zware of dodelijke verwondingen kan leiden.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot lichte verwondingen kan leiden.
Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot materiële schade kan leiden.
Verstikkingsgevaar. Houd verpakkingsfolie buiten het bereik van kinderen.
Gebruik het voertuig alleen volgens de voorschriften. Houd rekening met de plaatselijke omstandigheden en let bij het uitvoeren van werkzaamheden op andere personen en met name kinderen.
Personen met verminderde fysieke, sensorische of geestelijke capaciteiten of een gebrek aan ervaring en kennis mogen het voertuig alleen onder begeleiding gebruiken of wanneer ze in het veilige gebruik van het apparaat worden getraind en de hieruit voortvloeiende gevaren begrijpen.
Alleen personen die in de omgang met het voertuig zijn geïnstrueerd of hebben bewezen dat ze het apparaat correct bedienen en uitdrukkelijk de opdracht hebben dit apparaat te gebruiken, mogen het voertuig gebruiken.
Kinderen mogen het voertuig niet gebruiken.
Houd toezicht op kinderen om ervoor te zorgen dat ze niet met het voertuig spelen.
Veiligheidsinrichtingen zijn er voor uw veiligheid. Verander of omzeil veiligheidsinrichtingen nooit.
Kantelgevaar bij te grote hellingen! Neem bij het rijden op hellingen de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.
Kantelgevaar bij te grote zijdelingse helling! Neem bij het rijden dwars op de rijrichting de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.
Kantelgevaar bij instabiele ondergrond! Gebruik het voertuig uitsluitend op verharde ondergrond.
Gevaar voor ongevallen door niet aangepaste snelheid. Rijd langzaam in bochten.
De lijst met aanwijzingen m.b.t. het kantelgevaar maakt geen aanspraak op volledigheid.
Bestuurderscabines zijn van ventilatiesleuven of luchtuitlaatopeningen voorzien. Houd deze beslist vrij om voldoende ventilatie te waarborgen.
Zorg voor vrij zicht op de openbare weg vóór gebruik (bijv. mistvrije voorruiten, spiegels etc.).
Dieselmotor: Gebruik voertuigen met dieselmotor nooit in besloten ruimtes.
Gevaar voor vergiftiging: Uitlaatgassen niet inademen.
Sluit de openingen voor uitlaatgassen nooit af.
Buig niet over de opening voor uitlaatgassen heen. Raak de uitlaatgasopening niet aan.
Blijf beslist uit de buurt van de aandrijving. Houd rekening met de nalooptijd van de motor bij het afzetten (3-4 seconden).
Schakel de motor uit en verwijder de sleutel voordat u het voertuig schoonmaakt en onderhoudt, onderdelen vervangt of overschakelt naar een andere functie.
Laat reparaties alleen uitvoeren door erkende klantenservices of experts voor dit gebied die bekend zijn met alle relevante veiligheidsvoorschriften.
Neem veiligheidscontroles in acht in overeenstemming met de lokaal geldende voorschriften voor commercieel gebruikte bedrijfsvoertuigen.
Reinig banden, koelerlamellen, hydraulische slangen en kleppen, afdichtingen en elektrische en elektronische componenten niet met de hogedrukreiniger.
Let op de juiste bandenspanning, de band kan barsten als de bandenspanning te hoog is.
Alleen originele Kärcher-zittingen mogen worden gebruikt. Anders kunnen de trillingswaarden niet worden gegarandeerd.
Het voertuig heeft een hydrostatische aandrijving, evenals een 2-wielbesturing en een selecteerbare 4-wielbesturing. Hierdoor is het rijgedrag anders dan dat van een gewone auto.
RemgedragOm te remmen moet het rempedaal worden ingedrukt.
Loslaten van het rijpedaal zorgt voor niet voor een merkbare vertraging.
Het voertuig heeft 2-wielbesturing en een selecteerbare 4-wielbesturing.
2-wielbesturing is standaard geactiveerd, als het voertuig wordt gestart (rijmodus).
De 4-wielbesturing kan op verzoek worden geselecteerd (werkmodus).
De 4-wielbesturing maakt nauwere bochten mogelijk dan bij 2-wielbesturing.
Vermijd snelle stuurbewegingen en rijd langzaam in bochten. Houd rekening met de zwenken van de achterzijde.
Opbouweenheden achteraan en beladingstoestanden beïnvloeden de positie van het zwaartepunt van het voertuig en daarmee het rijgedrag. Stel u vooral na het vervangen van opbouweenheden en bij veranderlijke beladingstoestanden op een veranderd rijgedrag in. De limieten kunnen eerder worden bereikt.
De fabrieksplaatjes staan rechts in de rijrichting, in de bestuurderscabine naast de bestuurdersstoel.
Typeplaatje frame
Typeplaatje voertuig
Typeplaatje motor
Bestuurdersstoel
De chassisnummers bevinden zich rechts op het frame in de rijrichting, in de buurt van het voorwiel.
Chassisnummer
Onleesbare of verdwenen symbolen onmiddellijk vervangen.
![]() | GEVAARVerbrandingsgevaar door hete oppervlakken Laat het voertuig afkoelen voordat u eraan werkt. |
![]() | GEVAARVerbrandingsgevaar door hete uitlaat Raak de uitlaat niet aan. Laat de uitlaat afkoelen voordat u eraan werkt. |
![]() | GEVAARKantelgevaar Rijd alleen over terrein wanneer de dwarshelling niet meer is dan 10°. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door wegspattende voorwerpen Houd voldoende afstand van personen, dieren en voorwerpen. |
![]() | WAARSCHUWINGGevaar voor letsel Gevaar voor beknelling en afknelling aan riemen, zijbezems, vuilreservoir, kap. |
![]() | GEVAARGevaar voor beknelling Let er bij het gebruik van het voertuig als tractor op dat zich tijdens het gebruik geen personen tussen het voertuig en de aanhanger bevinden. |
![]() | LET OP
Roterende machinedelen. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door roterende onderdelen Open de kap pas als de motor stilstaat. |
![]() | WAARSCHUWINGGezondheidsrisico door giftige uitlaatgassen Adem geen uitlaatgassen in. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door onbevoegd gebruik Trek de contactsleutel uit het contact ter beveiliging tegen onbevoegd gebruik en voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden. |
![]() | LET OPMateriële schade bij reiniging en onderhoud Parkeer voor reinigings- en onderhoudswerkzaamheden het voertuig op een vlakke, vaste ondergrond. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door niet voorziene zitplaats Neem plaats op de bestuurdersstoel. |
![]() | GEVAARGevaar voor letsel door overrijden Tijdens het gebruik mogen zich geen personen in de buurt van het voertuig ophouden. |
![]() | GEVAARGevaar voor stoten, gevaar voor beknelling Ondersteun bij het transport of werkzaamheden onder hangende last met geschikte middelen. |
![]() | Smeerpunt |
![]() | Remvloeistof DOT 4 gebruiken |
![]() | Diesel volgens DIN EN 590 tanken |
![]() | Opnamepunt voor krik |
![]() | Motorkap openen |
![]() | Gebruiksaanwijzing lezen |
Onleesbare of verdwenen symbolen onmiddellijk vervangen.
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de gebruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld en de functies ervan mogen niet worden omzeild.
Neem de veiligheidsinstructies in de hoofdstukken in acht!
Voorwaarden voor het starten van de motor:
Bestuurder zit op de bestuurdersstoel
Neutrale stand van de rijrichtingschakelaar
Als de rijrichtingschakelaar op vooruit of achteruit staat wanneer de motor wordt gestart, kan de motor wel worden gestart, maar is rijden alleen mogelijk als de rijrichtingschakelaar eerst in de neutrale stand staat.
Bedien de schakelaar voor het accuscheidingsrelais. Zie het hoofdstuk "Schakelaar voor het accuscheidingsrelais".
Als de bestuurdersstoel niet belast is:
Kan met het voertuig niet gereden worden.
Kan de PTO voor niet ingeschakeld worden of schakelt uit.
De parkeerrem heeft hydraulische druk nodig om te lossen. Bij een uitgeschakelde motor wordt de rem automatisch bediend.
Bij een draaiende motor en de rijrichtingshendel op NEUTRAAL is de parkeerrem eveneens aangetrokken.
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indicatie "Parkeerrem aangetrokken" brandt bij een aangetrokken parkeerrem.
De bestuurder wordt beschermd tegen blikseminslag in de bestuurderscabine.
De bestuurderscabine heeft een kantelbeveiligingsstructuur (ROPS), die omkantelen na kantelen voorkomt.
De bestuurderscabine heeft geen beschermende structuur voor vallende voorwerpen (FOPS).
De bestuurderscabine heeft geen bescherming tegen binnendringende objecten (OPS).
Gebruik altijd de veiligheidsgordel.
Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen batterijen en oplaadapparaten
Vervang de batterijen alleen door batterijen van hetzelfde type!
Verwijder de batterij voordat u het voertuig afvoert en voer het voertuig af met inachtneming van de landspecifieke en plaatselijke voorschriften.
Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:
![]() | Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen. |
![]() | Oogbescherming dragen. |
![]() | Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden. |
![]() | Explosiegevaar |
![]() | Vuur, vonken, open licht en roken verboden. |
![]() | Verbrandingsgevaar |
![]() | Eerste hulp. |
![]() | Waarschuwing |
![]() | Afvalverwijdering |
![]() | Accu niet in de vuilnisbak gooien. |
Brand- en explosiegevaar
Leg geen gereedschap of andere voorwerpen op de batterij.
Vermijd absoluut roken en open vuur.
Zorg bij het laden van batterijen in ruimtes voor een goede ventilatie.
Gebruik uitsluitend door Kärcher vrijgegeven batterijen en oplaadapparaten (originele reserveonderdelen).
Milieugevaar door ondeskundige verwijdering van de batterij
Voer defecte of opgebruikte batterijen op een veilige manier af (neem eventueel contact op met een afvalverwijderingsfirma of met de Kärcher-service).
Bij reglementair gebruik en wanneer de gebruiksaanwijzing wordt opgevolgd vormen loodbatterijen geen gevaar.
Houd er echter rekening mee dat loodbatterijen zwavelzuur bevatten dat ernstig letsel kan veroorzaken.
Gemorst zwavelzuur of zwavelzuur dat uit een lekkende batterij treedt met absorptiemiddel opvangen, bijv. zand. Niet in de riolering, de bodem of de wateren laten terechtkomen.
Zuur neutraliseren met kalk/natriumcarbonaat en volgens de plaatselijke voorschriften afvoeren.
Neem contact op met een afvalverwerkingsbedrijf voor de afvoer van defecte batterijen.
Zuurspatten in het oog of op de huid met veel helder water uit- resp. afspoelen.
Daarna onmiddellijk een arts raadplegen.
Vervuilde kleding met water uitwassen.
Kleding vervangen.
Het voorste sleepapparaat is bevestigd aan het linkerframe en beveiligd met een veiligheidsbout.
Begripsdefinitie hydraulische PTO
Power Take Off = hydraulische krachtaftgifte
Begripsdefinitie AUX
Auxilliary valve = extra stuurventiel
Als u een aansluiting niet gebruikt, breng dan de stofkap ter bescherming aan.
Als u een aansluiting niet gebruikt, breng dan de stofkap ter bescherming aan.
Voor de verschillende onderhouds- of reinigingswerkzaamheden moeten de desbetreffende panelen worden geopend. Een beschrijving van de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden vindt u in het hoofdstuk "Onderhoud".
Afbeelding: weergave zonder afdekking
Radiatorrooster: ontgrendelen met vierkantsleutel en naar buiten draaien.
Reiniging combinatiekoeler
Reiniging condensor airconditioning
Onderhoudsklep rechts: zwenken om te openen.
DEF of AdBlue® bijvullen
Ruitenwisservloeistofpeil controleren/bijvullen
Koelvloeistofpeil in het expansiereservoir controleren/bijvullen
Motorkap/schoonwatertank: ontgrendelen met vierkantsleutel en naar buiten draaien.
Motoroliepeil controleren
Noodontgrendeling van de parkeerrem
Vulniveau remvloeistof controleren
Onderhoudsklep links: zwenken om te openen.
Luchtaanzuiging aan de zijkant van de luchtfilterbehuizing reinigen
Luchtfilterdeksel van bovenaf openen en het luchtfilter reinigen
Vierkantsleutel: voor het ontgrendelen van het radiatorrooster en de motorkap/watertank
Sluit beide deuren na het parkeren van het voertuig af.
De bestuurdersportieren dienen als nooduitgang.
Variant besturing rechts
De bestuurdersstoel en het bestuurdersportier bevinden zich rechts in de rijrichting en er is een tweede deur aan de linkerkant van de bestuurderscabine.
Variant besturing links
De bestuurdersstoel en het bestuurdersportier bevinden zich links in de rijrichting en er is een tweede deur aan de rechterkant van de bestuurderscabine.
In- en uitstaphulp
Er zijn handgrepen in de deur en op de A-stijl, die kunnen worden gebruikt als in- en uitstaphulpmiddelen.
De frisse lucht wordt aangezogen door een fijnstoffilter in de bestuurderscabine (rechtsachter).
De radio is als optie verkrijgbaar en bevindt zich in de dakconsole.
Raadpleeg de bedieningsinstructies van de fabrikant voor gebruik.
De schakelaars bevinden zich in de plafondconsole.
De indicatie in de schakelaar brandt als deze is ingeschakeld.
De bedieningselementen bevinden zich in de dakconsole.
Het airconditioningsysteem wordt pas geactiveerd, als de ventilatormotorregelaar zich ten minste op niveau 1 bevindt.
Zorg voor een aangenaam klimaat in de bestuurderscabine. Stel dit in met behulp van de bedieningselementen.
Stel de ventilatiemondstukken tochtvrij in. Druk op de ventilatieklep om deze te openen / sluiten. Draai de ventilatieklep om de richting van de luchtstroom te veranderen.
Houd het luchtkanaal in de voetruimte voor de voorruit vrij. Anders beslaat deze.
De bedieningselementen bevinden zich in de plafondconsole.
Na het inschakelen toont het LCD-display de geselecteerde temperatuur, de ventilatorsnelheid en de geselecteerde instelling.
In de test-/diagnosemodus geeft het display de juiste berichten weer voor de storingsoplossing.
De instellingen kunnen worden geselecteerd met de instelknop. Schakel hiervoor de airconditioning in.
Druk op de insteltoets (SET).
Draai de instelknop met de klok mee of tegen de klok in om de gewenste instellingen te selecteren.
Het systeem keert met de geselecteerde instellingen na enkele seconden automatisch terug naar het hoofdscherm. Druk niet op de instelknop.
Om het contrast en de helderheid van het display en de temperatuurweergave in °C of °F in te stellen, drukt u twee keer op de instelknop als e airconditioning is ingeschakeld. Maak de nodige instellingen door de instelknop met de klok mee of tegen de klok in te draaien. Druk 1x op de instelknop om de instellingen op te slaan. Wacht een paar seconden, het systeem keert automatisch terug naar het hoofdscherm.
Nadat de airconditioning is uitgeschakeld, wordt de achtergrondverlichting uitgeschakeld en wordt de vooraf ingestelde instelling weergegeven.
Het airconditioningsysteem heeft ook menu's voor de instelling, foutweergaven of statistieken. Deze mogen alleen worden gebruikt door de bevoegde klantenservice. Neem bij vragen of een storing contact op met de bevoegde klantenservice.
Naast de bestuurdersstoel is er een console met schakelaars, een opbergbakje voor verschillende kleine onderdelen en stopcontacten voor USB en 12V.
Alle functies van het voertuig kunnen worden gedeactiveerd met de schakelaar voor het accuscheidingsrelais.
Koppel de accu los elke keer dat het voertuig geparkeerd wordt door de schakelaar in de stand "accu loskoppelen" te duwen. Wacht minstens 60 seconden na het uitschakelen van de verbrandingsmotor voordat u de schakelaar bedient.
Opmerking: Als de verbrandingsmotor is uitgeschakeld, worden de regeleenheden geleidelijk gedeactiveerd. De accu kan pas worden losgekoppeld als het laatste apparaat is uitgeschakeld. Houd daarom rekening met een wachttijd van 60 seconden.
Voor de inbedrijfstelling activeert u de accu door de schakelaar in de stand "accu activeren" te duwen.
Claxonneren: Knop aan korte zijde indrukken
Knipperen naar rechts: hendel naar voren
Knipperen naar links: Hendel naar achter
Groot licht: Hendel bij ingeschakeld rijlicht naar onderen drukken
Lichtsignaal: Trek aan de hendel en laat hem los
Ruitenwisser-interval: Ring naar voren draaien
De tijdsperiode van het ruitenwisserinterval is instelbaar (programmeerbaar).
Draai hiervoor aan de ring op het wis-interval, wacht op het gewenste tijdsinterval, schakel vervolgens uit en weer in binnen 1,5 seconden. Het ingestelde tijdsinterval keert terug naar de basisprogrammering nadat het contact is uitgeschakeld.
Continu wissen: Draai de ring naar achteren
1. Niveau voor normale wissnelheid
2. Draai een stap verder voor snelle veegsnelheid
Ruitensproeiervloeistof: Ring indrukken
De rijrichting wordt geselecteerd met de rijrichtingschakelaar.
Foute bediening
Om de rijrichting te selecteren, moet het voertuig stilstaan en moet de rijkeuzeschakelaar in de neutrale stand staan.
Als de rijkeuzeschakelaar tijdens selecteren van de rijrichting in de voorwaartse of achterwaartse richting staat, verandert het symbool op het display, maar wordt niet omgeschakeld.
Keuzeschakelaar omhoog naar het stuur trekken, dan in de gewenste rijrichting bewegen (voor / achter).
De rijrichting wordt op het display weergegeven.
Rijrichtingshendel in middelste stand zetten (neutrale stand).
De motor is in nullast.
Transportsnelheid of werksnelheid met het gaspedaal doseren.
Het contactslot bevindt zich onder de rijrichtingsschakelaar.
Loslaten van het gaspedaal veroorzaakt geen significante vertraging in de transportmodus.
Om te remmen moet het rempedaal worden ingedrukt.
Transportmodus: Als het rijpedaal wordt ingetrapt, worden het motortoerental en de rijsnelheid hoger.
Als het rijpedaal wordt losgelaten, worden het motortoerental en de rijsnelheid lager.
Werkmodus: Het motortoerental is ingesteld op een vaste waarde. De werksnelheid met het rijpedaal regelen.
Als het rijpedaal wordt ontlast, daalt alleen de werksnelheid en niet het motortoerental.
Het rempedaal activeert het voor- en achterwiel van het remsysteem.
Om te remmen moet het rempedaal worden ingedrukt.
Loslaten van het rijpedaal zorgt voor niet voor een merkbare vertraging.
De parkeerrem heeft hydraulische druk nodig om te lossen. Bij een uitgeschakelde motor wordt de rem automatisch bediend.
Bij een draaiende motor en de rijrichtingshendel op NEUTRAAL is de parkeerrem eveneens aangetrokken.
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indicatie "Parkeerrem aangetrokken" brandt bij een aangetrokken parkeerrem.
Volgende indicatie wordt na het inschakelen van het contact op het display weergegeven.
Door drukken op de desbetreffende functietoets verandert de weergave op het display. Door opnieuw indrukken of indrukken van de ‘Home’ knop navigeert u terug.
Wijzigen van instelwaarden wordt uitgevoerd met de insteltoetsen.
Bezetting van de functietoetsen | |
---|---|
F1 | Hier kan informatie, zoals de gebruiksaanwijzing van het voertuig, zijn opgeslagen In de werkmodus: Hogedrukreiniger inschakelen (optie) |
F2 | Weergave van datum en tijd |
F3 | Diverse instellingen |
F4 | In de werkmodus: Stoelcontactschakelaar overbruggen |
F5 | Waarschuwingssignaal voor achteruitrijden aan/uit |
F6 | Achteruitrijcamera aan/uit |
F7 | Zuigmondcamera (optioneel bij aanbouwset voor vegen) |
F8 | Tempomaat set |
F9 | Tempomaat resume |
F10 | Selectie 2- of 4-wielbesturing |
Insteltoetsen | ||
---|---|---|
![]() | Toets + | springt binnen een instelbewerking een veld naar boven |
![]() | Toets - | springt binnen een instelbewerking een veld naar onderen |
![]() | "Home"-toets | Gaat naar het "home" beeldscherm van de betreffende modus (transport/werk) |
![]() | Esc-toets | springt binnen een instelbewerking een stap terug |
![]() | "Return"-toets | sluit een instelbewerking af |
In de start-/transportmodus worden volgende indicaties op het display weergegeven.
Rijrichting vooruit
Neutrale stand
Rijrichting achteruit
Wordt naar de werkmodus overgeschakeld (PTO), dan wordt volgende indicatie op het display weergegeven.
gele wijzer: PTO links
grijze wijzer: PTO rechts
Bij het starten van de motor wordt automatisch transportmodus en 2-wielbesturing geselecteerd.
In de werkmodus (PTO aan) kan de 4-wielbesturing worden geselecteerd.
Functietoets F10 indrukken.
Stuurwiel over de middelste positie (referentiepunt) draaien. Als het display groen wordt, is het stuurtype geactiveerd.
De achteruitrijcamera bevindt zich aan de achterzijde van het voertuig.
Bij achteruitrijden wordt de camera automatisch ingeschakeld en wordt het beeld op het display weergegeven.
De achteruitrijcamera is geen vervanging voor de oplettendheid voor de omgeving
Let bij het achteruitrijden altijd op de omgeving.
Er mogen zich geen personen, dieren of voorwerpen binnen het rangeergebied bevinden.
Is nodig voor werkzaamheden bijvoorbeeld met de handzuigslang (optie) of hogedrukreiniger (optie) waarbij de bestuurder de bestuurdersstoel moet verlaten.
Richtingkeuzeschakelaar in stand NEUTRAAL.
Hydraulisch systeem activeren (PTO aan).
Op het display boven de functietoets F4 drukken.
Op het display verschijnt het waarschuwingssymbool "stoelcontactschakelaar overbrugd".
De stoelcontactschakelaar is nu overbrugd, de PTO blijft echter verder actief.
Groene controlelampjes zijn aanwijzingen.
Oranje controlelampjes duiden op storingen of nodige omschakelingen van bedrijfstoestanden:
Verder rijden is mogelijk als voorzichtig wordt gereden.
Vraag de hulp van een gespecialiseerd bedrijf.
Rode controlelampjes duiden op storingen en zijn veiligheidsgerelateerde waarschuwingen.
Lees de gebruiksaanwijzing!
Stop met rijden!
Vraag de hulp van een gespecialiseerd bedrijf.
De volgende symbolen en waarschuwingen kunnen op het display worden weergegeven.
![]() | Parkeerlicht |
![]() | Dimlicht |
![]() | Groot licht |
![]() | Rijrichtingsindicatie |
![]() | Controlelampje aanhangwagen |
![]() | Kruisingsfunctie actief |
![]() | AUX X-zwemfunctie actief |
![]() | AUX Y-zwemfunctie actief |
![]() | AUX X- en Y-zwemfunctie actief |
![]() | Functie 99 dB (A) actief |
![]() | Achteruitrijcamera actief |
![]() | 2-wielbesturing geactiveerd |
![]() | 2-wielbesturing klaar voor selectie |
![]() | 4-wielbesturing geactiveerd |
![]() | 4-wielbesturing klaar voor selectie |
![]() | Differentieelblokkering geactiveerd |
![]() | Differentieelblokkering in voorbereiding |
![]() | Cruise control geactiveerd |
![]() | Cruise control niet actief |
![]() | Tempomaat (resume) De eerder ingestelde snelheid activeren |
![]() | Rijrichtingschakelaar moet in de neutrale stand (middelste stand) staan |
![]() | Besturingsfout |
![]() | Stoelcontactschakelaar niet herkend |
![]() | Stoelcontact handmatig overschreven (overbrugd) |
![]() | Service vereist |
![]() | Voorgloeien actief |
![]() | Algemene storing (niet kritiek), foutenlijst controleren |
![]() | Waarschuwing, brandstofvulpeil |
![]() | Regeneratieproces uitvoeren |
![]() | Motorstoring (niet kritiek) |
![]() | Waarschuwing, de motor moet worden uitgeschakeld |
![]() | Waarschuwing, de werkhydraulica moet worden uitgeschakeld |
![]() | De werkhydraulica moet worden ingeschakeld |
![]() | Waarschuwing, asbelasting |
![]() | Waarschuwing, olietemperatuur aandrijving |
![]() | Waarschuwing, hydraulisch oliepeil staat hoog |
![]() | Functie achteruitrijden actief |
![]() | Mistlicht aan |
![]() | Uitlaattemperatuur hoog (regeneratie is actief) |
![]() | Regeneratie is actief (remmen) |
![]() | Het vermogen van het voertuig is beperkt, de snelheid is beperkt |
![]() | Waarschuwing, het voertuig bevindt zich in beperkte toestand (transportmodus) |
![]() | Waarschuwing, de generatorinstallatie heeft een storing |
![]() | Waarschuwing, asbelasting te hoog |
![]() | Storing, olietemperatuur aandrijving |
![]() | Storing DCU (besturingseenheid) |
![]() | DCU in stoptoestand |
![]() | Waarschuwing, achteruitrijden niet toegestaan |
![]() | Waarschuwing, hydraulisch oliepeil staat laag |
![]() | Storing hydraulische oliefilter |
![]() | Waarschuwing, temperatuur hydraulische olie hoog |
![]() | Storing stoelcontactschakelaar |
![]() | Storing luchtfilter motor |
![]() | Kritieke storing, motor uitschakelen |
![]() | Waarschuwing, koelvloeistoftemperatuur motor te hoog |
![]() | Parkeerrem actief |
![]() | Achteruitrijlicht uit |
![]() | Waarschuwing, remdruk te laag |
![]() | Waarschuwing, motoroliedruk te laag |
![]() | Motor afzetten |
![]() | Waarschuwing, motorstoring
|
![]() | Water van de motor in de brandstof |
![]() | Motorstoring in het uitlaatgasbehandelingssysteem |
![]() | Waarschuwing, hydraulische circuits worden automatisch ontlucht (alleen bij de eerste inbedrijfstelling) |
![]() | Waarschuwing, controller hydraulisch systeem offline |
![]() | Waarschuwing, display offline |
![]() | Waarschuwing, 2-wielbesturing veilig activeren |
![]() | Waarschuwing, de snelheid is te hoog - snelheid verlagen |
![]() | Waarschuwing, bedrijfsrem defect |
![]() | Waarschuwing parkeerrem defect |
![]() | Waarschuwing, remvloeistof |
![]() | Waarschuwing, motortemperatuur hoog |
De bedieningsconsole bevindt zich op de armleuning naast de bestuurdersstoel. De armsteun kan individueel worden aangepast aan de bestuurder, zie hoofdstuk 'Bestuurdersstoel instellen'.
De indicaties in de schakelaars branden als ze zijn ingeschakeld.
(A) | Front-PTO maximaal 40 l/min Hydraulisch vermogen instelbaar via potentiometer |
(B) | Front-PTO maximaal 40 l/min Hydraulisch vermogen instelbaar via potentiometer |
(C) | Toets voor het instellen van het motortoerental InstructieHet toerental kan in stappen van 100 worden geregeld. |
(D) | Geen functie |
(E) | PTO achterzijde maximaal 60 l/min |
(F) | Toets indrukken om ingestelde waarden of programma's op te slaan en submenu’s te openen. |
(G) | Draaiknop voor het wijzigen van waarden en selecteren van programma's. |
De op het display vooraf ingestelde taal is Engels, de taal kan via het menu instellingen worden gewijzigd.
Via het display kunnen bijvoorbeeld instellingen aan het voertuig worden uitgevoerd, weergaves op het display zelf worden ingesteld, informatie over het voertuig worden weergegeven.
In detail zijn dat de functies die hierna nauwkeurig worden beschreven.
Scherminstellingen
Systeeminformatie
DPF (informatie over de regeneratie)
Dit bereik is uitsluitend bestemd voor de klantenservice
Drukontlasting van het hydraulische systeem
De centrale elementen voor het navigeren en selecteren van de menupunten op het display zijn de draaiknop en toets.
Als u op de toets drukt, worden submenu's geopend en worden de geselecteerde instellingen opgeslagen.
De menupunten kunnen worden geselecteerd met de draaiknop.
![]() |
|
![]() |
|
![]() |
|
Afbeelding: Menu-selectie aanbouwapparaten
Als er aanbouwapparaten aan het voertuig zijn bevestigd, moeten deze in het menu worden geconfigureerd. Onder andere de volgende configuraties kunnen worden geselecteerd:
Apparaathouder
Veegmachine
Winterdienst
Natreiniging
Afbeelding: Menu-selectie Instellingen
Via het menu instellingen kunnen de volgende submenu’s worden geselecteerd.
Service
Het menupunt mag alleen door de bevoegde klantenservice worden gebruikt
Instellingen
Displayhelderheid en contrast
Eenheid snelheid (km/h / mph) en temperatuur (°C / °F)
Taal
Datum en tijd
Informatie
Weergave van voertuigspecifieke systeeminformatie
DPF (diesel-deeltjesfilter)
Weergave wanneer de volgende automatische regeneratie start
Door bedienen van de toets “Instellingen” naar het volgende niveau van de displayinstellingen wisselen.
Via de toetsen “Weergave”, “Eenheden”, “Taal” en “Datum, tijd” de submenu's openen en de gewenste instellingen uitvoeren.
Door bedienen van de toetsen 'Instellingen' en 'Info' naar het venster van de systeeminformatie wisselen.
Door bedienen van de toets 'Instellingen' en 'DPF' naar het venster DPF wisselen.
Meer informatie zie hoofdstuk Regeneratieproces bij voertuigen met een dieselpartikelfilter (DPF).
Afbeelding: Menu-selectie Service
Dit menu mag alleen worden gebruikt door de bevoegde klantenservice.
Het hydraulische systeem moet drukloos worden gemaakt vooraleer de hydraulische slangen van de hydraulische aansluitingen worden gescheiden.
Gevaar voor letsel, gevaar voor beschadiging
Laat opgetilde aanbouwapparaten neer voordat u de druk ontlast.
Selecteer de menupunten met de toets en de draaiknop op de bedieningsconsole. Bevestig de geselecteerde instelling met de toets.
Ga via de "AUX"-knop naar het volgende niveau.
Selecteer AUX-drukontlasting vooraan of achteraan.
De handleiding van de aanbouwapparatuur lezen.
Bij gebruik van aanbouwapparatuur of getrokken machines en aanhangers voor de inbedrijfstelling de betreffende handleidingen lezen en opvolgen.
Neem de toegestane belastingen in acht, zie hoofdstuk (→).
Gevaar voor ongevallen en letsel door gebrekkig voertuig
Stel het voertuig niet in bedrijf wanneer aan een punt van de veiligheidscontrole niet is voldaan en laat het voertuig repareren.
Voer voor iedere inzet van het voertuig de aanbevolen veiligheidscontrole uit.
Controleer voor elke start volgende punten:
Als de schakelaar van het accuscheidingsrelais is ingesteld op "accu geactiveerd". Zie hoofdstuk Schakelaar voor het accuscheidingsrelais
Hydraulische aansluitingen op netheid
Hydraulische leidingen op lekkage en beschadiging
Hydraulisch oliepeil, zie hoofdstuk Peil hydraulische olie controleren en hydraulische olie bijvullen
Motoroliepeil, zie hoofdstuk Motoroliepeil controleren / bijvullen
Koelvloeistofpeil, zie hoofdstuk Koelvloeistofpeil controleren en koelvloeistof bijvullen
Remvloeistofpeil, zie hoofdstuk Remvloeistofpeil in het reservoir controleren
Bij vorstgevaar koelvloeistof op voldoende antivriesmiddel
Elektrische leidingen op beschadiging
Schroeven en moeren op vastheid
Voertuig, motor en radiatorrooster op beschadiging
Motorluchtfilter op properheid
Cabinestoffilter op properheid
Vloeistofniveau in het ruitensproeierreservoir, zie hoofdstuk Ruitensproeierreservoir vullen
Bandenspanning en bandenslijtage
Of de lichten en richtingaanwijzers werken
Gaspedaal op lichtlopendheid
Functioneren temperatuurindicatie en tankindicatie?
Gevaar voor ongevallen
Stel de bestuurdersstoel alleen in, als het voertuig stilstaat.
Beschadigingsgevaar
Omgeklapte leuning niet als opbergvlak tijdens rijden op de weg gebruiken, of overeenkomstig borgen
Alleen de hieronder aangegeven en door Kärcher aangeboden stoelen worden gebruikt. Anders kunnen de trillingswaarden niet worden gegarandeerd.
De demping van de bestuurdersstoel gebeurt automatisch.
Als geen passagiersstoel voorhanden is, is er een direct toegankelijk opbergvak
Kärcher biedt 3 verschillende bestuurdersstoelen aan:
Stoel König K210MVGL-P350-W2
Stoel Cobo SC47M-M200 (zonder armleuning weergegeven)
Stoel Grammer MSG75GL/522 (zonder armleuning weergegeven)
De linker armleuning voor de bediening van de bedieningsconsole in helling, hoogte en positie instellen.
Bestuurdersstoel ergonomisch zodanig instellen dat pedalen en het stuurwiel comfortabel kunnen worden bereikt. De bestuurdersstoelen Grammer en König beschikken over een lendensteun (lumbaalsteun).
De luchtgeveerde bestuurdersstoel (Grammer en König) kan nog in hoogte worden versteld door de stoel met compressor in de hoogst mogelijke positie te brengen en vervolgens lucht met de veer te laten ontsnappen tot de stoel 2-3 cm is neergelaten.
Bij de passagiersstoel zijn leuning en zitvlak klapbaar. Onder het zitvlak is er een opbergvak. Hierin kunnen documenten over het voertuig alsmede kleine voorwerpen worden aangebracht.
Gevaar voor ongevallen
Stel de stuurwielpositie alleen bij stilstaand voertuig in.
Aan hendel voor de hellingsverstelling trekken, vasthouden en stuurwiel op gewenste helling instellen.
Hendel inschuiven.
Klemhendel voor de hoogte lossen en stuurwiel op de gewenste hoogte instellen.
Klemhendel vergrendelen.
Explosiegevaar
Tank niet in gesloten ruimten.
Rook niet en vermijd open vuur.
Zorg ervoor dat er geen brandstof op hete oppervlakken terechtkomt.
Gevaar voor letsel
Door overgelopen vloeistof bestaat gevaar voor uitglijden.
Brandstof zet uit als het warm is, niet tot de rand voltanken.
Ontsteking uitschakelen.
Tankdop openen.
Brandstof tanken.
Alleen dieselbrandstof volgens DIN EN 590 gebruiken.
Overgelopen brandstof wegvegen en tankdop sluiten.
DEF (Diesel Exhaust Fluid) wordt met inachtneming van strenge kwaliteitsstandaards gemaakt. Er mag uitsluitend vloeistof worden gebruikt die voldoet aan de ISO 22241 standaard.
Het is verboden ureumoplossingen te gebruiken waarvan de eigenschappen verschillen van de gespecificeerde.
Indien mogelijk geen deelhoeveelheden bijtanken, anders verschijnt een waarschuwingslampje. Als dit waarschuwingslampje gaat branden, kunt u het niet resetten. Het gaat uit na verschillende tankbeurten. Dit heeft echter geen effect op de werking.
Tank alleen als het vulniveau van de DEF-container ver onder de 50% is (weergegeven op het display).
Rechter serviceklep openen.
Blauwe DEF-containersluiting openen.
DEF bijvullen, niet overvullen.
Spoel overgelopen DEF met veel water weg.
Containersluiting en de rechter serviceklep sluiten.
Gevaar voor beknelling
Zorg ervoor dat er tijdens gebruik geen personen in de buurt van het voertuig zijn.
Let er bij het gebruik van het voertuig als tractor op dat zich tijdens het gebruik geen personen tussen het voertuig en de aanhanger bevinden.
Gevaar voor verbranding
Gebruik het voertuig alleen wanneer alle beplatingen zijn aangebracht.
Beschadigingsgevaar door oververhitte hydraulische olie of oververhitte motor
Als de temperatuur van de hydraulische olie of van de koelvloeistof te hoog is, de motor stationair laten lopen tot de temperatuur onder de triggerwaarde 'Waarschuwingslampje uit' is gedaald.
Beschadigingsgevaar door ontbrekende smering
Als het waarschuwingslampje 'Motoroliedruk' tijdens het gebruik gaat branden, moet u het voertuig onmiddellijk uit de gevarenzone van het verkeer brengen en de motor uitschakelen. Los daarna de storing op.
Verminderde stabiliteit door opbouw
Pas uw rijstijl aan.
De eerste 100 bedrijfsuren: rijd voorzichtig en vermijd overbelasting.
Na 50 bedrijfsuren: Eerste inspectie moet worden uitgevoerd door de geautoriseerde klantenservice volgens de inspectiechecklist (ICL).
Na 10 bedrijfsuren: De wielbouten controleren.
De parkeerrem heeft hydraulische druk nodig om te lossen. Bij een uitgeschakelde motor wordt de rem automatisch bediend.
Bij een draaiende motor en de rijrichtingshendel op NEUTRAAL is de parkeerrem eveneens aangetrokken.
Het waarschuwingslampje in de multifunctionele indicatie "Parkeerrem aangetrokken" brandt bij een aangetrokken parkeerrem.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen.
Contactsleutel in het contactslot steken.
Rijrichtingshendel in middelste stand zetten (neutrale stand).
Contact inschakelen.
Volledige opbouw van het display afwachten.
Motor starten.
Als waarschuwingslampjes van laadcontrole en motoroliedruk niet uitgaan, de motor uitschakelen en de fout verhelpen. Zie hoofdstuk 'Foutmeldingen bij symboolweergaven'
Bij omgevingstemperaturen onder 0 °C: Voertuig met laag motortoerental warm rijden.
Voor een uitvoerige beschrijving van de rijrichtingschakelaar, zie hoofdstuk 'Stuurconsole | rijrichtingsschakelaar'
Keuzeschakelaar omhoog naar het stuur trekken, dan in de gewenste rijrichting bewegen (voor / achter).
De rijrichting wordt op het display weergegeven.
Transportsnelheid resp. werksnelheid met het rijpedaal selecteren.
Gevaar voor ongevallen
Rijd alleen met correct geïnstalleerd aanbouwapparaat.
Beschadigingsgevaar
Stel zeker dat het voertuig bij het passeren van obstakels niet vast komt te zitten.
Passeer obstakels tot 150 mm langzaam en voorzichtig onder een hoek van 45°.
Passeer obstakels van meer dan 150 mm alleen met een geschikte rijplank.
Beschadigingsgevaar door zwaailicht
Let bij het rijden in parkeergarages etc. op het naar boven uitstekende zwaailicht (2,20 m). Demonteer ze indien nodig vooraf. Ga niet op de motorkap (zoetwatertank) staan.
Gevaar voor ongevallen
Schakel de aftakas uit, als u voor transportdoeleinden op openbare wegen rijdt (niet bij het reinigen van openbare wegen).
Loslaten van het rijpedaal zorgt voor niet voor een merkbare vertraging.
Veiligheidsgordel omdoen.
Rijpedaal voorzichtig intrappen.
Rijrichting met het stuurwiel sturen.
Om te remmen moet het rempedaal worden ingedrukt.
Rijpedaal loslaten.
Loslaten van het gaspedaal veroorzaakt geen significante vertraging in de transportmodus.
Om te stoppen of in noodsituaties het rempedaal intrappen.
Als er niet kan worden gereden omdat de aandrijfwielen zich op een ondergrond met afwisselende tractie bevinden (bijv. asfalt/sneeuw), kan de differentieelblokkering worden geactiveerd om het voertuig weer vrij te rijden.
De differentieelblokkering alleen activeren, als het voertuig stilstaat!
Differentieelblokkering activeren
De werkmodus activeren, zie hoofdstuk Display-indicaties in de werkmodus.
De 2-wielbesturing activeren, zie hoofdstuk Besturing selecteren (2-wiel / 4-wiel).
Als het controlelampje “Waarschuwing, 2-wielbesturing niet actief - Besturing rechtuit instellen” brandt: de besturing in positie rechtuit zetten.
De functietoets F3 indrukken en ingedrukt houden.
De differentieelblokkering vergrendelt, de weergave differentieelblokkering brandt groen.
Bij ongunstige stand van de achteras vergrendelt de differentieelblokkering eventueel niet meteen; de weergave differentieelblokkering brandt dan oranje.
Het rijpedaal voorzichtig bedienen tot de differentieelblokkering vergrendelt.
Het voertuig op ondergrond met tractie rijden, en hierbij de functietoets F3 ingedrukt houden.
Differentieelblokkering deactiveren
De functietoets F3 loslaten.
De differentieelblokkering ontgrendelt, de weergave differentieelblokkering brandt wit.
Als aandrijflijn onder spanning is, ontgrendelt de differentieelblokkering eventueel niet meteen; de weergave differentieelblokkering brandt dan oranje.
Door rijden met stuurbewegingen resp. variëren van de last ontgrendelt de differentieelblokkering.
De tempomaat is alleen in de werkmodus actief.
Tempomaat activeren
Gewenste werksnelheid met het rijpedaal selecteren.
Functietoets F 8 indrukken.
De tempomaat is geactiveerd.
Tempomaat deactiveren
Rempedaal of functietoets F 8 indrukken.
Functietoets F 9 (tempomaat resume) activeert de voordien ingestelde snelheid.
Verwondingsgevaar door aanbouwapparaten
Eventueel aangebouwde aanbouwapparaten volledig neerlaten.
Voertuig stoppen.
Rijrichtingsschakelaar in neutrale stand zetten (middelste stand).
In deze stand wordt de parkeerrem automatisch bediend.
Aangebouwde aanbouwapparaten neerlaten (niet het veegsysteem).
Motor 1 tot 2 minuten stationair laten draaien.
Contact uitschakelen en contactsleutel uittrekken.
Bij een langere stop, de toets accu-ontkoppelingsrelais bedienen. Zie hoofdstuk 'Accu-ontkoppelingsrelais'.
Als de accu moet worden losgekoppeld, 30 seconden wachten zodat de opslagprocedure van de motorregeleenheid kan worden voltooid.
De DPF verzamelt roetdeeltjes die worden verbrand bij bereiken van de filterbelasting door verhoging van de uitlaatgastemperatuur (regeneratie).
Het regeneratieproces wordt automatisch uitgevoerd tijdens het werk of tijdens het rijden of kan indien nodig handmatig worden gestart.
Hoe hoger de toerentallen tijdens het rijden zijn of hoe hoger de belasting is, hoe minder vaak een handmatige regeneratie moet worden uitgevoerd.
Gevaar voor verbranding
Tijdens het regeneratieproces kunnen uitlaatgassen een temperatuur van 600°C bereiken.
Start het regeneratieproces niet op plaatsen waar gevaar voor brand is.
Verbrandingsgevaar door hete afvoergassen
Houd mensen, dieren en brandbare voorwerpen uit de buurt van het regeneratiegebied.
Onderbreek het regeneratieproces alleen in geval van nood.
Onder 50 uur is geen handmatige regeneratie mogelijk.
De gemiddelde duur van de verbrandingsprocedure bij de handmatige regeneratie is ca. 20 minuten.
De handmatig regeneratie kan alleen worden gestart, als alle 4 kenmerken groen zijn:
Parkeerrem is geactiveerd
Temperatuur van de motor heeft een bepaalde waarde overschreden
Machine is in rijmodus N (neutraal)
Dan gaat ok groen branden, de handmatige verbranding kan worden gestart
Gevaar voor verbranding
Tijdens het regeneratieproces kunnen uitlaatgassen een temperatuur van 600°C bereiken.
Start het regeneratieproces niet op plaatsen waar gevaar voor brand is.
Bij automatische regeneratie kan worden doorgewerkt.
De automatische regeneratie kan in bepaalde situaties naar een ander tijdstip worden verschoven.
Controleer de vorstbescherming van uw voertuig. Zie hoofdstuk 'Onderhoudswerkzaamheden | Koelvloeistofniveau controleren en koelvloeistof toevoegen'.
Lees vóór de installatie de gebruiksaanwijzing van het gebruikte aanbouwapparaat.
Aanbouwapparaten zijn optioneel en kunnen worden bevestigd aan de beoogde bevestigingspunten op het voertuig.
Gevaar door gewijzigd zwaartepunt van het voertuig en gewijzigd rijgedrag.
Bij transport van vloeistoffen en / of bulkgoederen, zoals steenslag, kunnen stromende bewegingen optreden die het voertuig schommelen.
Bij ombouwen, vooral bij het omschakelen van winter naar zomerbedrijf, en bij gewijzigde laadomstandigheden, moet de ook bestuurder zijn rijgedrag aanpassen.
Gevaar voor beknelling bij het bevestigen van aanbouwapparaten
Grijp niet tussen de bevestigingspunten en het aanbouwapparaat.
Verbrandingsgevaar door hete hydraulische koppelingen
Draag handschoenen bij het loshalen van hydraulische koppelingen.
Draag geschikte beschermende kleding, veiligheidsschoenen en handschoenen bij het bevestigen of losmaken van de aanbouwapparaten. Dit geldt ook tijdens gebruik en toepassing.
Neem contact op met uw plaatselijke dealer voordat u aanbouwapparaten installeert die niet specifiek voor dit voertuig zijn ontworpen. Uw dealer controleert hoe en of deze aanbouwapparaten op dit voertuig kunnen worden bevestigd en gebruikt. Dit is belangrijk voor de veiligheid van de bestuurder en het voertuig en voor eventuele garantieclaims.
Aanbouwapparaten die de veiligheid of stabiliteit van het voertuig in gevaar brengen mogen niet worden gebruikt.
Beschadigingsgevaar
Houd hydraulische aansluitingen schoon.
Reinig de stekker en koppeling voor gebruik met een pluisvrije doek.
Ring van de koppelingsmof naar beneden trekken en vasthouden.
Koppelingsstekker van de hydraulische slang van het aanbouwapparaat in de koppelingsmof drukken.
Ring van de koppel loslaten. Op veilig vastklikken controleren.
Om te ontkoppelen de ring naar beneden trekken, vasthouden en de hydraulische slang eruit trekken.
Voor toegestane kogelbelasting en aanhangergewicht zie hoofdstuk (→).
De vooras van het voertuig moet altijd worden belast met ten minste 30%, de achteras altijd met ten minste 30% van het leeggewicht van het voertuig.
Controleer voor de aanschaf van het hulpstuk of aan deze eisen is voldaan door de combinatie voertuig-werktuig te wegen.
Voor de bepaling van het totale gewicht, de aslasten en de bandlastcapaciteit en de vereiste minimale ballast zijn de volgende gegevens vereist:
Alle gewichten in kg (eventueel het voertuig wegen)
Alle afmetingen in meter (m)
TL | (kg) | = | Leeggewicht van het voertuig | * |
TV | (kg) | = | Voorasbelasting van het lege voertuig | * |
TH | (kg) | = | Achterasbelasting van het lege voertuig | * |
GH | (kg) | = | Totaal gewicht achterballast | ** |
GV | (kg) | = | Totaal gewicht frontbevestiging / voorballast | ** |
a | (m) | = | Afstand tussen zwaartepunt voorste bevestiging (voorballast) en midden vooras, max. = 0,86 m | ** *** |
b | (m) | = | Wielbasis van het voertuig | * *** |
c | (m) | = | Afstand tussen het midden van de achteras en het zwaartepunt van de achterballast | *** |
* zie hoofdstuk "Technische gegevens"
** zie gebruiksaanwijzing van het hulpstukbijlage
*** afmeten
Waarde 'x' zie informatie van de fabrikant, indien niet gespecificeerd, x = 0,45.
Voer het resultaat in de tabel in.
Wordt met het frontaanbouwapparaat (GV) de vereiste minimum frontballast (GV min) niet bereikt, moet het gewicht van het frontaanbouwapparaat tot het gewicht van de minimum frontballast worden verhoogd.
De feitelijk berekende voorasbelasting en de toegestane voorasbelasting zoals aangegeven in de bedieningsinstructies van het voertuig in de tabel invoeren.
Wordt met het achteraanbouwapparaat (GH) de vereiste minimumballast achteraan (GH min) niet bereikt, moet het gewicht van het achteraanbouwapparaat tot het gewicht van de minimumballast achteraan worden verhoogd.
Resultaat in de tabel noteren.
Gevaar voor letsel door verkeerd transport
Houd rekening met het gewicht van het voertuig.
Rijd het voertuig langzaam en voorzichtig op het transportvoertuig.
Beschadiging van het voertuig
Verlaad het voertuig niet met een kraan.
Gebruik geen vorkheftruck.
Voertuig met lage snelheid op het transportvoertuig rijden.
Als het voertuig niet kan rijden, zie hoofdstuk Voertuig wegslepen.
Gevaar voor ongevallen
Beveilig het voertuig voor het transport tegen verschuiven.
Voertuig parkeren en tegen wegrollen beveiligen, bijv. door geactiveerde parkeerrem (rijrichtingschakelaar in NEUTRAAL - middelste stand)
Voertuig met een sjorsysteem wielbeveiliging volgens toepasbare richtlijnen aan de wielen borgen.
De transportbeveiliging wordt met behulp van de kruisgordels en de standaard spanbanden op de 4 banden van het voertuig aangebracht.
Beschadigingsgevaar
Plaats de riemen zo dicht mogelijk op het midden van het wiel.
Zorg er daarbij voor dat u geen kabels aanraakt of beknelt.
Voertuig op de 4 wielen bevestigen, zoals afgebeeld.
De veiligheidsgordel zoals afgebeeld op het voorwiel plaatsen.
Aan de buitenkant van het wiel de kruisgordel op de standaard veiligheidsgordel bevestigen.
De veiligheidsgordel zoals afgebeeld op het achterwiel plaatsen.
Aan de buitenkant van het wiel de kruisgordel op de standaard veiligheidsgordel bevestigen.
De veiligheidsgordels in de bevestigingsogen hangen en het voertuig vastsjorren.
Vóór het vastsjorren controleren of de riemen op het wiel correct zijn geplaatst.
Beschadigingsgevaar door ondeskundig wegslepen
Sleep het voertuig alleen in kruipsnelheid weg, en alleen tot waar het voertuig uit de gevarenzone van stromend verkeer is. Daarna het voertuig inladen.
Vertrek langzaam en zonder schokken.
Bevestig de sleepkabel of de sleepstang alleen aan de trekhaak om te slepen.
Controleer of besturing en rem functioneren (alleen bij draaiende motor).
Als de motor beschadigd is, parkeerrem loszetten om te laden.
Voertuig niet wegslepen als motor, besturing of rem defect zijn.
Sleepinrichting aan de opname bevestigen. Met bout en veerstekker borgen.
Sleepkabel of sleepstang aan de sleepinrichting bevestigen.
Bij motorschade de parkeerrem om te laden loszetten, zie hoofdstuk 'Parkeerrem loszetten'.
Voertuig uit de gevarenzone slepen en vervolgens laden.
Gevaar voor beknelling
Wanneer u onder geheven aanbouwapparatuur werkt, beveiligt u de aanbouwapparatuur altijd mechanisch (onderbouwen).
Vooraleer u het voertuig reinigt en onderhoudt, onderdelen vervangt of op een andere functie omstelt, schakelt u de motor uit en trekt u de contactsleutel eruit.
Controleer voor loskoppelen van de accu of uw radio met een radiocode is beveiligd.
Klem vóór werkzaamheden aan de elektrische installatie de accu af.
Reparaties mogen alleen door erkende klantenservices of door experts op dit gebied worden uitgevoerd en die met alle relevante veiligheidsvoorschriften vertrouwd zijn.
Alle laswerkzaamheden aan het voertuig of aan de aanbouwapparaten zijn alleen toegestaan door geautoriseerde Kärcher-klantenservice.
Voertuig op een effen ondergrond plaatsen.
Voertuig tegen het wegrollen beveiligen.
Contact uitschakelen en contactsleutel uittrekken.
De service-indicatie gaat branden, als het bijbehorende onderhoud volgens de inspectiechecklist moet worden uitgevoerd.
De service-indicatie knippert op het display:
Na 50 bedrijfsuren, als de eerste inspectie moet worden uitgevoerd.
Daarna volgens de onderhoudsintervallen conform inspectiechecklist.
De service-indicatie moet door de klantenservice worden teruggezet.
Om tegemoet te komen aan garantie-eisen moeten tijdens de garantielooptijd alle service- en onderhoudswerkzaamheden door de geautoriseerde klantenservice conform de inspectiechecklist (ICl) worden uitgevoerd.
Na wassen van het voertuig alle lagers smeren.
De intervallen voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden (dagelijks / wekelijks) door de klant / operator staan in het hoofdstuk ‘Onderhoudsschema voertuig’.
Laat de veiligheidscontrole indien nodig door de geautoriseerde klantenservice uitvoeren in overeenstemming met de lokaal geldende voorschriften.
Verdere onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door de geautoriseerde klantenservice in overeenstemming met de inspectiechecklist. Neem tijdig contact op met de klantenservice.
Door de bediener/klant uit te voeren.
Bouwgroep | Handeling | Dagelijks | Wekelijks |
---|---|---|---|
Waterkoeler | Koelribben reinigen | X | |
Oliekoeler | Koelribben reinigen | X | |
Koelvloeistofexpansievat | Koelvloeistofpeil controleren | X | |
Mengverhouding water/antivriesmiddel | Seizoensgebonden of bij het verversen van de koelvloeistof controleren | ||
V-snaar | Controleren op spanning en slijtage | X | |
Hydraulische olietank | Hydraulische oliepeil controleren (weergave op het display) | X | |
Hydraulische koppelingen en aansluitingen | Controleren op lekken | X | |
Hydraulische slangen | Controleren op werking en beschadigingen InstructieZorg ervoor dat de hydraulische slangen worden vervangen volgens de inspectiechecklist! | X | |
Accupolen | Op oxidatie controleren, indien nodig afborstelen en met poolvet insmeren. Op vastheid van de verbindingskabels letten. | X | |
Motoroliepeil | Controleren | X | |
Remvloeistofpeil | Controleren | X | |
Stoffilter van de cabine | Controleren | X | |
Banden | Toestand en vuldruk controleren | X | |
Ruitensproeierreservoir | Vulniveau controleren | X | |
Accu | Controleren | X | |
Uitlaatsysteem | Visuele controle | X | |
verlichting | Werking controleren | X | |
Motorluchtfilter | Luchtfilter controleren/reinigen of vervangen. | X | |
Radiatorrooster | Reinigen | X | |
Airconditioning | Controleren en koelribben reinigen | X | |
Parkeerrem | Op werking controleren | X | |
Pedalen | Op werking controleren | X | |
Besturing | Op werking controleren | X | |
Waarschuwingssticker | Leesbaarheid controleren, indien nodig vervangen | X | |
Stofkappen en afdekkingen hydraulisch systeem | Controleren, indien nodig vervangen | X | |
Schroefverbindingen | Controleren of ze goed vastzitten, indien nodig vastdraaien | X | |
Slangen en slangklemmen | Controleren | X | |
Koelvloeistofslangen | Controleren | X | |
Brandstofleidingen en aansluitingen | Controleren op lekken | X | |
Bowdenkabels en bewegende delen | Op soepelheid controleren | X | |
Elektrische leidingen | Op beschadigingen controleren | X | |
Lagers/smeerpunten | Smeren, zie hoofdstuk "Smeerplan voor het voertuig" | X |
Smeerpunt | Aantal | Interval |
---|---|---|
Scharnier van verswaterreservoir, boven | 1 | Wekelijks |
Scharnier van verswatertank, onder | 1 | Wekelijks |
Fabrikantgegevens over sproeiwatervloeistof en antivriesmiddel in acht nemen. Antivriesmiddel niet andere antivriesmiddelen vermengen.
Serviceklep rechts openen.
Deksel van ruitensproeierreservoir openen.
Sproeiwatervloeistof bijvullen.
Bij vorstgevaar sproeiwatervloeistof conform fabrikantgegevens toevoegen.
Deksel van ruitensproeierreservoir sluiten.
Verbrandingsgevaar door hete onderdelen
Als de motor heet is de radiateur en onderdelen van het koelsysteem niet aanraken.
Verwondingsgevaar door onder druk staand koelsysteem
Expansievat voorzichtig openen (2 niveaus).
Materiële schade door verkeerde koelvloeistof
Vul koelvloeistof alleen bij een koude motor bij.
De mengverhouding water / antivries moet bij 60:40 tot 50:50 liggen. Dit komt meestal overeen met vorstbescherming van -25 °C tot -40 °C.
De minimale mengverhouding moet 70:30, de de maximale mengverhouding moet 40:60 zijn. Toevoegen van meer antivriesmiddel (bijv. 30:70) betekent niet dat het vriespunt kan worden verhoogd.
Het mengsel van de koelvloeistof moet bestaan uit gedeïoniseerd of gedestilleerd water en een koelmiddel volgens de normen ASTM D 3306 Type 1 op basis van monoethyleenglycol met toevoeging van organische remmers.
Koelmiddel zie hoofdstuk 'Technische gegevens'.
Vulpeil bij een koude motor controleren.
Serviceklep rechts openen.
Vulniveau aan het expansievat controleren.
Aanwijzing
Het juiste koelmiddelpeil moet tussen MAX en MIN liggen. Bij sterk verlies van koelmiddel, het probleem zoeken en verhelpen.
Indien nodig koelvloeistof bijvullen.
Koelmiddel bijvullen
Sluiting van het expansievat om te openen draaien en verwijderen.
Voeg goedgekeurd koelmiddel toe aan het expansievat tot de bovenste markering (MAX).
Sluiting van het expansievat plaatsen en vastdraaien.
Serviceklep sluiten.
Luchtfilter jaarlijks of elke 1000 bedrijfsuren vervangen
Mag alleen door de klantenservice conform inspectiechecklist (ICL) worden vervangen
Mag alleen door de klantenservice conform inspectiechecklist (ICL) worden vervangen
Een te laag hydraulische-oliepeil wordt weergegeven op het display.
Indien nodig hydraulische olie bijvullen.
Aanwijzing
Ontbrekende hydraulische olie kan alleen door een speciaal toebehoren worden bijgevuld, dat op de lekkagekoppeling van het voertuig wordt aangesloten. Indien nodig, bestel-nr. bij Kärcher aanvragen of het bijvullen door de Kärcher klantenservice laten uitvoeren.
Hydraulische-oliesoorten: zie hoofdstuk 'Technische gegevens'.
Gevaar voor letsel
Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met accu's in acht.
Accuverzorging
Controleer of de accupolen en poolklemmen door voldoende poolvet beschermd zijn.
Accu inbouwen
Accu in de accuhouder plaatsen.
Houder aan de accubodem vastschroeven.
Poolklem (rode kabel) aan de pluspool (+) aansluiten.
Poolklem (zwarte kabel) aan de minpool (-) aansluiten.
Afdekking aanbrengen.
Accu uitbouwen
Bij uitbouwen van de accu eerst de minpool losmaken.
Gevaar voor letsel!
Batterij alleen met een geschikt oplaadapparaat opladen.
Veiligheidsvoorschriften bij de omgang met accu's in acht nemen.
Gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het oplaadapparaat in acht nemen.
Minpool van de accu afklemmen.
Oplaadapparaat op accu aansluiten.
Netstekker aansluiten en oplaadapparaat inschakelen.
Accu met de zo klein mogelijke laadstroom laden.
Na het laden het oplaadapparaat eerst van het net en dan pas van de accu scheiden (minpool eerst).
Accu weer vastklemmen.
De vervuilingsgraad van het luchtfilter wordt aangegeven met een indicatie. Vanaf een bepaalde filterbelasting gaat het waarschuwingslampje branden (geen stijgende indicatie zoals bij de temperatuur of DPF).
Beschadigingsgevaar voor de motor
De verbrandingsmotor moet worden uitgeschakeld om het luchtfilter te verwijderen en wanneer het luchtfilter is verwijderd.
Let bij het reinigen van het luchtfilter erop dat er geen vreemde voorwerpen in de aanzuigbuis komen.
Onderhoudsklep links openen.
Vergrendelingshaak op de luchtfilterbehuizing openen.
Deksel luchtfilterbehuizing verwijderen.
De schroef openen en de voorafscheider verwijderen.
De voorafscheider met perslucht of waterstraal reinigen.
Het filterelement en het veiligheidsfilter verwijderen.
Beide filters uitkloppen en met naar buiten gerichte persluchtstraal reinigen, eventueel vervangen of volgens onderhoudsplan.
Binnenkant van de ventilatorbehuizing reinigen.
Controleren of het afdichtingsvlak en de zuigkanalen schoon en niet beschadigd zijn.
Alle gereinigde filters terugplaatsen.
Levensgevaar door verkeersstroom
Breng voor reparatiewerkzaamheden het voertuig uit de gevarenzone van het doorgaande verkeer.
Schakel het alarmlicht in.
Zet een waarschuwingsdriehoek neer.
Draag waarschuwingskleding.
Letselgevaar door dalend voertuig
Niet gaan staan onder een voertuig dat alleen met een krik wordt opgetild.
Gevaar voor ongevallen
Zorg ervoor dat de ondergrond effen en stevig is. Eventueel, grote, stabiele onderlegger voor de kruk gebruiken.
Voer de wielverwisseling alleen uit als u met de nodige handelingen van de wielverwisseling bent vertrouwd. Anders dient u een beroep te doen op een vakman.
Gebruik alleen geschikt en onbeschadigd gereedschap voor de wielverwisseling.
Gebruik een geschikte, commerciële krik met een hefvermogen van minimaal 5000 kg.
Voertuig op een effen oppervlak met stevige ondergrond plaatsen.
Contactsleutel uittrekken.
Voertuig tegen wegrollen (bijv. Met wielblokken) beveiligen.
Wielbouten met geschikt gereedschap ca. 1 omwenteling losdraaien.
Krik op het opnamepunt voor de krik plaatsen en dan pas het voertuig heffen.
Voertuig aanvullend veilig ondersteunen.
Wielbouten losdraaien.
Wiel verwijderen.
Verontreinigde wielbouten reinigen.
Nieuw wiel plaatsen en alle wielbouten met onderlegringen er helemaal inschroeven, nog niet met het volle moment vastdraaien.
De wielbouten in de aangegeven volgorde (A - E) stapsgewijs aandraaien.
Voertuig met krik neerlaten.
Afsluitend de wielbouten in de aangegeven volgorde met een storingsvrij werkende momentsleutel met 330 Nm aandraaien.
Na 50 - 100 km wielbouten nadraaien.
Gevaar voor verbranding
Raak geen hete oppervlakken, zoals uitlaat, SCR-cat, motor- of aandrijvingsdelen aan.
Motoroliepeil alleen controleren, als voertuig effen staat.
Breng de motor op bedrijfstemperatuur (70 - 80 °C).
Motor uitschakelen en enkele minuten wachten zodat alle olie in de bak kan stromen.
Vergrendeling van het verswaterreservoir links (motorkap) met een vierkante sleutel openen.
Verswatertank opzij zwenken.
Oliepeil met de oliepeilstok aflezen.
Als het oliepeil onder de onderste markering (MIN) ligt, motorolie in kleine stappen (100 - 200 ml) bijvullen tot het juiste oliepeil is bereikt.
Gebruikte oliesoort, zie hoofdstuk ‘Technische gegevens’.
Verversen van motorolie en vervangen van motoroliefilter mag alleen worden uitgevoerd door de geautoriseerde klantenservice.
Na elke olieverversing moet de functie (berekening van de olieverdunning) worden gereset met een diagnose-instrument.
Regelmatig het remvloeistofpeil in het reservoir controleren.
Het vloeistofniveau moet tussen de "MIN"- en MAX"-markering liggen.
Als het remvloeistofpeil in het reservoir onder MIN daalt, gaat het controlelampje branden.
De remvloeistof tot MAX bijvullen.
Als het controlelampje na korte tijd weer gaat branden, het remsysteem door een bevoegde klantenservice op lekkage laten controleren.
De machine veilig afzetten.
De remvloeistof mag alleen worden vervangen door de bevoegde klantenservice volgens de inspectiechecklist (ICL).
Gevaar voor verbranding
Raak geen hete oppervlakken, zoals uitlaat, SCR-cat, motor- of aandrijvingsdelen aan.
Als de indicatie ‘Water in brandstof’ gaat branden, als volgt te werk gaan.
Contact uitschakelen en contactsleutel uittrekken.
Motor voldoende laten afkoelen.
Reservoir met voldoende capaciteit klaarzetten.
Sensor op de waterafscheider losschroeven.
Brandstof aftappen tot geen water meer voorhanden is.
Zorg ervoor dat niet alle brandstof uit het filter in de waterafscheider loopt, anders moet het brandstoffilter worden verwijderd, opnieuw worden gevuld en moet het systeem worden ontlucht.
Sensor weer vastschroeven.
De volgende beschrijving is alleen van toepassing als de motor niet functioneert en er geen hydraulische druk beschikbaar is (bijv. voor slepen of laden).
Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken
Laat het voertuig afkoelen voordat u eraan werkt.
Gevaar voor ongevallen door wegrollen
Zet de parkeerrem pas los als het voertuig tegen wegrollen is beveiligd.
Afbeelding: Noodbediening in positie A
Afbeelding: Noodbediening in positie B
Vergrendeling van het linker zijpaneel met een vierkantsleutel openen.
Zijpaneel naar buiten zwenken.
De stergreep helemaal tegen de klok in eruit draaien. De hoes verwijderen.
De stergreep met de klok mee draaien om zo de hydraulische druk op te bouwen om de parkeerrem vrij te geven om de parkeerrem te lossen.
Na het slepen: Stergreep helemaal losschroeven, huls er weer op plaatsen en de stergreep vastdraaien.
Voertuig dagelijks na einde van het werk reinigen.
Beschadigingsgevaar door verkeerde reiniging
Reinig verbindingen, banden, koelerlamellen, hydraulische slangen en kleppen, afdichtingen en elektrische en elektronische componenten niet met de hogedrukreiniger.
Neem de respectieve veiligheidsvoorschriften in acht, als u het voertuig met een hogedrukreiniger reinigt.
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.
Om het luchtfilter te beschermen, het voertuig alleen wassen als de motor is uitgeschakeld.
Ter vermijding van brandgevaar: Voertuig op olie- en brandstoflekkage controleren. Lekkage door de klantenservice laten verhelpen.
Ter vermijding van brandgevaar: Plantresten en olie van motor, uitlaat en accu verwijderen.
Motor indien nodig met een borstel, perslucht of lage waterdruk reinigen.
Vuilvangers / wielkasten van de wielen reinigen.
Letselgevaar door scherpe randen
Gebruik beschermende handschoenen voor de reiniging.
Laadlucht, water- en hydraulische oliekoeler
Vergrendeling van de zijbekleding met vierkante sleutel losmaken.
Bekleding naar buiten kantelen, een veiligheidstouw houdt deze op zijn plaats.
Grof vuil handmatig van de koeler verwijderen.
Met een zachte borstel of bezem met perslucht (max. 5 bar) of geringe waterdruk reinigen.
De zekeringen in de bestuurderscabine bevinden zich op de achterwand van de cabine in het midden achter een afdekking.
Rugleuning van de passagiersstoel naar voren kantelen.
Sluitingen van de afdekking openen, afdekking kantelen en naar boven toe verwijderen.
Defecte zekeringen vervangen.
Alleen zekeringen met dezelfde ampèrewaarde gebruiken.
De volgende zekeringen bevinden zich op het voertuig achter de zijbekleding achter een afdekking.
Vergrendeling van de zijbekleding met vierkante sleutel losmaken.
Bekleding naar buiten kantelen, een veiligheidstouw houdt deze op zijn plaats.
Sluiting van de afdekking openen, afdekking verwijderen.
Defecte zekeringen vervangen.
Alleen zekeringen met dezelfde ampèrewaarde gebruiken.
Gevaar voor letsel en beschadiging
Neem het gewicht van het apparaat in acht.
Voertuig op een beschermde, effen en droge plaats parkeren.
Bij vorstgevaar controleren of er voldoende antivriesmiddel in de koelvloeistof voorhanden is.
Voertuig van binnen en van buiten reinigen.
Bij bewaring langer dan een maand:
Voertuig opkrikken (vrij draaiende wielen).
Accu loskoppelen, elke 2 maanden opladen.
Bij opnieuw in bedrijf stellen na langdurige opslag eventueel onderhoud volgens schema laten uitvoeren.
Kleinere storingen kunt u met behulp van het volgende overzicht zelf verhelpen.
Neem bij twijfel contact op met de geautoriseerde klantenservice.
Gevaar voor elektrische schokken
Schakel voor alle onderhoudswerkzaamheden het voertuig uit en trek de sleutel eruit.
Reparatiewerkzaamheden en werkzaamheden aan elektrische componenten mogen alleen door de geautoriseerde klantenservice worden uitgevoerd.
Oplossing:
Accu controleren/laden.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen (stoelcontactschakelaar wordt geactiveerd).
Rijrichtingshendel in stand NEUTRAAL - middelste stand.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oorzaak:
Oplossing:
Luchtfilter reinigen/vervangen.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Oplossing:
Vulniveau in de hydraulische olietank controleren.
Bij vriestemperaturen en koude hydraulische olie: Voertuig minstens 3 minuten warm laten draaien.
Oorzaak:
Het motorcontrolelampje (MIL) gaat branden als het contact wordt ingeschakeld om de werking te controleren.
Het lampje stelt de bestuurder op de hoogte van een storing in een emissie- of veiligheidsgerelateerd component.
Bij actieve storingen brandt de MIL-lamp permanent.
Oplossing:
Als de storing niet meer actief is, wordt de lamp na 3 rijcycli uitgeschakeld
Bij DEF-storingen gaat de lamp al na 1 rijcyclus uit na het bijvullen van de reactievloeistof (DEF)
1 rijcyclus =
Contact inschakelen
Motor starten en minstens 5 seconden laten draaien
Motor uitschakelen en wachten op de afterrun (ca. 30 seconden)
Oorzaak:
Motorstoring in het uitlaatgasbehandelingssysteem
Geeft aan dat de uitlaatgasbehandeling is gestoord.
Oplossing:
De storing verhelpen om het voertuig weer volledig functioneel te krijgen, dit voorkomt schade aan de motor en het voertuig
Het vulniveau in het DEF-reservoir controleren
Minimale bedrijfsduur van de motor na het bijvullen is 20 minuten. Daarna gaat het waarschuwingslampje uit.
Oorzaak:
Regeneratie vereist.
Oplossing:
Regeneratie uitvoeren (zie hoofdstuk "Regeneratie").
Oorzaak:
Regeneratie heeft fouten (NOx controle-eenheid).
Oplossing:
Met klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Motoroliedruk te hoog.
Oplossing:
Met klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Fout in de aandrijving.
Oplossing:
Met klantenservice contact opnemen.
Oorzaak:
Parkeerrem actief.
Oplossing:
Parkeerrem loszetten.
Oorzaak:
Brandstofpeil laag.
Oplossing:
Brandstof bijvullen.
Oplossing:
Brandstofsysteem ontluchten, als de tank leeg is.
Oorzaak:
Koelmiddeltemperatuur te hoog.
Oplossing:
Motor afzetten.
Koeler reinigen (zie hoofdstuk "Koeler reinigen").
Stand van de koelvloeistof in de motor controleren, indien nodig bijvullen.
Als het waarschuwingslampje niet binnen 5 minuten uitgaat:
Motor afzetten
Klantenservice raadplegen
Oorzaak:
Temperatuur hydraulische olie te hoog.
Oplossing:
Motor met standgas gebruiken tot het waarschuwingslampje uitgaat.
Oorzaak:
Peil hydraulische olie te laag.
Oplossing:
Hydraulische olie bijvullen.
Oorzaak:
Temperatuur hydraulische olie te laag.
Oplossing:
Motor voorzichtig warmdraaien tot het waarschuwingslampje uitgaat.
Oorzaak:
Storing hydraulische oliefilter
Oplossing:
Filter vervuild of olie te viskeus (dikvloeibaar)
Hydraulische olie tot min. 40 °C verwarmen door het voertuig te laten draaien. Als de storing nog steeds actief is: Contact opnemen met de service.
Oorzaak:
Service vereist.
Oplossing:
Service door klantenservice laten uitvoeren.
De serviceweergave moet door de klantenservice worden teruggezet.
Gegevens capaciteit apparaat | |
Rijsnelheid | 20, 25, 30, 40, 50, 60
Afhankelijk van de variant en de landspecifieke vereisten kan de snelheid worden beperkt. De beperking wordt beveiligd aan de hand van software. km/h |
Rijsnelheid, achteruit | 20 km/h |
Werksnelheid | 20 km/h |
Werksnelheid (max.) | 40 / winter km/h |
Klimvermogen (max.) | 25 % |
Draaicirkel | 2,06 (Dwi) m |
Elektrische installatie/accu | |
Accutype | onderhoudsvrij - |
Accuspanning | 12 V |
Accucapaciteit | 105 Ah |
Afmetingen en gewichten | |
Lengte | 4.248 +/- 30 mm |
Breedte | 1.300 mm |
Hoogte | 1.990 +10/-20 mm |
Leeggewicht (transportgewicht) | 2500-2800
(afhankelijk van de uitrusting als tractor) kg |
Toegestaan totaal gewicht | 6000 kg |
Max. toegestane asbelasting voor | 2700 kg |
Max. toegestane asbelasting achter | 3300 kg |
Steunlast aanhangerkoppeling | 300 kg |
Aanhangerlast, geremd | 3000 kg |
Aanhanglast, ongeremd | 750 kg |
Toegestaan totaal gewicht combinatie, geremd | 9000 kg |
Toegestane totaal gewicht combinatie, ongeremd | 6750 kg |
Bedrijfsstoffen | |
Brandstoftype | Diesel
(volgens de specificaties van DIN EN 590) BIODIESEL kan worden toegevoegd tot een aandeel van 7% (volgens de specificaties van UNI EN 14214) |
Inhoud brandstoftank | 70 |
Type motorolie | Shell Rimula R6 LM
(ACEA E6 - SAE 10W-40) |
Hoeveelheid motorolie | 13,2 l |
Soort koelmiddel | Glysantin G 40
(ASTM D 3306) |
Hoeveelheid koelmiddel | 14 l |
Soort hydraulische olie | Renol B HV 46
(ISO 11158) |
Hoeveelheid hydraulische olie | 55 l |
Smeervet | EP lithiumzeep
(NLGI 2)
Neem de smeerpuntsymbolen op het apparaat in acht |
<data>Motortype </data> | VM R754EU6C (Euro 6) | VM R754ISE5 (fase V) | |
---|---|---|---|
<data>Type </data> | Viercilinder 4-takt dieselmotor DPF- en SCR-systeem | Viercilinder 4-takt dieselmotor DPF-systeem | |
<data>Koeltype </data> | Waterkoeling | Waterkoeling | |
<data>Cilinderinhoud </data> | <data>cm3 </data> | 2970 | 2970 |
<data>Motorrendement </data> | <data>kW/PS </data> | 75 / 102 | 54,5 / 74 |
<data>Motortoerental </data> | <data>1/min </data> | 2300 | 2300 |
<data>Geluid bij bestuurdersoor volgens Verordening (EU) 1322/2014, app. XIII </data> | <data>dB(A) </data> | 73 (gesloten) 79 (open) | 73 (gesloten) 79 (open) |
<data>Trillingswaarde, gehele lichaam, conform VO (EU) 1322/2014, bijl. XIV </data> | <data>m/s2 </data> |
|
|
Kenda 235/65R 16C KR33A | Referentie asbelasting 1450 kg | Maximale asbelasting 3300 kg |
Bandenspanning vooras + achteras in kPa (bar) | 550 (5,5) | 680 (6,8) |
Michelin 235/65R 16C 121/119R M+S Agilis Alpin | Referentie asbelasting 1450 kg | Maximale asbelasting 3300 kg |
Bandenspanning vooras + achteras in kPa (bar) | 550 (5,5) | 670 (6,7) |