HD 9/100 De Skid *EUHD 9/100 De Skid *KAPHD 9/100 De Skid Advanced *EUHD 9/100 De Skid Advanced *KAP

59690740 (09/22)
59690740 (09/22)
Voordat u het apparaat voor het eerst gebruikt, dient u deze originele gebruiksaanwijzing en de meegeleverde veiligheidsinstructies door te lezen en deze in acht te nemen.
Bewaar beide documenten voor later gebruik of volgende eigenaars.
Gebruik deze hogedrukreiniger voor het reinigen van machines, voertuigen, bouwwerken en werktuigen.
Gebruik het apparaat alleen met toebehoren en reserveonderdelen die zijn goedgekeurd door KÄRCHER.
Tussen sproeier en apparaat met een afsluitinrichting voorhanden zijn (bijv. een hogedrukpistool met sluitventiel of drukomschakelend ventiel of een voetbediend afsluitventiel).
Het apparaat mag alleen worden gebruikt met een hogedrukpistool dat het door het toestel aangevoerde water in gesloten toestand zonder druk in de open lucht afvoert.
Om de goede werking van de verbrandingsmotor te waarborgen, mag het toestel niet boven een hoogte van 1676 m boven zeeniveau worden gebruikt.
Vervuild water
Vroegtijdige slijtage of afzettingen in het apparaat
Gebruik het apparaat enkel met zuiver water of met recyclingwater dat de grenswaarden niet overschrijdt.
Voor de watertoevoer gelden volgende grenswaarden:
Voorgeschakeld waterfilter: ≤10 µm
Gehalte vaste deeltjes: maximaal 50 mg/l
Totale hardheid: 3-15° dH, 30-150 mg/l CaO, 54-268 mg/l CaCO3
Calciumhardheid: 0,89-2,14 mmol/l
pH-waarde: 6,5-9,5
Basecapaciteit pH 8,2: 0-0,25 mmol/l
Opgeloste stoffen totaal: 10-75 mg/l
Elektrisch geleidingsvermogen: 100-450 µS/cm
Chloride, bijv. NaCl: <100 mg/l
IJzer, Fe: <0,2 mg/l
Fluoride, F: <1,5 mg/l
Vrij chloor, Cl: <1 mg/l
Koper, Cu: <2 mg/l
Mangaan, Mn: <0,05 mg/l
Fosfaat, H3PO4: <50 mg/l
Silicaat, SixOy: <10 mg/l
Sulfaat, SO4: <100 mg/l
Het verpakkingsmateriaal is recyclebaar. Gooi verpakkingen met het gescheiden afval weg.
Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak onderdelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd weggooien een mogelijk gevaar voor de gezondheid en het milieu kunnen vormen. Voor een correct gebruik van het apparaat zijn deze onderdelen echter noodzakelijk. Apparaten met dit symbool mogen niet met het huisvuil worden weggegooid.
Actuele informatie over inhoudsstoffen vindt u onder: www.kaercher.nl/REACH
Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.
Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.nl.
Beschermend pak tegen hogedrukwaterstralen met arm- en beenbeschermers.
Bestendig tegen hoge druk tot maximaal 100 Mpa (vlakstraalsproeier).
Grootte | Bestelnummer |
---|---|
M | 6.547-055.0 |
L | 6.547-056.0 |
XL | 6.547-057.0 |
De vanginrichting verbindt de hogedrukslang met een aanslagpunt op het apparaat of het hogedrukpistool. Zij zorgt ervoor dat de hogedrukslang niet om zich heen slaat wanneer de slangverbinding per ongeluk losraakt.
Vanglus (textiel): bestelnummer 9.920-368.0
Vanglus (staalkabel): bestelnummer 9.887-583.0
Bevestigingskabel (staalkabel): bestelnummer 6.025-311.0
Controleer de inhoud bij het uitpakken op volledigheid. Bij ontbrekend toebehoren of bij transportschade neemt u contact op met uw distributeur.
Lees voor de eerste inbedrijfstelling van het apparaat de veiligheidsinstructies 5.963-314.0.
Neem de nationale voorschriften voor vloeistofstralers in acht.
Neem de nationale voorschriften inzake ongevallenpreventie in acht. Vloeistofstralers moeten regelmatig worden gecontroleerd. Het resultaat van de controle moet schriftelijk worden gedocumenteerd.
Voer geen wijzigingen aan het apparaat en zijn toebehoren uit.
Gevaar voor verbranding
De uitlaat wordt tijdens het gebruik heet en kan bij aanraking brandwonden veroorzaken.
Plaats de sproeier niet op de straalbuishouder zolang de uitlaat heet is.
Gebruik het apparaat niet, als er brandstof is gemorst, maar verplaats het apparaat naar een andere locatie en vermijd vonkvorming.
Bewaar brandstof niet in de buurt van open vuur of apparaten zoals kachels, verwarmingsketels, boilers etc. die een waakvlam hebben of vonken kunnen veroorzaken. Gebruik of mors geen brandstof in de bovengenoemde omgeving.
Verwijder de tankdop nooit terwijl de motor draait.
Gebruik geen diesel als reinigingsmiddel.
Houd tijdens het tanken voldoende afstand van vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen.
Vul de tank niet te vol.
Houd licht ontvlambare voorwerpen op minimaal 2 m afstand van de geluiddemper.
Gebruik het apparaat niet zonder geluiddemper. Controleer de geluiddemper regelmatig en maak hem schoon of vervang hem indien nodig.
Gebruik het apparaat niet in een bos-, struik- of graslandschap, als de uitlaat niet met een vonkenvanger is uitgerust.
Laat de motor niet draaien met verwijderd luchtfilter of zonder een afdekking over de inlaatopening.
Verstel geen regelveren, regelstangen of andere delen die kunnen leiden tot een verhoging van het motortoerental.
Raak geen hete geluiddemper, cilinders of koelribben aan.
Breng uw handen en voeten nooit in de buurt van draaiende onderdelen.
Gebruik het apparaat nooit in gesloten ruimten.
Gebruik geen ongeschikte brandstoffen; deze kunnen gevaarlijk zijn.
Het brandstofsysteem staat onder druk. Draag oogbescherming bij het uitvoeren van onderhoud aan het brandstofsysteem.
De motorkoelvloeistof kan wegspatten en ernstige brandwonden veroorzaken. Verwijder de radiatordop nooit als de motor nog warm is.
Een brandstofstraal onder hoge druk kan ernstig letsel veroorzaken. Vermijd contact met een brandstofstraal. Onderzoek brandstoflekken nooit met de hand.
Contact met motorkoelvloeistof kan lichte of matige verwondingen veroorzaken. Draag oogbescherming en beschermende handschoenen bij het hanteren van motorkoelvloeistof. In geval van contact met koelvloeistof, spoelt u dit overvloedig af met schoon water.
Beschadigingsgevaar. Activeer de startmotor nooit terwijl de motor draait.
Beschadigingsgevaar: Gebruik nooit starthulpmiddelen zoals ether.
Het apparaat mag niet direct op het openbare drinkwaternet worden aangesloten.
Richt de hogedrukstraal niet op personen, dieren, actieve elektrische uitrusting of op het apparaat zelf. Bescherm het apparaat tegen vorst.
Bij de werkzaamheden altijd geschikte gehoorbescherming en een veiligheidsbril dragen.
Heet oppervlak. Verbrandingsgevaar. Niet aanraken. Gebruik de straalbuishouder alleen voor transport wanneer de motor is afgekoeld.
Gevaarlijke elektrische spanning. Toegang alleen voor elektriciens.
Gevaar voor beknelling door riemaandrijving! Verwijder de beschermkap niet. Grijp niet onder de afdekking.
Gevaar voor beschadiging van de hogedrukpomp. Voer de regeneratie van het dieselpartikelfilter alleen uit als het apparaat is aangesloten op een functionerende watertoevoer.
Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:
![]() | Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen. |
![]() | Oogbescherming dragen. |
![]() | Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden. |
![]() | Explosiegevaar |
![]() | Vuur, vonken, open licht en roken verboden. |
![]() | Verbrandingsgevaar |
![]() | Eerste hulp |
![]() | Waarschuwing |
![]() | Afvalverwijdering |
![]() | Accu niet in de vuilnisbak gooien. |
Ontbrekende of gewijzigde veiligheidsinrichtingen
Veiligheidsinrichtingen zijn er voor uw veiligheid.
Verander of omzeil veiligheidsinrichtingen nooit.
De veiligheidsinrichtingen zijn af fabriek ingesteld en verzegeld. Instellingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door de klantenservice.
Het veiligheidsventiel gaat open bij overschrijding van de toegestane bedrijfsoverdruk en het water stroomt drukloos naar buiten.
De sleutelschakelaar voorkomt dat het apparaat per ongeluk in werking wordt gesteld. Draai de sleutelschakelaar naar 0 wanneer u de werking onderbreekt of stopt en verwijder de sleutel.
De beveiligingspal op het hogedrukpistool voorkomt dat de hogedrukwaterstraal per ongeluk wordt geactiveerd.
Alleen de versie Advanced beschikt over deze functie.
Wanneer het hogedrukpistool wordt gesloten, gaat het overstroomventiel open en stroomt al het water terug naar de aanzuigzijde van de hogedrukpomp. De druk in de hogedrukslang gaat omlaag. Daardoor daalt de bedieningskracht van het hogedrukpistool en wordt de levensduur van het apparaat verhoogd.
De watertekortbeveiliging schakelt de motor bij onvoldoende watertoevoer uit.
Het controlelampje Watertekortbeveiliging gaat branden.
Alleen de versie Advanced beschikt over deze functie.
Het thermoventiel beschermt de hogedrukpomp tegen ontoelaatbare opwarming tijdens het circulatiebedrijf wanneer het hogedrukpistool is gesloten. Het thermoventiel gaat open wanneer de watertemperatuur hoger is dan 80 °C en laat het hete water naar buiten stromen.
* bij Version Advanced
** bij Version Standard
Alleen apparaten van de EU-versie zijn uitgerust met het display.
De transportschroef uit de olievulaansluiting van de hogedrukpomp draaien.
De meegeleverde ontluchtingsschroef met oliepeilstok erin draaien en aantrekken.
De accukabel aansluiten op de positieve pool van de accu.
Met dit systeem wordt de verbinding tussen straalbuis en hogedrukpistool evenals straalbuis en sproeier tot stand gebracht.
De schroefverbinding en de aansluiting op beschadigingen controleren. Beschadigde delen niet gebruiken.
De drukring zo ver op de straalbuis of slangschroefverbinding draaien dat vóór de drukring ongeveer 2 schroefdraadgangen zichtbaar zijn.
Aanwijzing: de drukring heeft een linkse schroefdraad.
De straalbuis met drukstuk in de hogedrukaansluiting plaatsen.
De drukschroef op de drukring schuiven.
De drukschroef erin draaien en vastdraaien (aanhaalmoment 160 Nm).
Monteer het toebehoren alleen als het apparaat is uitgeschakeld.
Opmerking: De aparte gebruiksaanwijzing voor het hogedrukpistool "Dumpgun" lezen.
De straalbuis met het hogedrukpistool verbinden.
De hogedrukslang controleren (zie hoofdstuk "Verzorging en onderhoud/onderhoudsintervallen/Voor elk gebruik").
De schroefdraad aan de hogedrukslang en aan apparaat/pistool iets insmeren.
De hogedrukslang met het hogedrukpistool verbinden. Maximale slanglengte 40 m, DN 6.
De hogedrukslang met de hogedrukaansluiting verbinden.
De sproeierhouder op de straalbuis schroeven.
De sproeier in de sproeierhouder plaatsen.
De wartelmoer erop schroeven en handvast aantrekken.
Hogedrukslang op het hogedrukpistool borgen.
Hogedrukslang op het apparaat borgen.
Beschadigingsgevaar
Beschadigingsgevaar
Een te groot hellingspercentage kan schade aan de motor veroorzaken.
Bepaalde bedrijfsomstandigheden kunnen leiden tot verminderde motorprestaties en voortijdige motorslijtage.
Het apparaat niet gebruiken als de helling meer dan 15° bedraagt.
Het apparaat beveiligen tegen kantelen als het op een helling staat.
Gebruik in extreem stoffige omstandigheden, aanwezigheid van chemische gassen of dampen, of zoutnevel vermijden. De motor beschermen tegen regen en overstroming.
De motor nooit gebruiken zonder het luchtfilterinzetstuk.
Voor elk gebruik onderhoudswerkzaamheden uitvoeren (zie "Verzorging en onderhoud").
Alleen diesel tanken. De brandstof mag geen verontreinigingen bevatten.
Het deksel van de vulopening van de brandstoftank verwijderen.
Brandstof in de vulopening doen terwijl u de niveau-indicatie in de gaten houdt.
Stoppen met vullen wanneer de wijzer van de niveau-indicatie naar "F" wijst. De tank niet te vol gieten.
Het deksel op de vulopening plaatsen en het vastdraaien.
Het apparaat horizontaal neerzetten.
Het oliepeil moet zich in het midden van de oliepeilindicatie of van de oliepeilstok bevinden.
Indien nodig, olie bijvullen (zie "Technische gegevens").
Terugstroom van vervuild water in het drinkwaternet
Gezondheidsrisico
Neem de voorschriften van uw waterbedrijf in acht.
Overeenkomstig de voorschriften mag het apparaat nooit zonder systeemscheider op het drinkwaternet worden gebruikt. Gebruik een systeemscheider van KÄRCHER of een andere systeemscheider conform EN 12729 Type BA. Water dat door een systeemscheider stroomt, geldt niet meer als drinkwater. Sluit de systeemscheider steeds aan op de watertoevoer, nooit direct op de wateraansluiting van het apparaat.
De watertoevoer op toevoerdruk, aanvoertemperatuur en toevoerdebiet controleren (zie hoofdstuk "Technische gegevens").
Beschadigingsgevaar door vreemde voorwerpen
Niet corrosiebestendige of vervuilde slangen kunnen deeltjes afgeven die schade in het apparaat veroorzaken.
Gebruik alleen corrosiebestendige, schone slangen.
De systeemscheider en de wateraansluiting van het apparaat met een watertoevoerslang verbinden (vereisten aan de watertoevoerslang zie hoofdstuk "Technische gegevens").
De toevoerslang zo plaatsen dat er geen schade door mechanische inwerkingen of trillingen kan ontstaan.
De watertoevoer openen.
Beschadigingsgevaar
Als er tijdens de hogedrukwerking lucht in de hogedrukpomp zit, kan als gevolg van cavitatie schade ontstaan.
Open het hogedrukpistool niet tijdens de ontluchting.
De hogedrukslang en het hogedrukpistool aansluiten.
Voor de minimaal benodigde watertoevoerhoeveelheid (zie "Technische gegevens") zorgen.
De watertoevoer openen.
Versie Classic: Er stroomt water uit de bypassbuis.
Versie Advanced: De vlotterbak vult zich met water
De ontluchtingsschroef op het filter openen tot alle lucht uit het filter is ontsnapt.
De ontluchtingsschroef sluiten.
De motor starten (zie "Werking").
De ontluchtingsslang van het apparaat wegtrekken. Bij het ontluchten treedt hier water uit.
De ontluchtingshendel van de pomp openen tot er een gelijkmatige waterstroom uit de ontluchtingsslang treedt, maar minstens gedurende 90 seconden.
Sluit de ontluchtingshendel van de pomp.
Ontstaat er niet voldoende voordruk, dan schakelt de watertekortbeveiliging het apparaat uit.
In dat geval zet de sleutelschakelaar op 0 zetten, zodat de watertekortbeveiliging wordt teruggezet.
De motor opnieuw starten om het ontluchten voort te zetten.
Het uit-/inschakelen zo vaak herhalen tot het apparaat storingvrij in de drukloze omloop/leegloop loopt.
Het lagedruksysteem ontluchten zoals hierboven beschreven.
De hogedruksproeier demonteren.
Aan de triggerhendel van het hogedrukpistool bij een stilstaande motor trekken en deze vasthouden.
Wachten tot een gelijkmatige waterstraal uit de straalbuis komt (minstens 90 seconden wachten).
De triggerhendel van het hogedrukpistool loslaten.
De apparaatschakelaar op "1/ON" zetten.
Ook bij gebruik zonder hogedruksproeier komt er een hogedrukwaterstraal uit de straalbuis.
De hogedrukstraal kan letsels veroorzaken.
Richt de straalbuis niet op personen.
Aan de triggerhendel van het hogedrukpistool trekken en deze vasthouden tot een gelijkmatige waterstraal naar buiten komt.
Vertoont het apparaat bij een geopend hogedrukpistool langere tijd een pulserend gedrag, dan de apparaatschakelaar op 0/OFF draaien.
Apparaatschakelaar op 1/ON draaien om het ontluchten voort te zetten.
Het uit-/inschakelen zo vaak herhalen tot een gelijkmatige waterstraal naar buiten komt.
Het bedieningspaneel kan op 5 posities van het apparaatframe worden geplaatst. Op die manier kan voor elke toepassing de meest gunstige positie worden gekozen.
Het bedieningspaneel omhoog schuiven en het wegtrekken van het apparaatframe.
De bouten aan de achterkant van het bedieningspaneel uitlijnen met de gaten op de gekozen bevestigingspositie.
Het bedieningspaneel tegen het buizenframe duwen en het vergrendelen door het naar beneden te duwen.
De hogedrukslang zo plaatsen dat er geen schade door mechanische inwerkingen of trillingen kan ontstaan.
De slang niet onder spanning plaatsen omdat de lengte ervan door drukwijzigingen verandert.
De kleinste, toegestane buigradius niet onderschrijden.
De slang niet verdraaien (torsie).
Schuren tegen andere slangen, bewegende delen, randen en ruwe oppervlakken vermijden.
Los geplaatste slangen door slangbruggen tegen beschadiging, afwrijving en vervorming beschermen.
Het slangeinde met binnendraad eerst aansluiten als het andere slangeinde een wartelmoer bezit.
Geen afdichtmiddel (bijv. hennep, afdichttape) gebruiken.
Bij de aansluiting op een ventiel (bijv. ventiel met meerdere verbruikers) de constructieve specificaties van de ventielen in acht nemen.
Slangen tegen zonlicht en hitte beschermen.
De hogedrukslang met slangvanginrichtingen aan het apparaat en aan het hogedrukpistool beveiligen.
Verwondingsgevaar door een ongecontroleerd naar buiten komende waterstraal onder maximale druk.
Een waterstraal onder maximale druk kan dodelijk letsel veroorzaken.
Voer voor elk begin van het gebruik volgende controles uit.
Controleer of het hogedrukpistool correct is gemonteerd.
Controleer of het hogedrukpistool correct met de hogedrukreiniger is verbonden.
Controleer of de watertoevoer aan de eisen in het hoofdstuk "Technische gegevens" voldoet en correct is uitgevoerd.
Ontlucht de hogedrukreiniger zoals in het hoofdstuk "Wateraansluiting" is beschreven.
Spoel hogedrukreiniger, slang en hogedrukpistool drukloos met schoon water.
Controleer of het apparaat aan de toestand bij levering voldoet en of er ongeoorloofde wijzigingen werden uitgevoerd.
De lichtlopendheid van triggerhendel en beveiligingspal controleren:
De triggerhendel moet na het loslaten automatisch in de uitgangspositie terugkeren en in de beveiligingspal vergrendelen.
Het bedienen van de triggerhendel mag alleen na bediening van de beveiligingspal mogelijk zijn.
Controleer bij een uitgeschakeld apparaat of bij het loslaten van de triggerhendel de waterstroom onmiddellijk aan de bypassbuis naar buiten komt.
Herhaal stap 2 bij een lopend apparaat.
De werkdruk wordt weergegeven op de manometer.
De hogedrukstraal altijd eerst vanaf grotere afstand op het te reinigen object richten om beschadiging door te hoge druk te voorkomen.
De watertoevoer openen.
Het apparaat ontluchten (zie hoofdstuk "Apparaat ontluchten").
De brandstofkraan op “ON” zetten.
De hendel voor het motortoerental helemaal omhoog zetten (naar het laagste toerental).
De sleutelschakelaar op “1” draaien.
Wachten tot het controlelampje voor het choken van de motor dooft.
Beschadigingsgevaar
De starter kan oververhit raken.
De startpoging onderbreken als de motor na 15 seconden nog steeds niet draait. Minstens 30 seconden wachten tussen 2 startpogingen.
De sleutelschakelaar voorbij de stand "1" blijven draaien tot de motor start.
De sleutelschakelaar loslaten. Deze gaat automatisch terug naar stand "1".
Maak de veiligheidspal van het hogedrukpistool los.
Dumpgun: De beveiligingspal van het hogedrukpistool naar onderen duwen.
Dryshut: De beveiligingspal van het hogedrukpistool naar boven zwenken.
Verwondingsgevaar door krachten aan de hogedrukslang bij drukwijziging
De gebruiker kan door beweging van de hogedrukslang zijn stabiliteit verliezen en vallen.
Voor het gebruik van het apparaat een stabiele lichaamshouding aannemen.
Aan de triggerhendel trekken.
De werkdruk instellen door de hendel voor het motortoerental te verplaatsen. 100 MPa (1000 bar) mag niet worden overschreden.
Toerental verhogen - de hendel voor het motortoerental omlaag bewegen.
Toerental verlagen - de hendel voor het motortoerental omhoog bewegen.
Als de EU-versie langere tijd bij een laag motortoerental of stationair draait, moet het dieselpartikelfilter vaker worden geregenereerd. Ook neemt het risico op beschadiging van het dieselpartikelfilter toe.
De triggerhendel loslaten.
De beveiligingspal zorgt ervoor dat de triggerhendel niet per ongeluk kan worden bediend.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
Verwondingsgevaar door een ongecontroleerde straal onder maximale druk.
Een waterstraal onder maximale druk kan dodelijk letsel veroorzaken.
Hang het hogedrukpistool nooit aan de triggerhendel, maar aan de pistoolbehuizing.
Verwondingsgevaar door een ongecontroleerd naar buiten komende waterstraal onder maximale druk.
Een waterstraal onder maximale druk kan dodelijk letsel veroorzaken.
Voer voor elk verder gebruik de volgende controles uit.
Controleer of het hogedrukpistool correct is gemonteerd.
Controleer of het hogedrukpistool correct met de hogedrukreiniger is verbonden.
Controleer of het systeem is ontlucht.
Controleer bij een uitgeschakeld apparaat of bij het loslaten van de triggerhendel de waterstroom onmiddellijk aan de bypassbuis naar buiten komt.
Herhaal stap 4 bij een lopend apparaat.
Bedien het hogedrukpistool in een veilig bereik bij ingeschakeld apparaat meerdere keren en controleer hierbij de dichtheid van de ventielen aan de bypass en de lekkageboringen.
De lichtlopendheid van triggerhendel en beveiligingspal controleren:
De triggerhendel moet na het loslaten automatisch in de uitgangspositie terugkeren en in de beveiligingspal vergrendelen.
Het bedienen van de triggerhendel mag alleen na bediening van de beveiligingspal mogelijk zijn.
De functie van de toetsen verandert afhankelijk van de bedrijfsstatus.
De huidige functie van elke toets wordt boven de toets op het scherm weergegeven.
Als de toetsfunctieweergave verborgen is, kan deze worden geactiveerd door op een willekeurige toets te drukken.
Uitleg van de functies van de toetsen:
![]() | HAUPTMENÜ Direct terug naar het hoofdmenu gaan |
![]() | MENÜ VERLASSEN Een menuniveau teruggaan |
![]() | UMBLÄTTERN Het volgende scherm oproepen |
![]() | AUFWÄRTS Omhoog in het menu gaan |
![]() | ABWÄRTS Omlaag in het menu gaan |
![]() | WEITER Het gemarkeerde menu-item selecteren |
![]() | Toets + De geselecteerde waarde verhogen |
![]() | Toets - De geselecteerde waarde verlagen |
![]() | BESTÄTIGEN De invoer bevestigen |
![]() | Toets ? Meer informatie opvragen |
Dit menu wordt gebruikt om de eigenschappen van het display in te stellen. Bovendien kunnen de meeteenheden voor druk, temperatuur en volume worden geselecteerd.
Op de toets HAUPTMENÜ drukken.
Het menu "Display Setup" met de toets ABWÄRTS selecteren.
Druk op de WEITER-toets.
Het gewenste submenu selecteren met de toets ABWÄRTS.
De selectie uitvoeren met een van de volgende twee functies.
Eén van de suggesties kiezen door op de toets UMBLÄTTERN te drukken.
De aanpassing van de waarde in % openen met de toets WEITER en de waarde veranderen.
Display | Betekenis |
---|---|
Language | Taal van display |
Display Mode | Ontwerp van display |
Single | Eén meetwaarde per venster |
Dual | Twee meetwaarden per venster |
Backlight | Displayverlichting |
Contrast | Displaycontrast |
Pressure Units | Meeteenheid voor druk (bar, kPa, psi) |
Temp Units | Meeteenheid voor temperatuur (C, F) |
Volume Units | Meeteenheid voor volume (l, gal) |
Het display kan 1 of 2 bedrijfsgegevens tegelijk weergeven.
Te werk gaan zoals beschreven in het hoofdstuk "Display-instellingen".
Single | 1 waarde wordt op het display weergegeven. |
Dual | 2 waarden worden tegelijkertijd naast elkaar op het display weergegeven. |
In de basistoestand toont het display de bedrijfsgegevens van de motor.
Op de UMBLÄTTERN-knop drukken om door de verschillende weergaven te scrollen.
De laatst weergegeven waarde (Single) of de twee laatst weergegeven waarden (Dual) worden permanent weergegeven totdat de selectie opnieuw wordt gewijzigd.
Display | Betekenis |
---|---|
Ash Load | Mate van asbelasting |
Barometric Pressure Barometer | Luchtdruk |
Battery Voltage Battery | Accuspanning |
Coolant Temp | Koelvloeistoftemperatuur |
DOC Inlet Temp DOC Inlet C | Invoertemperatuur dieselpartikelfilter |
DOC Outlet Temp DOC Outlet C | Uitvoertemperatuur dieselpartikelfilter |
Engine Hours Eng Hours | Bedrijfsuren motor |
Engine Load Eng Load | Motorrendement |
Engine Speed Engine RPM | Motortoerental |
Exhst Manifold Press Exhaust Mnfld BAR | Uitlaatgasdruk |
Fuel Rail 1 | Injectiedruk |
Fuel Rate | Brandstofverbruik |
Fuel Temp | Brandstoftemperatuur |
Intake Fresh Air Intake Temp C | Temperatuur van de inlaatlucht |
Intake Manifold Press Intake Mnfld BAR | Luchtdruk inlaatspruitstuk |
Intake Manifold Temp Intake Mnfld C | Temperatuur inlaatspruitstuk |
Maintenance | Duurtijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt |
Requested Speed | Doeltoerental |
Soot Load | Mate van roetbelasting |
Throttle Percent Throttle % | Gasklep stand |
Het hoofdmenu bevat de volgende submenu's:
Display | Betekenis |
---|---|
Fault Codes | Foutmeldingen (zie hoofdstuk "Hulp bij storingen") |
Reset Maint Timer | Onderhoudsteller terugzetten |
Engine Settings | Motorinstellingen (alleen toegankelijk voor bevoegd onderhoudspersoneel) |
Regeneration | Regeneratie van het dieselpartikelfilter (zie hoofdstuk "Onderhoud/regeneratie van het dieselpartikelfilter") |
Display Setup | Display-instellingen |
About | Weergave van de displayversie |
Op de toets HAUPTMENÜ drukken.
De AUFWÄRTS en ABWÄRTS-toetsen gebruiken om het gewenste submenu te zoeken.
Het submenu met de toets WEITER openen.
Op de toets HAUPTMENÜ drukken.
Het menu "About" selecteren met de toets ABWÄRTS.
Druk op de WEITER-toets.
De triggerhendel loslaten.
De hendel voor het motortoerental op het laagste toerental zetten.
De motor ten minste 5 minuten stationair laten draaien voordat u hem uitschakelt.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
De brandstofkraan op "OFF" draaien.
De watertoevoer sluiten.
Aan de triggerhendel van het hogedrukpistool trekken tot het apparaat drukloos is.
De triggerhendel loslaten.
De beveiligingspal zorgt ervoor dat de triggerhendel niet per ongeluk kan worden bediend.
De watertoevoerslang van het apparaat schroeven.
Hogedrukslang en toebehoren aan het apparaat opbergen.
De accukabel losmaken van de positieve accupool wanneer u de motor langere tijd niet gebruikt.
De EU-versie is uitgerust met een dieselpartikelfilter. Na verloop van tijd vormen zich afzettingen in het dieselpartikelfilter, die door regeneratie moeten worden verwijderd.
Tijdens de automatische regeneratie kan het apparaat verder worden gebruikt, de reinigingsprestaties veranderen niet.
De automatische regeneratie is geactiveerd bij levering.
Als de automatische regeneratie is geactiveerd, wordt tijdens het lopende bedrijf een noodzakelijke regeneratie uitgevoerd.
Het hoofdmenu op het display oproepen.
Herhaaldelijk op de ABWÄRTS-toets drukken tot "Regeneration" gemarkeerd is.
Druk op de WEITER-toets.
De instelling "Allow" met de UMBLÄTTERN-toets markeren.
Als de instelling "Inhibit" is geselecteerd, is de automatische regeneratie uitgeschakeld.
Tijdens de regeneratie toont het display "Automatic Regeneration".
Als de bedrijfstemperatuur te laag is voor regeneratie, toont het display "Increase RPM/Load!!!".
Als deze melding wordt weergegeven, het motortoerental geleidelijk met de hendel voor het motortoerental verhogen totdat de melding "Automatic Regeneration" wordt weergegeven.
Indien de automatische regeneratie is gedeactiveerd, verschijnt de melding "Regeneration Disabled" op het display zodra een regeneratie noodzakelijk is.
De melding verandert dan in "Automatic Regeneration requested".
Er kan tussen "Allow" en "Delay" gekozen worden.
Als de regeneratie onmiddellijk moet worden uitgevoerd, de functie "Allow" selecteren.
Als de regeneratie later moet worden uitgevoerd, de functie "Delay" selecteren.
Het display toont "Regen requested Allow" naast de bedrijfsweergave.
De regeneratie kan op elk moment worden gestart door de functie "Allow" te selecteren.
Als regeneratie niet is toegestaan, verschijnt na 30 minuten opnieuw het verzoek "Automatic Regeneration requested".
Als de melding "P1463 PM High P Method Above Normal-S" of "P1421 DPF OP Interface Above Normal-MSop het display verschijnt, moet een stationaire regeneratie worden uitgevoerd. Het apparaat kan niet worden gebruikt tijdens de stationaire regeneratie.
Het regeneratieproces duurt 30 minuten tot 2 uur.
De motor moet draaien om de regeneratie uit te voeren.
Zorg voor de watertoevoer naar het toestel.
Beschadigingsgevaar
Als het toestel tijdens de regeneratie van het dieselpartikelfilter niet van water wordt voorzien, wordt de hogedrukpomp beschadigd door oververhitting.
Ervoor zorgen dat het apparaat tijdens de regeneratie van water wordt voorzien.
De brandstoftank volledig vullen.
De melding "P1463 PM High P Method Above Normal-S" of "P1421 DPF OP Interface Above Normal-MS" bevestigen met een willekeurige toets op het display.
De melding "P1424 DPF OP Interface Above Normal-S" bevestigen met een willekeurige toets.
De melding "Begin Recovery Process?" bevestigen met de toets "YES".
De interlockschakelaar op ON zetten.
De motor op een laag toerental zetten met de hendel voor het motortoerental.
De melding "Bring Machine to Low Idle Speed and confirm interlocks" bevestigen met een willekeurige toets.
De melding "Start Recorery Process?" bevestigen met de toets "YES".
De melding "Waiting for Recovery to begin" geeft aan dat de regeneratie wordt voorbereid.
Zolang de melding "Recovery active" wordt weergegeven, is de regeneratie bezig. De balk aan de onderkant toont de voortgang van de regeneratie.
Wanneer de regeneratie voltooid is, verschijnt de melding "Recovery Regeneration Complete" op het display.
De melding "Recovery Regeneration Complete" bevestigen met een willekeurige toets.
De interlockschakelaar op OFF zetten.
De regeneratie is voltooid.
Het apparaat steeds uitschakelen voor transport.
Apparaat in voertuigen vervoeren: het apparaat volgens de geldende richtlijnen tegen het wegglijden en kantelen beveiligen.
Apparaat met de heftruck vervoeren: De stapelaarvorken onder het buizenframe tussen de poten plaatsen.
De onderstaande instructies volgen bij vervoer met een kraan.
Ondeskundig kraantransport
Verwondingsgevaar door vallend apparaat of vallende voorwerpen
Neem de plaatselijke voorschriften inzake ongevallenpreventie en de veiligheidsvoorschriften in acht.
Controleer vóór elk kraantransport de inrichting voor het laden met een kraan op beschadiging.
Het apparaat mag alleen door personen met de kraan worden vervoerd die over de bediening van de kraan zijn geïnstrueerd.
Controleer de takel voor elk kraantransport op beschadiging.
Controleer voor elk kraantransport het buizenframe van het apparaat op beschadigingen.
Til het apparaat niet op aan het ringoog van de hogedrukpomp of de motor.
Gebruik geen aanslagkettingen.
Beveilig de hijsinrichting, zodat de last niet per ongeluk los kan raken.
Verwijder vóór het kraantransport de straalbuis met het hogedrukpistool en andere losse voorwerpen.
Vervoer tijdens het hijsen geen voorwerpen op het apparaat.
Ga niet onder de last staan.
Let erop dat zich in de gevarenzone van de kraan geen personen bevinden.
Laat het apparaat niet zonder toezicht aan de kraan hangen.
Bevestig de hijsinrichting aan het buizenframe.
Niet-naleving van het gewicht
Gevaar voor letsel en beschadiging
Neem bij het transport en de opslag het gewicht van het apparaat in acht.
Het apparaat alleen in binnenruimtes opslaan.
Opslagtemperatuur -20 °C...+40 °C
Geen corrosieve atmosfeer.
Trillingsvrije stelplaats.
Een keer per week de motoras met de hand een kwartdraai bewegen.
Hogedrukslangen:
Slang volledig legen.
Alle openingen afsluiten.
Armaturen met beschermkappen beschermen.
Maximale opslagduur in acht nemen. Veroudering verslecht de materiaaleigenschappen.
Spanningsvrij en liggend bewaren.
Koel, droog en stofarm bewaren.
Direct zonlicht of UV-straling vermijden.
Afschermen van warmtebronnen.
Omgeving van ozonbronnen vermijden (bijv. fluorescerende lichtbronnen, kwikzilverdampen).
Minimale buigradius niet onderschrijden.
Vorst
Vernietiging van het apparaat door bevriezend water.
Laat de hogedrukpomp en het watersysteem volledig leeglopen.
Bewaar het apparaat op een vorstvrije plaats.
Als er geen vorstvrije opslag mogelijk is:
Het apparaat spoelen met antivries zoals hieronder beschreven.
Een in de handel verkrijgbaar vorstbeschermingsmiddel voor motorvoertuigen op glycolbasis gebruiken. De instructies van de fabrikant van het vorstbeschermingsmiddel in acht nemen.
De watertoevoer afsluiten
Het apparaat starten en met geopend hogedrukpistool gebruiken totdat het vlotterreservoir leeg is.
De werking onderbreken.
Het vlotterreservoir vullen met ongeveer 5 liter antivries.
Het apparaat starten.
De hogedrukpistool openen.
Het hogedrukpistool sluiten wanneer er antivries uit de sproeier lekt.
Het apparaat verder laten draaien, zodat het bypass-systeem gespoeld wordt.
De ontluchtingsknop van de pomp openen totdat er antivries uit de ontluchtingsslang komt.
Het apparaat uitschakelen.
De spuitinstallatie (hogedrukslang en hogedrukpistool) loskoppelen van het apparaat.
Gebruik een externe pomp om antivries in het apparaat te brengen via de wateraansluiting.
Wacht tot er antivries uit de bypassbuis van het hogedrukpistool stroomt.
De ontluchtingsknop van de pomp openen totdat er antivries uit de ontluchtingsslang komt.
Het vullen met antivries beëindigen.
De spuitinstallatie (hogedrukslang en hogedrukpistool) loskoppelen van het apparaat.
Vulniveau van de motorkoelvloeistof controleren.
Antivriesbereik van de motorkoelvloeistof controleren.
Indien het apparaat gedurende 6 maanden of langer wordt opgeslagen, moeten de volgende aanvullende maatregelen worden genomen.
Het volgende onderhoud uitvoeren.
De koeler doorspoelen en hem vullen met duurzame koelvloeistof.
De buitenkant van de motor reinigen van olie en vet.
De brandstoftank volledig leegmaken of hem volledig vullen.
De hendel voor het motortoerental smeren.
De accukabel losmaken van de positieve accupool.
De zuurstand van de accu controleren en indien nodig bijvullen met gedestilleerd water.
Het apparaat beschermen tegen het binnendringen van water en stof.
De accu tijdens de opslag maandelijks opladen.
De motor om de 4 tot 6 maanden laten draaien zonder te starten.
De motor controleren (zie "Inbedrijfstelling").
De hogedrukpomp met de wateraansluiting verbinden.
Het lagedruksysteem van de hogedrukpomp ontluchten.
De motor van olie voorzien:
De motor 15 seconden laten draaien zonder brandstoftoevoer.
30 seconden wachten.
Deze procedure in totaal 4 keer uitvoeren.
Brandstof tanken.
De motor starten.
De motor 15 minuten stationair laten draaien. Controleren op brandstof-, koelvloeistof- en olielekkages tijdens deze periode.
Op de goede werking van de controle-indicatoren letten.
De oliedruk controleren.
Tijdens de resterende tijd van het eerste werkingsuur lange periodes van stationair draaien of maximum toerental vermijden.
Het apparaat kan onverwacht starten.
Gevaar voor verbranding
Verbrandingsgevaar
De hogedrukstraal of bewegende delen kunnen letsels veroorzaken.
De motor, vooral de geluidsdemper, wordt heet tijdens de werking. Het aanraken van de hete motoronderdelen kan brandwonden veroorzaken.
Hete koelvloeistof en stoom kunnen ontsnappen wanneer de radiatordop wordt geopend. Dit kan tot ernstige brandwonden leiden.
Zet de sleutelschakelaar op “0” en bedien de hendel van het hogedrukpistool tot het apparaat drukloos is vooraleer u met het onderhoud begint.
Verwijder de sleutel uit de sleutelschakelaar.
Begin niet met onderhoudswerkzaamheden voordat de motor voldoende is afgekoeld.
Open de radiatordop pas nadat de motor is afgekoeld.
Draai de radiatordop goed vast.
Beschadigingsgevaar
Beschadigingsgevaar
Binnendringend water kan de motor beschadigen.
Onjuiste reiniging kan de motor beschadigen.
Bescherm het luchtfilter en de elektrische onderdelen voordat u de motor met water of stoom reinigt.
Reinig de motor niet met een staalborstel.
Reinig de motor niet met een waterstraal boven 1,9 bar.
Afgewerkte olie mag alleen op de daardoor bestemde verzamelpunten worden afgevoerd. Geef afgewerkte olie daar af. Verontreinigen van het milieu met afgewerkte olie is strafbaar.
Met uw dealer kunt u een regelmatige veiligheidsinspectie vastleggen of een onderhoudscontract afsluiten. Vraag hierover advies.
Dagelijks vóór de inbedrijfstelling de volgende controles uitvoeren op de motor.
Controleren op olielekkage.
Controleren op brandstoflekken.
Controleren op koelvloeistoflekken.
Controleren op schade of ontbrekende onderdelen.
Controleren op losse, ontbrekende of beschadigde bevestigingsmiddelen.
De bedrading controleren op scheuren, slijtage en beschadigde of gecorrodeerde aansluitingen.
De slangen op scheuren, slijtage en beschadigde, losse of gecorrodeerde houders controleren.
De koeler controleren op vuil en reinig zo nodig de koelribben met perslucht (maximaal 0,19 MPa).
De waterafscheider controleren op water en verontreiniging, laat de waterafscheider indien nodig leeglopen (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
Het motoroliepeil controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
Het koelvloeistofpeil controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De hogedrukslang controleren.
De bedrijfsdruk van de slang moet met de bedrijfsdruk van het apparaat overeenkomen. (De bedrijfsdruk is op de slangschroefverbinding aangegeven.)
De aansluitschroefdraad van de slang en het apparaat moeten overeenkomen.
Het oppervlak van de slang moet onbeschadigd zijn.
De slangschroefverbindingen mogen geen corrosie vertonen, afdichtvlak en schroefdraad moeten schoon en onbeschadigd zijn.
De O-ringen moeten voorhanden en onbeschadigd zijn.
De slang mag niet ouder zijn dan 6 jaar. (De productiedatum is op de slangschroefverbinding aangegeven.)
Een beschadigde hogedrukslang onmiddellijk vervangen.
Het oliepeil van de hogedrukpomp bij de oliepeilindicatie controleren.
Als de olie melkachtig (water in de olie) is, onmiddellijk contact opnemen met de klantenservice.
De hogedrukpomp op dichtheid controleren.
Het apparaat mag niet in gebruik worden genomen voordat de gebreken die bij de controle zijn geconstateerd, zijn verholpen.
Het waterfilterinzetstuk controleren.
De hogedrukpomp op ongewone geluiden controleren.
Het apparaat indien nodige reinigen.
De leeftijd van de hogedrukslangen controleren. Hogedrukslangen ouder dan 6 jaar niet meer gebruiken.
De olie in de hogedrukpomp verversen.
Het aanhaalmoment van de spanrol voor de distributieriem controleren, referentiewaarde 150 Nm.
Het aanhaalmoment van de schroeven aan de pompkop controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De spanning van de V-snaar van de koelerventilator controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
Alleen bij de versie Advanced: De spanning van de V-snaar van de voordrukpomp controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De olie en het oliefilter van de verbrandingsmotor vervangen (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
Beschadigingsgevaar
De koeler nooit schoonmaken met een staalborstel. De hieronder aangegeven waterdruk niet overschrijden.
De koeler controleren op vuil en reinig zo nodig de koelribben met perslucht (maximaal 0,19 MPa).
De accu controleren.
De waterafscheider controleren op water en verontreiniging, laat de waterafscheider indien nodig leeglopen (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De spanning van de V-snaar van de koelerventilator controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De olie en het oliefilter van de verbrandingsmotor vervangen (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De brandstoftank laten leeglopen (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
De luchtfiltereenheid reinigen of vervangen.
Alleen bij de versie Advanced: De spanning van de V-snaar van de voordrukpomp controleren (zie "Onderhoudswerkzaamheden").
Het apparaat op beschadigingen controleren.
De luchtinlaat van de motor reinigen.
Op ongewone trillingen letten.
Alle schroeven op vastheid controleren.
De toestand van de elektrische kabels controleren.
De motorafdichtingen controleren.
De hogedrukslangen controleren.
Het slangoppervlak op beschadigingen controleren (schuurplekken, snedes, scheuren).
De slang op vervormingen onderzoeken (loskomen van de lagen, bellen, geplette plaatsen, knikplaatsen).
De slangschroefverbindingen op vervorming en corrosie controleren
De vastheid van de slang in de slangschroefverbindingen controleren.
Het onderhoud van het apparaat door de klantenservice laten uitvoeren.
De olie van de hogedrukpomp vervangen (zie onderhoudswerkzaamheden).
De waterafscheider reinigen (zie onderhoudswerkzaamheden).
Het brandstoffilter vervangen (zie onderhoudswerkzaamheden).
Het luchtfilterninzetstuk vervangen (zie onderhoudswerkzaamheden).
De koelvloeistof uit de verbrandingsmotor laten lopen, het koelsysteem doorspoelen en vullen met nieuwe koelvloeistof.
De klepspeling van de verbrandingsmotor laten bijstellen door de Yanmar-service.
Motoronderhoud laten uitvoeren door de Yanmar-service.
De slangen van het brandstofsysteem en het koelsysteem vervangen.
Klepzittingen in de verbrandingsmotor indien nodig door de Yanmar-service opnieuw laten slijpen.
Gevaar voor brandwonden
De olie in de hogedrukpomp wordt zeer heet en kan bij contact brandwonden veroorzaken.
Draai de olieaftapplug er niet uit als het apparaat in werking is.
Laat het apparaat afkoelen voordat de olie wordt ververst.
Gegevens over de hoeveelheid en soort olie, zie hoofdstuk "Technische gegevens"
De olieaftapplug eruit draaien.
De olie in een opvangbak laten afvloeien.
De olieaftapplug erin draaien.
Het deksel van de olievulaansluiting eraf schroeven.
De nieuwe olie langzaam tot het midden van de oliepeilindicatie bijvullen.
De luchtbellen moeten ontsnappen.
Het deksel van de olievulaansluiting erop schroeven.
Aanduiding | Nummer | Aanhaalmoment |
Cilinderbevestiging | 1...18 | 40 Nm |
Pompkopbevestiging | 19...22 | 35 Nm |
Alle schroeven op corrosie controleren. Gecorrodeerde schroeven door de klantenservice laten vervangen.
De momentsleutel op de waarde in de bovenstaande tabel instellen.
De schroeven in de hierboven opgegeven volgorde 1...22 aantrekken tot de momentsleutel met een knakkend geluid het bereiken van het koppel aangeeft.
In de toestand bij levering is het filter uitgerust met een filtervlies dat deeltjes met een grootte vanaf 100 µm tegenhoudt.
Bij gebruik van een rotorsproeier is er een filtervlies voor deeltjes met een grootte vanaf 50 µm nodig.
Filtervlies | Bestelnummer |
---|---|
100 µm | 6.414-074.0 |
50 µm | 6.414-073.0 |
De watertoevoer sluiten.
Het filteromhulsel eraf schroeven.
Een verontreinigd filtervlies vervangen door een nieuw filtervlies.
Filteromhulsel aanbrengen.
Apparaat ontluchten.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
De V-snaarspanning met een Optibelt-frequentiemeter bepalen. Referentiefrequentie 56...62 Hz.
Als de gemeten frequentie afwijkt van de referentiefrequentie, moet de V-snaarspanning opnieuw worden afgesteld.
De V-snaar op scheuren, oliesporen en slijtage controleren. De V-snaar is versleten wanneer de V-snaar de onderkant van de riemschijf raakt.
Als de V-snaar beschadigd, vettig of versleten is, de V-snaar vervangen.
De klemschroeven losdraaien.
De riemspanning afstellen met de spanschroef.
De klemschroeven vastdraaien.
De spanning van de V-snaar controleren.
Indien nodig de procedure herhalen tot de riemspanning juist is.
De rode vlotter in het onderste deel van de waterafscheider drijft op het water. Deze geeft aan of er zich water in de afscheider bevindt.
De brandstofkraan op “OFF” zetten.
Een brandstofbestendige bak onder de waterafscheider houden.
De aflaatkraan openen.
Opmerking: Als er geen water uit komt na het openen van de aflaatkraan, de ontluchtingsschroef dan 2...3 slagen losdraaien.
Het verzamelde water laten weglopen (tot de rode vlotter op de bodem van de waterafscheider ligt).
De aflaatkraan sluiten.
Indien nodig de ontluchtingsschroef weer vastdraaien.
De brandstofkraan op “ON” zetten.
Om het brandstofsysteem te ontluchten, de motorschakelaar in stand "1" zetten.
Wacht 15 seconden.
De waterafscheider op brandstoflekken controleren.
De rode vlotter in het onderste deel van de waterafscheider drijft op het water. Deze geeft aan of er zich water in de afscheider bevindt.
De brandstofkraan op “OFF” zetten.
Een brandstofbestendige bak onder de waterafscheider houden.
De aflaatkraan openen.
Opmerking: Als er geen water uit komt na het openen van de aflaatkraan, de ontluchtingsschroef dan 2...3 slagen losdraaien.
Het verzamelde water laten weglopen (tot de rode vlotter op de bodem van de waterafscheider ligt).
De aflaatkraan sluiten.
Indien nodig de ontluchtingsschroef weer vastdraaien.
De doorzichtige kap verwijderen.
De rode vlotter uit de kap verwijderen.
De vervuilde brandstof in de kap op de juiste manier weggooien.
De binnenkant van de kap schoonmaken.
De rode vlotter schoonmaken.
Het filterelement in de waterafscheider reinigen, vervangen indien beschadigd.
Het filterelement met O-ring in de steun plaatsen.
De vlotter in de doorzichtige kap plaatsen.
De toestand van de O-ring controleren, de O-ring vervangen indien nodig.
De kap terugplaatsen.
De brandstofkraan op “ON” zetten.
Om het brandstofsysteem te ontluchten, de motorschakelaar in stand "1" zetten.
Wacht 15 seconden.
De waterafscheider op brandstoflekken controleren.
De brandstoftank moet regelmatig worden geleegd om water- en vuilafzettingen uit de tank te verwijderen.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
Een geschikte bak onder de brandstofaftapplug plaatsen.
Het deksel van de brandstofvulopening verwijderen.
De brandstofaftapplug losdraaien.
De tank leegmaken tot er zuivere diesel uit stroomt.
De aftapplug er weer inschroeven en hem aantrekken.
De dop van de vulopening terugplaatsen en hem vastdraaien.
De brandstoftank op lekken controleren.
De motor stoppen.
Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.
De oliepeilstok eruit trekken en hem schoon vegen.
De peilstok tot aan de aanslag in de motor steken en vervolgens het oliepeil controleren door de oliepeilstok te verwijderen.
Beschadigingsgevaar
Vuile of verkeerde olie kan schade aan de motor en de levensduur van de motor veroorzaken.
Gebruik alleen de voorgeschreven oliesoort (zie "Technische gegevens"). Zorg ervoor dat er geen partikels in de motorolie terechtkomen. Reinig het oliedeksel, de oliepeilstok en de omliggende gebieden zorgvuldig. Meng geen verschillende soorten olie. Overschrijd het maximale oliepeil niet.
Als het oliepeil in de buurt van of onder de onderste grensmarkering op de oliepeilstok ligt:
Schroeft u het oliedeksel op de motor los.
Vult u de aanbevolen olie bij tot aan de bovenste grensmarkering. Vul niet te veel bij.
Steekt u de oliepeilstok weer tot aan de aanslag in de motor.
Plaatst u het oliedeksel terug en draait u het vast.
Het koelvloeistofpeil in het koelvloeistofexpansievat controleren.
Wanneer de motor koud is, moet het koelvloeistofpeil op of iets boven de onderste markering staan.
Als de koelvloeistof boven de bovenste markering staat, kan deze uit het expansievat lekken als gevolg van thermische expansie wanneer de motor heet is.
Verbrandingsgevaar
De motorkoelvloeistof kan wegspatten en ernstige brandwonden veroorzaken.
Open de radiatordop niet. Vul altijd koelvloeistof bij in het expansievat.
Beschadigingsgevaar
Verkeerde koelvloeistof kan leiden tot roestvorming en kalkaanslag
Gebruik alleen goedgekeurde koelvloeistof. Gebruik alleen zuivere koelvloeistof. Reinig de radiatordop en de aangrenzende oppervlakken voordat u de radiatordop verwijdert. Meng geen verschillende soorten koelvloeistof.
Als het koelvloeistofpeil laag is, koelvloeistof bijvullen in het expansievat.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
De V-snaar van de motor met uw duim naar beneden drukken. Bij een kracht van 100 N kan de V-snaar 7...10 mm doorbuigen.
Als de V-snaar van de motor meer doorbuigt, moet de spanning van de V-snaar worden verhoogd.
De V-snaar op scheuren, oliesporen en slijtage controleren. De V-snaar is versleten wanneer de V-snaar de onderkant van de riemschijf raakt.
Als de V-snaar beschadigd, vettig of versleten is, de V-snaar vervangen.
Draai de klemschroef los.
De generator met een stang wegduwen van het motorblok en de klemschroef vastdraaien.
Dde spanning van de V-snaar van de motor controleren.
Indien nodig de procedure herhalen tot de riemspanning juist is.
De oude V-snaar van de motor vervangen door een nieuwe V-snaar.
De spanning van de V-snaar van de motor zo instellen dat deze 5...8 mm doorbuigt bij een kracht van 100 N.
Het apparaat 5 minuten laten werken.
De V-snaar van de motor moet 7...10 mm doorbuigen bij een kracht van 100 N. Anders moet u de snaarspanning opnieuw afstellen.
De motor uitschakelen en laat hem laten afkoelen.
De brandstofkraan op “OFF” zetten.
Het brandstoffilter tegen de wijzers van de klok in losschroeven met een filtersleutel.
De pakking van het nieuwe brandstoffilter in diesel drenken.
Het nieuwe brandstoffilter met de wijzers van de klok met de hand vastschroeven totdat het contactoppervlak contact maakt.
Het nieuwe brandstoffilter met een filtersleutel vastdraaien met 20...23 Nm of het na contact met het contactoppervlak nog 1 slag verder draaien.
De brandstofkraan op “ON” zetten.
Om het brandstofsysteem te ontluchten, de motorschakelaar in stand "1" zetten.
15 seconden wachten.
De brandstoffilter op brandstoflekken controleren.
Het apparaat horizontaal neerzetten.
Het apparaat starten en laten draaien tot de motor op bedrijfstemperatuur is.
De motor afzetten.
Gevaar voor verbranding
Hete motoronderdelen veroorzaken brandwonden bij aanraking.
Houd handen en andere lichaamsdelen uit de buurt van hete motoronderdelen wanneer u olie vervangt. Open de radiatordop in geen enkel geval.
Het oliedeksel verwijderen.
Een opvangbak voor de motorolie onder de olieaftapplug plaatsen.
Gevaar voor verbranding
Hete motorolie veroorzaakt brandwonden.
Vermijd contact met hete motorolie. Draag geschikte beschermende kleding en oogbescherming.
De olieaftapplug losdraaien en de motorolie laten weglopen,
De olieaftapplug erin schroeven en hem vastdraaien (54...64 Nm).
Het oliefilter tegen de wijzers van de klok in losschoeven met een filtersleutel.
De verbindingsdelen van het nieuwe oliefilter reinigen.
De afdichtring van het nieuwe oliefilter lichtjes insmeren met motorolie.
Het nieuwe oliefilter met de wijzers van de klok met de hand vast schroeven totdat het contactoppervlak contact maakt.
Het nieuwe oliefilter met een filtersleutel vastdraaien met 20...23 Nm of draai het nog 1 slag verder na contact met het contactoppervlak.
Beschadigingsgevaar
Vuile of verkeerde olie kan schade aan de motor en de levensduur van de motor veroorzaken.
Gebruik alleen de voorgeschreven oliesoort (zie "Technische gegevens"). Zorg ervoor dat er geen partikels in de motorolie terechtkomen. Reinig het oliedeksel, de oliepeilstok en de omliggende gebieden zorgvuldig. Meng geen verschillende soorten olie. Overschrijd het maximale oliepeil niet.
Nieuwe motorolie bij de vulopening voor motorolie vullen (voor oliesoort en -hoeveelheid, zie "Technische gegevens").
3 minuten wachten.
Het oliepeil controleren.
Indien nodig olie bijvullen.
Het oliedeksel erop doen en het handvast draaien.
Het apparaat starten, de motor 5 minuten laten opwarmen en controleren op olielekkage.
De motor afzetten.
10 minuten wachten.
Het oliepeil controleren
Indien nodig het oliepeil controleren.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
De vergrendeling losmaken.
Het deksel van het luchtfilterhuis eraf trekken.
Het filterelement verwijderen.
Het filterelement aan de binnenkant met perslucht (2,9...4,9 bar) uitblazen.
Opmerking: Met de laagste druk beginnen. De druk alleen verhogen als het reinigingseffect niet voldoende is.
De binnenkant van het luchtfilterhuis schoonvegen.
Het filterelement vervangen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
Het motorvermogen daalt.
Het filterelement is sterk vervuild.
Het filterelement is vettig.
Het filterelement in het luchtfilterhuis plaatsen.
Het deksel op het luchtfilterhuis plaatsen. De pijlen op het deksel en het filterhuis op één lijn brengen.
De vergrendelingen vastzetten.
Te werk gaan zoals beschreven bij "Reinigen van het luchtfilterelement".
Het filterelement vervangen door een nieuw in plaats van het te reinigen.
Laat alle controles en werkzaamheden aan elektrische delen door een vakman uitvoeren.
Neem bij storingen die niet in dit hoofdstuk worden vermeld contact op met een bevoegde klantenservice.
Het apparaat kan onverwacht starten.
De hogedrukstraal of bewegende delen kunnen letsels veroorzaken.
Zet de apparaatschakelaar op 0/OFF en bedien de hendel van het hogedrukpistool tot het apparaat drukloos is vooraleer u met het verhelpen van een storing begint.
Het controlelampje voor watertekort gaat branden
Oplossing:
De watertoevoerdruk en de waterhoeveelheid controleren.
Het waterfilter op vervuiling controleren.
Bij de versie Advanced, de vlotterkleppen in de vlotterbak controleren.
Bij de versie Advanced, de V-snaar van de opvoerpomp controleren op:
Toestand
Snaarspanning
Het controlelampje brandstofniveau laag gaat branden
Oplossing:
Wanneer het controlelampje voor het eerst gaat branden, is nog een derde van de tankinhoud beschikbaar als reserve. Dit is voldoende voor ongeveer 2 uur vollastwerking.
Zo nodig de brandstoftank bijvullen.
Het controlelampje accu laden gaat branden
Oplossing:
De V-riemen van de motor controleren op:
Toestand
Snaarspanning
De toestand van de accu controleren.
De generator door de Yanmar-service laten nakijken.
Alleen toestellen van de EU-versie zijn uitgerust met een display.
Een actuele foutmelding wordt onmiddellijk op het display weergegeven.
Een meer gedetailleerde foutmelding van de storing kan worden opgeroepen door op de toets BESTÄTIGEN te drukken.
De foutmeldingen die zijn opgetreden kunnen worden weergegeven met de functie "Fault Codes".
Op de toets HAUPTMENÜ drukken.
Het submenu “Fault Codes” met de toets WEITER selecteren.
De lijst met foutmeldingen wordt weergegeven.
Met de toetsen ABWÄRTS en AUFWÄRTS een foutmelding selecteren.
Druk op de "?" toets gedetailleerde informatie over deze foutmelding opvragen.
Het apparaat draait niet
Oplossing:
De weergaven van de controlelampjes controleren.
De toestand van de accu controleren.
Het apparaat bereikt niet de vereiste druk
Oplossing:
De grootte van de sproeier controleren.
De sproeier reinigen, evt. vervangen.
Filterinzet vervangen.
Filteromhulsel eraf schroeven.
Filterinzet vernieuwen.
Filteromhulsel sluiten.
Het apparaat ontluchten (zie hoofdstuk "Apparaat ontluchten").
Toevoerleidingen naar de pomp controleren op dichtheid of verstopping.
Neem indien nodig contact op met de klantenservice.
Lek aan de hogedrukslang
Oplossing:
De apparaatschakelaar op 0/OFF draaien.
De druk door het openen van het hogedrukpistool afbouwen.
Slangschroefverbindingen aantrekken.
O-ringen vervangen.
Bij lekkage in de slang (in het slangoppervlak, aan de ontlastingsboring) de hogedrukslang onmiddellijk buiten bedrijf stellen en niet meer gebruiken.
De hogedrukpomp maakt kloppende bewegingen
Oplossing:
Toevoerleidingen naar de pomp controleren op dichtheid of verstopping.
Het apparaat ontluchten (zie hoofdstuk "Apparaat ontluchten").
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Yanmar 4TNV88 |
Type | Diesel, 4-takt |
Cilinderinhoud | 2,190 l |
Cilinder | 4 |
Vermogen | 35,5 / 48,2 kW/PS |
Specifiek verbruik | ~9,5 l/h |
Motortoerental | 3100 1/min |
Emissienorm | Stage 3a |
Accu | |
Accuspanning | 12 V |
Accucapaciteit | 95 Ah |
Lengte x breedte x hoogte | 353x175x190 mm |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk | 0,1-0,5 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 45 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 22,5 l/min |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 1 in |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 1,00 (type F19) mm |
Bedrijfsdruk | 100 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 110 MPa |
Opbrengst, water | 14,6 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 122 N |
Toegestaan temperatuurbereik | +5...+40 °C |
Bedrijfsstoffen | |
Brandstoftype | Diesel |
Inhoud brandstoftank | 49 l |
Oliesoort motorolie | SAE 15 W40 |
Hoeveelheid motorolie | 7,4 l |
Hoeveelheid koelmiddel | 2,7 l |
Oliesoort pomp | 15W40 |
Hoeveelheid olie pomp | 5,5 l |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht | 650 kg |
Lengte | 1710 mm |
Breedte | 960 mm |
Hoogte | 1310 mm |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier F19/F4, turbosproeier TD 3000 | <2,5 m/s2 |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier Orbimaster | 3,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,8 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 91 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 4 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 111 dB(A) |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Yanmar 4TNV88 |
Type | Diesel, 4-takt |
Cilinderinhoud | 2,190 l |
Cilinder | 4 |
Vermogen | 35,5 / 48,2 kW/PS |
Specifiek verbruik | ~9 l/h |
Motortoerental | 3100 1/min |
Emissienorm | Stage 5 |
Accu | |
Accuspanning | 12 V |
Accucapaciteit | 95 Ah |
Lengte x breedte x hoogte | 353x175x190 mm |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk | 0,1-0,5 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 45 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 22,5 l/min |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 1 in |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 1,00 (type F19) mm |
Bedrijfsdruk | 100 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 110 MPa |
Opbrengst, water | 14,6 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 122 N |
Toegestaan temperatuurbereik | +5...+40 °C |
Bedrijfsstoffen | |
Brandstoftype | Diesel |
Inhoud brandstoftank | 49 l |
Oliesoort motorolie | SAE 15 W40 |
Hoeveelheid motorolie | 7,4 l |
Hoeveelheid koelmiddel | 2,7 l |
Oliesoort pomp | 15W40 |
Hoeveelheid olie pomp | 5,5 l |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht | 650 kg |
Lengte | 1710 mm |
Breedte | 960 mm |
Hoogte | 1310 mm |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier F19/F4, turbosproeier TD 3000 | <2,5 m/s2 |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier Orbimaster | 3,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,8 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 91 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 4 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 111 dB(A) |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Yanmar 4TNV88 |
Type | Diesel, 4-takt |
Cilinderinhoud | 2,190 l |
Cilinder | 4 |
Vermogen | 35,5 / 48,2 kW/PS |
Specifiek verbruik | ~9,5 l/h |
Motortoerental | 3100 1/min |
Emissienorm | Stage 3a |
Accu | |
Accuspanning | 12 V |
Accucapaciteit | 95 Ah |
Lengte x breedte x hoogte | 353x175x190 mm |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk | 0,1-0,6 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 45 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 22,5 l/min |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 1 in |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 1,00 (type F19) mm |
Bedrijfsdruk | 100 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 110 MPa |
Opbrengst, water | 14,6 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 122 N |
Toegestaan temperatuurbereik | +5...+40 °C |
Bedrijfsstoffen | |
Brandstoftype | Diesel |
Inhoud brandstoftank | 49 l |
Oliesoort motorolie | SAE 15 W40 |
Hoeveelheid motorolie | 7,4 l |
Hoeveelheid koelmiddel | 2,7 l |
Oliesoort pomp | 15W40 |
Hoeveelheid olie pomp | 5,5 l |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht | 675 kg |
Lengte | 1710 mm |
Breedte | 960 mm |
Hoogte | 1310 mm |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier F19/F4, turbosproeier TD 3000 | <2,5 m/s2 |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier Orbimaster | 3,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,8 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 91 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 4 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 111 dB(A) |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Yanmar 4TNV88 |
Type | Diesel, 4-takt |
Cilinderinhoud | 2,190 l |
Cilinder | 4 |
Vermogen | 35,5 / 48,2 kW/PS |
Specifiek verbruik | ~9 l/h |
Motortoerental | 3100 1/min |
Emissienorm | Stage 5 |
Accu | |
Accuspanning | 12 V |
Accucapaciteit | 95 Ah |
Lengte x breedte x hoogte | 353x175x190 mm |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk | 0,1-0,6 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 45 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 22,5 l/min |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 1 in |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 1,00 (type F19) mm |
Bedrijfsdruk | 100 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 110 MPa |
Opbrengst, water | 14,6 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 122 N |
Toegestaan temperatuurbereik | +5...+40 °C |
Bedrijfsstoffen | |
Brandstoftype | Diesel |
Inhoud brandstoftank | 49 l |
Oliesoort motorolie | SAE 15 W40 |
Hoeveelheid motorolie | 7,4 l |
Hoeveelheid koelmiddel | 2,7 l |
Oliesoort pomp | 15W40 |
Hoeveelheid olie pomp | 5,5 l |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht | 675 kg |
Lengte | 1710 mm |
Breedte | 960 mm |
Hoogte | 1310 mm |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier F19/F4, turbosproeier TD 3000 | <2,5 m/s2 |
Hand-arm-vibratiewaarde sproeier Orbimaster | 3,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,8 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 91 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 4 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 111 dB(A) |
In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.
(adres zie achterzijde)
Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.
Product: Hogedrukreiniger
Type: 1.367-xxx
Relevante EU-richtlijnen2000/14/EG
2006/42/EG (+2009/127/EG)
2011/65/EU
2014/30/EU
Toegepaste geharmoniseerde normenEN 55012: 2007 + A1: 2009
EN 55014-2: 2015
EN 62233: 2008
EN IEC 63000: 2018
EN 1829-1
EN 1829-2
Toegepaste conformiteitswaarderingsprocedure2000/14/EG: Bijlage V
Geluidsvermogensniveau dB(A)Gemeten: 107
Gegarandeerd: 111
De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.
Gevolmachtigde voor de documentatie:
S. Reiser
Alfred Kärcher SE & Co. KG
Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40
71364 Winnenden (Germany)
Tel.: +49 7195 14-0
Fax: +49 7195 14-2212
Winnenden, 2021/05/01
4-2-SC-A4-GS-17339