LogoHD 9/23 Ge Tr1HD 9/23 De Tr1
  • Algemene instructies
  • Reglementair gebruik
    • Alleen in Duitsland:
  • Milieubescherming
  • Aanvullende opmerkingen inzake de milieubescherming
  • Toebehoren en reserveonderdelen
  • Leveringsomvang
  • Veiligheidsinstructies
    • Symbolen op het apparaat
  • Veiligheidsinrichtingen
    • Beveiligingspal
    • Overstroomklep
    • Veiligheidsventiel
    • Thermoventiel
  • Apparaatelementen
    • HD 9/23 GeTr1
    • HD 9/23 DeTr1
  • Symbolen op het apparaat
  • Hogedrukpistool met straalbuis
  • Vervoer
  • Gebruik van de aanhanger
  • Kraantransport
  • Inbedrijfstelling
    • Apparaat opstellen en uitlijnen
    • Frontbeugel (optie) zwenken
    • Spuitinrichting monteren
    • Motor
    • Hogedrukpomp
    • Brandstof tanken
      • HD 9/23 Ge Tr1
      • HD 9/23 De Tr1
    • Reinigingsmiddelen klaarzetten
    • Accu’s
      • Symbolen waarschuwingsinstructies
      • Accu laden
    • Wateraansluiting
      • Gebruik met externe watertoevoer
      • Watertank via de watertoevoer vullen
      • Watertank via de vulopening vullen
      • Gebruik met interne watertoevoer
  • Bediening
    • Hogedrukpistool openen/sluiten
    • Sproeier vervangen
    • Motor starten
      • HD 9/23 Ge Tr1
      • HD 9/23 De Tr1
    • Apparaat ontluchten
    • Gebruik zonder reinigingsmiddel
    • Werkdruk en opvoerhoeveelhid instellen
    • Werking met reinigingsmiddel
    • Werking onderbreken
    • Na gebruik met reinigingsmiddel
    • Apparaat uitschakelen
      • HD 9/23 Ge Tr1
      • HD 9/23 De Tr1
    • Watertank legen
    • Vorstbescherming
  • Klein en groot onderhoud
    • Onderhoudsintervallen
    • Onderhoudswerkzaamheden alle modellen
      • Waterfilter reinigen
      • Olieverversing hogedrukpomp
      • Oplooprem smeren
      • Bandenspanning controleren
      • Wiel verwisselen
    • Onderhoudswerkzaamheden HD 9/23 Ge Tr1
      • Oliepeil controleren
      • Luchtfilter controleren
      • Luchtfilter reinigen
      • Olie verversen
      • Restbeker reinigen
      • Bougie controleren, instellen
      • Vonkenvanger (optie) reinigen
    • Onderhoudswerkzaamheden HD 9/23 De Tr1
      • Oliepeil controleren
      • Vonkenvanger (optie) controleren, reinigen
      • Olie verversen
      • Oliefilter controleren
      • Luchtfilter reinigen
      • Brandstoftank vervangen
  • Hulp bij storingen
    •  

      De motor start niet.

    •  

      De elektrostarter draait niet of slechts langzaam

    •  

      Motorvermogen gering

    •  

      Uitlaasgas sterk roethoudend (alleen bij HD 9/12 De Tr1)

    •  

        

      Hogedrukpomp bouwt geen druk op
    • De pomp is ondicht

      .

      Tot 3 druppels wateruitlaat per minuut zijn toegestaan.

    •  

      Reinigingsmiddel wordt niet aangezogen

    • Zekering controleren (alleen HD 9/23 Ge Tr1
  • Garantie
  • Technische gegevens
    • HD 9/23 Ge Tr1
    • HD 9/23 De Tr1
  • EU-conformiteitsverklaring

      HD 9/23 Ge Tr1
      HD 9/23 De Tr1

      59696870 (10/21)

      Algemene instructies

      Voordat u het apparaat voor het eerst gebruikt, dient u deze originele gebruiksaanwijzing en de meegeleverde veiligheidsinstructies door te lezen en deze in acht te nemen.

      Bewaar beide documenten voor later gebruik of volgende eigenaars.

      Reglementair gebruik

      Gebruik deze hogedrukreiniger uitsluitend voor de volgende werkzaamheden:

      • Reinig machines, voertuigen, bouwwerken, werktuigen en dergelijke voorwerpen met de hogedrukstraal en reinigingsmiddel.

      • Reinig gevels, terrassen, tuinapparaten en dergelijke objecten met de hogedrukstraal zonder reinigingsmiddel.

      Bij hardnekkige verontreiniging bevelen wij een rotorsproeier als bijzondere toebehoren aan.

      Het apparaat mag niet tijdens rijden worden gebruikt.

      LET OP

      Verontreinigd water veroorzaakt vroegtijdige slijtage of afzettingen in het apparaat.

      Gebruik het apparaat enkel met zuiver water of met recyclingwater dat de volgende grenswaarden niet overschrijdt:

      • pH-waarde: 6,5...9,5

      • elektrisch geleidingsvermogen: geleidingsvermogen van schoon water + 1200 µS/cm, maximaal geleidingsvermogen 2000 µS/cm

      • afzetbare stoffen (testvolume 1 l, afzettingstijd 30 minuten): < 0,5 mg/l

      • filtreerbare stoffen: < 50 mg/l, geen abrasieve stoffen

      • koolwaterstoffen: < 20 mg/l

      • chloride: < 300 mg/l

      • sulfaat: < 240 mg/l

      • calcium: < 200 mg/l

      • Totale hardheid: < 28 °dH, < 50° TH, < 500 ppm (mg CaCO3/l)

      • ijzer: < 0,5 mg/l

      • mangaan: < 0,05 mg/l

      • koper: < 2 mg/l

      • actieve chloor: < 0,3 mg/l

      • vrij van onaangename geuren

      Het apparaat wordt in het bijzonder ingezet op plaatsen waar geen elektrische aansluiting voorhanden is.

      Alleen in Duitsland:

      Het apparaat is niet voor mobiel (niet-stationair) gebruik bedoeld.

      Milieubescherming

      De verpakkingsmaterialen zijn herbruikbaar. Verwijder verpakkingen op een milieuvriendelijke manier.

      Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak bestanddelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd afvalverwijdering een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens en voor het milieu kunnen vormen. Voor een correcte werking van het apparaat zijn deze bestanddelen echter noodzakelijk. Voer apparaten met dit symbool niet samen met het huisvuil af.

      Instructies betreffende ingrediënten (REACH)

      Actuele informatie over ingrediënten vindt u op: www.kaercher.de/REACH

      Aanvullende opmerkingen inzake de milieubescherming

      Zorg ervoor dat motorolie, stookolie, diesel en benzine niet in het milieu terechtkomen. Bescherm de grond en verwijder afgewerkte olie op milieuvriendelijke wijze.

      Toebehoren en reserveonderdelen

      Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.

      Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.

      Leveringsomvang

      Controleer de inhoud bij het uitpakken op volledigheid. Bij ontbrekend toebehoren of bij transportschade neemt u contact op met uw distributeur.

      Veiligheidsinstructies

      Neem de betreffende nationale voorschriften van de wetgever inzake vloeistofstralers en ongevallenpreventie in acht.

      Vloeistofstralers moeten regelmatig worden gecontroleerd. Het resultaat van de test moet schriftelijk worden vastgelegd.

      Voer geen wijzigingen aan het apparaat en zijn toebehoren uit.

      GEVAAR

      Explosiegevaar.

      • Tank alleen de in de gebruiksaanwijzing vermelde brandstof.

      • Tank alleen met uitgezette motor.

      • Tank niet in afgesloten ruimtes.

      • Rook en open vuur is verboden.

      • Zorg er bij het tanken voor dat op de hete oppervlakken geen brandstof terechtkomt.

      • Sluit de deksel van de brandstoftank na het tanken.

      • Gebruik het apparaat niet, als brandstof werd gemorst. Breng het apparaat naar een andere plek en voorkom vonkvorming.

      • Bewaar brandstof alleen in hiervoor toegestane reservoirs.

      • Bewaar brandstof niet in de buurt van open vuur of apparaten die een ontstekingsvlam hebben of vonken vormen (bijvoorbeeld kachels, verwarmingsketels of boilers).

      • Sproei geen starthulpspray in het luchtfilter.

      GEVAAR

      Brandgevaar.

      • Houd tussen licht ontvlambare voorwerpen en de geluiddemper een minimumafstand van 2 m aan.

      • Plaats het apparaat niet in bos-, struik- of graslandschappen, tenzij de uitlaat met een vonkenvanger werd uitgerust.

      • Houd kinderen en andere personen uit het werkbereik.

      • Gebruik het apparaat niet, als het brandstofsysteem beschadigd of ondicht is. Controleer het brandstofsysteem regelmatig.

      • Laat het apparaat voor de opslag in gesloten ruimtes afkoelen.

      Gevaar voor elektrische schok

      • Raak de bougie of de ontstekingskabel niet aan, als het apparaat in werking is.

      Gevaar voor ongevallen

      • Vervang de banden uiterlijk na 6 jaar, als het voertuig voor 100 km/h is toegelaten.

      • Vervang banden onmiddellijk, als builen of scheuren in de zijwanden herkenbaar zijn of als het profiel loskomt.

      WAARSCHUWING

      Gezondheidsrisico

      • Uitlaatgassen zijn giftig. Adem geen uitlaatgassen in. Gebruik het apparaat nooit in gesloten ruimtes. Zorg voor voldoende beluchting en afvoer van emissiegassen.

      • Zorg ervoor dat in de buurt van luchtinlaten geen uitlaatgasemissies optreden.

      • Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof of motorolie en de huid en adem geen brandstofdampen in.

      VOORZICHTIG

      Gevaar voor verbranding

      • Raak geen hete oppervlakken zoals geluiddemper, cilinders of koelribben aan.

      Gevaar voor gehoorschade

      • Gebruik het apparaat niet zonder geluiddemper. Controleer de geluiddemper regelmatig en laat een defecte geluiddemper vervangen.

      LET OP

      Beschadigingsgevaar

      • Gebruik alleen originele delen van de fabrikant.

      • Oude brandstof kan leiden tot afzettingen in de carburateur en kan zo het motorvermogen negatief beïnvloeden. Gebruik uitsluitend nieuwe brandstof.

      • Verstel geen regelveren of stangen die kunnen leiden tot verhoging van het motortoerental.

      • Gebruik het apparaat niet met verwijderd luchtfilter.

      • Trek niet aan het startkoord, als het apparaat in werking is.

      • Let op voldoende beluchting om oververhitting van het apparaat te voorkomen.

      Symbolen op het apparaat


      WAARSCHUWING

      Brandgevaar, explosiegevaar

      Verstikkingsgevaar

      Benzine is uiterst ontvlambaar en explosief.

      Het uitlaatgas van de motor bevat giftige koolmonoxide.

      Schakel de motor uit en laat deze afkoelen alvorens te tanken.

      Gebruik het apparaat niet in gesloten ruimtes.

      Lees de gebruiksaanwijzing alvorens het apparaat in gebruik te nemen.

      Veiligheidsinrichtingen

      Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de gebruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld of worden overbrugd.

      Beveiligingspal

      De beveiligingspal op het hogedrukpistool voorkomt dat de hogedrukwaterstraal per ongeluk wordt geactiveerd.

      Overstroomklep

      Als het hogedrukpistool wordt gesloten, gaat de overstroomklep open. Hierbij wordt het water van de hogedrukuitgang naar de zuigzijde van de hogedrukpomp teruggeleid. Zo wordt overschrijding van de toegelaten werkdruk voorkomen.

      De overstroomklep is af fabriek ingesteld en verzegeld. Alleen de klantenservice is geautoriseerd om de overstroomklep in te stellen.

      Veiligheidsventiel

      Het veiligheidsventiel gaat open bij overschrijding van de toegestane bedrijfsoverdruk en het water stroomt naar buiten.

      Het veiligheidsventiel is af fabriek ingesteld en verzegeld. Alleen de klantenservice is geautoriseerd om de overloopklep in te stellen.

      Thermoventiel

      Alleen de versie Advanced beschikt over deze functie.

      Het thermoventiel beschermt de hogedrukpomp tegen ontoelaatbare opwarming tijdens het circulatiebedrijf wanneer het hogedrukpistool is gesloten. Het thermoventiel gaat open wanneer de watertemperatuur hoger is dan 80 °C en laat het hete water naar buiten stromen.

      Apparaatelementen


      1. Trekkoord
      2. Trekstang
      3. Koppelingshendel
      4. Parkeerrem
      5. Houder voor contactdoos voertuigverlichting
      6. Steunwielslinger
      7. Frontbeugel met spatbord (optie)
      8. Oog voor vulslang
      9. Deksel vulopening met zeefkorf
      10. Afdekzeil achter (optie)
      11. Watertank, 1000 l
      12. Reflector geel, beide zijden
      13. Hogedrukuitgang (met optie slangtrommel)
      14. Hefoog
      15. Vergrendeling frontbeugel (optie)
      16. Reflector rood
      17. Opbergruimte
      18. Slangtrommel (optie)
      19. Niveau-indicatie watertank
      20. Opbergruimte voor spuitinstallatie
      21. Reflector wit, beide zijden
      22. Wielkeg
      23. Hogedrukpomp met motor
      24. Watertoevoer
      25. Steunwiel
      26. Contactdoos voertuigverlichting

      HD 9/23 GeTr1


      1. Houder voor brandstofjerrycan (optie)
      2. Hogedrukuitgang (zonder optie slangtrommel)
      3. Manometer
      4. Oliereservoir
      5. Accu
      6. Driewegkraan
      7. Reinigingsmiddel-zuigfilter
      8. Typeplaatje
      9. Doseerventiel reinigingsmiddel

      1. Trekdraadstarter
      2. Brandstofkraan
      3. Chokehendel
      4. Deksel brandstoftank
      5. Brandstoftank
      6. Sleutelschakelaar
      7. Bedrijfsurenteller

      HD 9/23 DeTr1


      1. Oliereservoir
      2. Afzethendel
      3. Manometer
      4. Accu
      5. Houder voor brandstofjerrycan (optie)
      6. Driewegkraan
      7. Doseerventiel reinigingsmiddel
      8. Hogedrukuitgang (zonder optie slangtrommel)
      9. Reinigingsmiddel-zuigfilter
      10. Typeplaatje

      1. Brandstofkraan
      2. Brandstoftank
      3. Deksel brandstoftank
      4. Trekdraadstarter
      5. Bedrijfsurenteller
      6. Sleutelschakelaar

      Symbolen op het apparaat

      Aan de driewegkraan

      Watertank legen/vullen
      Interne watertoevoer, 1000 l
      Externe watertoevoer
      Stand voor vorstbescherming

      Aan hefoog (optie)

      GEVAAR

      Gevaar voor letsel

      Het apparaat kan vallen; dit kan leiden tot letsel en de dood.

      Lees voor de bevestiging aan de kraan eerst de veiligheidsinstructies in de gebruiksaanwijzing.

      Leeg voor de bevestiging aan de kraan eerst de tank zodat de hoogste last van het hijsoog niet wordt overschreden.

      Hogedrukpistool met straalbuis


      1. Wartelmoer
      2. Hogedruksproeier
      3. Beveiligingspal
      4. Triggerhendel
      5. Hogedrukpistool
      6. Veiligheidshendel
      7. Hogedrukslang
      8. Druk- en hoeveelheidsregeling
      9. Straalbuis

      Vervoer

      VOORZICHTIG

      Gevaar voor letsel, gevaar voor beschadiging

      Neem voor transport het gewicht van het apparaat in acht.

      LET OP

      Beschadigingsgevaar

      Bescherm de triggerhendel van het hogedrukpistool tijdens transport.

      Gebruik van de aanhanger

      Opmerking: De bestuurder die het trekkende voertuig op de openbare weg beweegt moet beschikken over de hiervoor vereiste papieren (rijbewijscategorie).

      GEVAAR

      Onvoorspelbaar rijgedrag

      Als de watertank gedeeltelijk gevuld is, kan het apparaat bij extreme stuurbewegingen of remsituaties omhoog bewegen of kantelen.

      Leeg of vul de watertank voor het rijden volledig.

      1. De watertank volledig vullen of legen.

      2. Bij apparaten zonder slangtrommel de hogedrukslang van de hogedrukuitgang losschroeven en in het apparaat opbergen.

      3. De frontbeugel (optie) zwenken en vergrendelen.

      4. Het afdekzeil achter (optie) omlaag trekken en vergrendelen.

      5. De hoogte van de trekstang met het steunwiel op de hoogte van de aanhangerkoppeling van het trekkende voertuig instellen.

      6. Het trekkoord aan het trekkende voertuig bevestigen.


        1. Aanhangerkoppeling geopend
        2. Aanhangerkoppeling gesloten
      7. De koppelinghendel omhoog trekken (openen).

      8. De trekstang op de kogel van de trekkoppeling plaatsen.

      9. De koppelinghendel omlaag drukken (sluiten) tot deze parallel met de trekstang ligt.

      10. De stekkerverbinding van de voertuigverlichting erin steken.

      11. Het steunwiel met de slinger omhoog draaien.

      12. Zorg ervoor dat het steunwiel in ingeschoven positie richting aanhanger wijst.


      13. De wig van de wielen verwijderen en in de houders steken.

      14. De parkeerrem loszetten.

      15. De verlichting van de aanhanger (remlichten, richtingaanwijzer, achterlichten, nummerplaatverlichting) op correcte werking controleren.

      16. De loopvlakken op ingelopen voorwerpen controleren.

      17. De toestand van de wielen controleren.

      18. De luchtdruk van de banden controleren, zie “Onderhoudswerkzaamheden”.

      Opmerking: Neem de plaatselijk geldende snelheidsbegrenzingen voor voertuigen met aanhanger in acht.

      Kraantransport

      GEVAAR

      Gevaar voor letsel

      Het apparaat of zich erop bevinden voorwerpen kunnen vallen; dit kan leiden tot letsel en de dood.

      Neem de plaatselijke voorschriften inzake ongevallenpreventie en de veiligheidsvoorschriften in acht.

      Leeg voor kraantransport eerst de watertank van het apparaat.

      Controleer de takel voor elk kraantransport op beschadiging.

      Til het apparaat alleen aan de hijsogen op.

      Beveilig de hijsinrichting, zodat de last niet per ongeluk los kan raken.

      Vervoer tijdens kraantransport geen voorwerpen op het apparaat.

      Transporteer het apparaat pas, nadat u zich eerst met de bediening van de kraan vertrouwd heeft gemaakt.

      Ga niet onder de last staan.

      Let erop dat zich in de gevarenzone van de kraan geen personen bevinden.

      Laat het apparaat niet zonder toezicht aan de kraan hangen.

      Inbedrijfstelling

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor letsel

      Controleer de correcte toestand van het apparaat, het toebehoren, de toevoerleidingen en de aansluitingen. Gebruik het apparaat niet, als de toestand niet correct is.

      Apparaat opstellen en uitlijnen

      LET OP

      Beschadigingsgevaar

      Als het apparaat schuin staat, kunnen functiestoringen optreden en kan het apparaat worden beschadigd.

      Plaats het apparaat voor inbedrijfstelling horizontaal.

      1. De parkeerrem vergrendelen.

      2. Het steunwiel met de slinger neerlaten.

      3. Het trekkoord van het trekkende voertuig losmaken.

      4. De steekverbinding van de voertuigverlichting loskoppelen en in de houder van de trekstang steken.

      5. Het apparaat met de wiggen tegen wegrollen beveiligen.

      6. Het trekkende voertuig loskoppelen.

      7. Het apparaat ten opzichte van het steunwiel horizontaal uitlijnen.

      Frontbeugel (optie) zwenken

      1. Beide vergrendelingen ontgrendelen en losmaken.


        1. Frontbeugel
        2. Vergrendeling
      2. De frontbeugel omhoog zwenken.

      Spuitinrichting monteren

      Opmerking: Het EASY!Lock-systeem verbindt componenten door een snelschroefdraad met slechts een omwenteling snel en veilig.

      1. De hogedruksproeier op de straalbuis steken.

      2. De wartelmoer handvast aantrekken (EASY!Lock).

      3. De straalbuis met de druk- en hoeveelheidsregeling van het hogedrukpistool verbinden en handvast aandraaien (EASY!Lock).

      4. De hogedrukslang op het hogedrukpistool aansluiten en met de hand vastdraaien (EASY!Lock).

      5. De hogedrukslang met de hogedrukuitgang aan de hogedrukpomp of met de slangtrommel (optie) verbinden en handvast aandraaien (EASY!Lock).

      Motor

      1. Het oliepeil van de motor controleren.

        Als het oliepeil onder “MIN” is gedaald, het apparaat niet in bedrijf stellen.

      2. Indien nodig, olie bijvullen, zie "Verzorging en onderhoud".

      Hogedrukpomp

      1. Oliepeil op het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Apparaat niet in bedrijf stellen, als het oliepeil onder het midden van het kijkvenster gedaald is.

      2. Indien nodig, olie bijvullen, zie "Verzorging en onderhoud".

      Brandstof tanken

      Alleen buiten tanken.

      Specificatie van de brandstof zie “Technische gegevens”.

      1. De motor afzetten.

      2. De motor laten afkoelen.

      3. Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven.

      HD 9/23 Ge Tr1

      1. De benzine tot maximaal de onderrand van de vulopening vullen.

      2. Het deksel van de brandstoftank erop zetten en vastdraaien.

      3. Gemorste benzine onmiddellijk opvegen.

      HD 9/23 De Tr1

      1. De dieselbrandstof maximaal tot de rode ring in de vulsteun vullen.

        Dieselbrandstof conform EN 590 respectievelijk dieselbrandstof met een zwavelgehalte onder 5000 ppm gebruiken.

      2. Het deksel van de brandstoftank erop zetten en vastdraaien.

      3. Gemorste dieselbrandstof onmiddellijk opvegen.

      Reinigingsmiddelen klaarzetten

      GEVAAR

      Ongeschikte reinigingsmiddelen

      Gevaar voor letsel

      Alleen KÄRCHER-producten gebruiken.

      In geen geval oplosmiddel (bijvoorbeeld benzine, aceton, verdunningsmiddel) bijvullen.

      Het contact met ogen en huid vermijden.

      De veiligheids- en hanteringsaanwijzingen van de reinigingsmiddelfabrikant in acht nemen.

      WAARSCHUWING

      Gezondheidsrisico door verkeerde omgang met reinigingsmiddelen

      Neem de veiligheidsinstructies op het reinigingsmiddel in acht.

      LET OP

      Niet-geschikte reinigingsmiddelen kunnen schade veroorzaken aan het apparaat en aan het te reinigen voorwerp.

      Gebruik alleen door KÄRCHER goedgekeurde reinigingsmiddelen.

      Neem de aanbevolen dosering en de instructies bij het reinigingsmiddel in acht.

      Gebruik niet te veel reinigingsmiddelen om het milieu niet overmatig te belasten.

      KÄRCHER-reinigingsmiddelen garanderen een storingsvrij gebruik. Vraag om advies of bestel onze catalogus of de informatiebladen bij onze reinigingsmiddelen.

      1. De reinigingsmiddelhouder voor het apparaat plaatsen.

      2. Het reinigingsmiddel-zuigfilter in de reinigingsmiddelhouder steken en tot de bodem neerlaten.

      Accu’s

      Symbolen waarschuwingsinstructies

      Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:

      Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.
      Oogbescherming dragen.
      Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden.
      Explosiegevaar
      Vuur, vonken, open licht en roken verboden.
      Verbrandingsgevaar
      Eerste hulp.
      Waarschuwing
      Afvalverwijdering
      Accu niet in de vuilnisbak gooien.

      Accu laden

      GEVAAR

      Explosiegevaar, gevaar voor letsel

      Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met accu's in acht.

      Neem de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het oplaadapparaat in acht.

      1. De accuafdekking verwijderen.

      2. De accu van het apparaat losmaken.

      3. De pluspoolleiding van de oplader met de pluspoolaansluiting van de accu verbinden.

      4. De minpoolleiding van de oplader met de minpoolaansluiting van de accu verbinden.

      5. De netstekker van de oplader in het stopcontact steken.

      6. De lader inschakelen.

      7. De accu met de laagst mogelijke laadstroom opladen.

      Wateraansluiting

      Aansluitwaarden zie "Technische gegevens".

      1. De watertoevoer met een slang op de watertoevoer (bijvoorbeeld een waterkraan) aansluiten.

      Het apparaat kan naar keuze met water uit de watertank (interne watertoevoer) of met water uit het waterleidingnet (externe watertoevoer) worden gevoed.

      Gebruik met externe watertoevoer

      1. De driewegkraan in stand “Externe watertoevoer” draaien.

      2. De watertoevoer openen.

      Watertank via de watertoevoer vullen

      1. De driewegkraan in stand “Watertank legen/vullen” draaien.

      2. De watertoevoer openen.

      3. De vulstand aan de vulstandweergave watertank in acht nemen.

      4. De watertoevoer sluiten, als de gewenste vulstand bereikt is.

      5. De watertoevoerslang van het apparaat scheiden.

      Watertank via de vulopening vullen

      Naar keuze kan de watertank via de vulopening met water worden gevuld.

      1. De deksel vulopening linksom draaien en omhoog zwenken.

      2. Controleer of de zeefkorf in de vulopening is geplaatst.

      3. De watertank via de vulopening met water vullen. De waterslang kan aan het spanoog worden vastgemaakt.

      4. De deksel vulopening omlaag zwenken en om te vergrendelen rechtsom draaien.

      Gebruik met interne watertoevoer

      1. De driewegkraan in stand “Interne watertoevoer” draaien.

      Bediening

      GEVAAR

      Explosiegevaar

      Sproei geen ontvlambare vloeistoffen.

      GEVAAR

      Gevaar voor letsel

      Gebruik het apparaat nooit zonder gemonteerde straalbuis. Controleer voor elk gebruik de vaste bevestiging van de straalbuis. De schroefverbinding van de straalbuis moet handvast zijn vastgedraaid.

      Houd het hogedrukpistool en de straalbuis bij het werken met beide handen goed vast.

      Klem de triggerhendel en de veiligheidshendel niet vast.

      Gebruik het hogedrukpistool niet, als de veiligheidshendel defect is.

      Hogedrukpistool openen/sluiten

      1. De veiligheidshendel en de trekker bedienen.

        De hogedrukpistool wordt geopend.

      2. De veiligheidshendel en de trekker loslaten.

        De hogedrukpistool wordt gesloten.

      Sproeier vervangen

      GEVAAR

      Gevaar voor letsel!

      Apparaat voor sproeiervervanging uitschakelen en handspuitpistool bedienen tot het apparaat drukloos is.

      1. Handspuitpsitool beveiligen; hiervoor de veiligheisvergrendeling naar voren schuiven.

      2. Sproeier vervangen.

      Motor starten

      HD 9/23 Ge Tr1

      1. De brandstofkraan in stand “ON” zwenken.


        1. Brandstofkraan
        2. Chokehendel
      2. Bij koude motor de chokehendel in stand “CLOSED” zwenken.

      3. De sleutelschakelaar in de stand “START” draaien en vasthouden tot de motor start.

      4. Als de motor niet binnen 5 seconden start, de sleutelschakelaar loslaten en op “1/ON” laten gaan. Voor een nieuwe startpoging 10 seconden wachten.

      5. Als de motor start, de sleutelschakelaar loslaten en op “1/ON” laten gaan.

      6. De chokehendel geleidelijk op “OPEN” zwenken terwijl de motor warmloopt.

      HD 9/23 De Tr1

      1. Brandstofkraan omlaag zwenken.

      2. De sleutelschakelaar in de stand “START” draaien en vasthouden tot de motor start.

      3. Als de motor start, de sleutelschakelaar loslaten en op “ON” laten gaan

      4. Als de motor niet start, voor een nieuwe startpoging 30 seconden wachten.

      Apparaat ontluchten

      1. De hogedruksproeier van de straalbuis schroeven.

      2. Het apparaat laten lopen tot het water er zonder bellen uitstroomt.

      3. Bij ontluchtingsproblemen het apparaat 10 seconden laten lopen, dan uitschakelen. Het proces meermaals herhalen.

      4. Het apparaat uitschakelen.

      5. De hogedruksproeier op de straalbuis schroeven.

      Gebruik zonder reinigingsmiddel

      1. Ontgrendel het hogedrukpistool; duw hiervoor de veiligheidsgrendel naar achteren.

      2. Handspuitpistool openen.

      Werkdruk en opvoerhoeveelhid instellen

      1. GEVAAR

        Gevaar voor letsel

        Als de straalbuis van de druk-/hoeveelheidsregeling bestaat letselgevaar voor de bediener door een scherpe hogedrukwaterstraal.

        Let er bij het instellen van de druk-/hoeveelheidsregeling op dat de schroefverbinding van de straalbuis niet losraakt.

        Werkdruk en opvoerhoeveelheid door draaien van de druk-/hoeveelheidsregeling op het hogedrukpistool instellen.

      Werking met reinigingsmiddel

      1. De hogedruksproeier in de straalbuis door de lagedruksproeier vervangen.

      2. Het reinigingsmiddel-doseerventiel op de gewenste concentratie instellen.

      3. Het reinigingsmiddel spaarzaam op het droge oppervlak sproeien en laten inwerken (niet laten opdrogen).

      4. De lagedruksproeier door de hogedruksproeier vervangen.

      5. Het reinigingsmiddel-doseerventiel op “0” zetten.

      6. Het losgeweekte vuil met de hogedrukstraal wegspoelen.

      Werking onderbreken

      1. De hendel van het hogedrukpistool loslaten.

        Opmerking: Na het loslaten van de hendel van het hogedrukpistool loopt de motor met stationair toerental verder.

      2. Als de onderbeking meerdere minuten duurt, de motor afzetten.

      3. Het hogedrukpistool bedienen tot het apparaat drukloos is.

      4. De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.

        Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.

      Na gebruik met reinigingsmiddel

      1. Het reinigingsmiddel-doseerventiel op “0” zetten.

      2. Het apparaat met lopende motor en geopend hogedrukpistool minstens 1 minuut helder spoelen.

      Apparaat uitschakelen

      1. Na bedrijf met zout water (zeewater) het apparaat minstens 2...3 minuten met geopend hogedrukpistool met leidingwater schoonspoelen.

      2. De hogedrukpistool sluiten.

      HD 9/23 Ge Tr1

      1. De sleutelschakelaar op "0/OFF" draaien.

      2. De brandstofkraan in stand “OFF” zwenken.

      3. Bij externe watertoevoer deze onderbreken.

      4. De handspuitpistool openen tot de druk is afgebouwd.

      5. De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.

        Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.

      6. Bij externe watertoevoer de watertoevoerslang van het apparaat loskoppelen.

      HD 9/23 De Tr1

      1. LET OP

        Beschadigingsgevaar

        Trek de afzethendel niet omhoog, als het hogedrukpistool geopend is.

        De rode afzethendel omhoog trekken tot de motor stilstaat.

      2. De sleutelschakelaar op “0” draaien.

      3. De brandstofkraan omhoog zwenken.

      4. Bij externe watertoevoer deze onderbreken.

      5. De handspuitpistool openen tot de druk is afgebouwd.

      6. De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.

        Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.

      7. Bij externe watertoevoer de watertoevoerslang van het apparaat loskoppelen.

      Watertank legen

      1. Watertoevoerslang van de watertoevoer verwijderen.

      2. Driewegkraan in stand “Watertank legen/vullen” draaien.

      Vorstbescherming

      1. De watertank legen.

      2. De vorstbeschermingsslang uit de houder nemen.


        1. Watertoevoer
        2. Vorstbeschermingsslang
      3. De vorstbeschermingsslang op de watertoevoer aansluiten.

      4. Het andere einde van de vorstbeschermingsslang in een reservoir met vorstbeschermingsmiddel steken.

      5. De driewegkraan in stand vorstbeschermingsspoeling draaien.

      6. De sproeier van de straalbuis verwijderen.

      7. De motor starten.

      8. Het hogedrukpistool openen en wachten tot vorstbeschermingsmiddel uit de straalbuis uittreedt (kleurverandering van de straal).

      9. De straalbuis in het reservoir steken en het apparaat ongeveer 1 minuut in de kringloop spoelen.

      10. De vorstbeschermingsslang uit het reservoir trekken.

      11. Het apparaat nog kort laten lopen zodat het vorstbeschermingsmiddel grotendeels uit het apparaat wordt verwijderd. Apparaat niet langer dan 1 minuut droog laten lopen.

      Klein en groot onderhoud

      GEVAAR

      Letselgevaar, gevaar door elektrische stroomstoot.

      Bewegende delen kunnen letsel veroorzaken. De door het apparaat gegenereerde elektrische spanning kan leiden tot letsel of de dood.

      Trek voor onderhoudswerkzaamheden de bougiestekker los en scheidt de verbinding met de accu.

      VOORZICHTIG

      Verbrandingsgevaar.

      Aanraken van hete apparaatdelen kan leiden tot brandwonden.

      Laat het voertuig afkoelen, alvorens er werkzaamheden aan uit te voeren.

      * Beschrijving, zie “Inbedrijfstelling”.

      ** Beschrijving, zie “Onderhoudswerkzaamheden”.

      Onderhoudsintervallen

      Tijdstip
      HD 9/23 Ge Tr1
      HD 9/23 De Tr1
      Handeling
      Door wie
      Voor elke rit
      X
      X
      De verlichting controleren.
      Bediener
      X
      X
      De bandenspanning en de toestand van de banden controleren.
      Bediener
      Dagelijks voor inbedrijfstelling
      X
      X
      De toestand van de olie in het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Als de olie melkachtig is, het apparaat niet in gebruik nemen. Met klantenservice contact opnemen.
      Bediener
      X
      X
      Het oliepeil in het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Indien nodig olie bijvullen.
      Bediener
      X
      X
      De hogedrukslang op beschadiging controleren. Beschadigde hogedrukslangen niet meer gebruiken.
      Bediener
      X
      X
      Het oliepeil van de motor controleren, indien nodig bijvullen.
      Bediener
      X
      De motor op olielekkage controleren
      Bediener
      X
      De vonkenvanger (niet bijgeleverd) op verstopping controleren.
      Bediener
      X
      Het brandstofsysteem op dichtheid controleren.
      Bediener
      X
      Het luchtfilter controleren.
      Bediener
      X
      X
      Een algemene, visuele controle van het apparaat uitvoeren.
      Bediener
      X
      X
      Het leidingsysteem op lekkage controleren.
      Bediener
      X
      X
      Het waterfilter controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      X
      X
      De zeefkorf in de vulopening van de watertank controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      X
      X
      Het reinigingsmiddel-zuigfilter controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      Na de eerste 20 bedrijfsuren
      X
      De olie in de motor verversen.
      Bediener
      Na de eerste 50 bedrijfsuren
      X
      De olie in de motor verversen.
      Bediener
      X
      Het oliefilter van de motor controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      X
      X
      De olie in de hogedrukpomp verversen.
      Bediener
      Eens per maand
      X
      X
      Het waterfilter reinigen.
      Bediener
      X
      X
      Bevestigingselementen tussen motor en chassis op scheuren controleren. Beschadigde bevestigingselementen door de klantenservice laten vervangen.
      Bediener
      Om de 50 bedrijfsuren of 3 maanden
      X
      De brandstofzeef in de vulopening van de brandstoftank reinigen.
      Bediener
      X
      Het luchtfilter reinigen.
      Bediener
      Om de 100 bedrijfsuren of halfjaarlijks
      X
      De olie in de motor verversen.
      Bediener
      X
      X
      Het luchtfilter reinigen.
      Bediener
      X
      Het bezinkbekken reinigen.
      Bediener
      X
      De bougies controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      X
      De vonkenvanger (niet bijgeleverd) reinigen.
      Bediener
      X
      De brandstoftank en het brandstoffilter reinigen.
      Klantenservice
      Om de 200 bedrijfsuren
      X
      De olie in de motor verversen.
      Bediener
      X
      De brandstoftank reinigen.
      Bediener
      X
      Het brandstoffilter vervangen.
      Bediener
      Om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks
      X
      Het luchtfilterinzetstuk vervangen.
      Bediener
      X
      De bougie vervangen.
      Bediener
      X
      Het stationiare toerental controleren, indien nodig reinigen.
      Klantenservice
      X
      De klepspeling van de motor controleren, indien nodig opnieuw instellen.
      Klantenservice
      Om de 400 bedrijfsuren
      X
      De klepspeling van de motor controleren, indien nodig opnieuw instellen.
      Klantenservice
      X
      Het oliefilter van de motor controleren, indien nodig reinigen.
      Bediener
      Om de 500 bedrijfsuren
      X
      De verbrandingsruimte van de motor reinigen.
      Klantenservice
      X
      Het luchtfilterinzetstuk vervangen.
      Bediener
      Om de 600 bedrijfsuren
      X
      X
      De oplooprem van de trekstang smeren.
      Bediener
      Jaarlijks
      X
      X
      De olie in de hogedrukpomp verversen.
      Bediener
      X
      X
      De jaarlijkse controle voor hogedrukreiniger door de klantenservice laten uitvoeren.
      Klantenservice
      Om de 1000 bedrijfsuren
      X
      De compressie van de motor controleren.
      Klantenservice
      Om de 1500 bedrijfsuren
      X
      De brandstofinjector reinigen, controleren.
      Klantenservice
      Om de 2000 bedrijfsuren of 2 jaar
      X
      X
      De brandstofslangen vervangen.
      Klantenservice

      Onderhoudswerkzaamheden alle modellen

      Waterfilter reinigen

      1. De watertoevoer afzetten.

      2. De filterbekers losschroeven.


        1. Filterbeker
        2. Filterinzetstuk
        3. Waterfilter
      3. Het filterinzetstuk er omlaag aftrekken.

      4. Het filterinzetstuk en de filterbeker reinigen.

      5. Het filterinzetstuk weer plaatsen.

      6. De filterbeker erop schroeven en vastdraaien.

      Olieverversing hogedrukpomp

      1. Een opvangbak voor 1 liter olie klaarzetten.

      2. De deksel van het oliereservoir nemen

      3. De olieaftapplug eruit draaien.


        1. Olieaftapplug
        2. Oliekijkvenster
        3. Oliereservoir
      4. De olie in de opvangbak aftappen.

      5. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.

      6. De olieaftapschroef schoonmaken, er weer indraaien en vastdraaien.

      7. De nieuwe olie langzaam tot het midden van het kijkvenster vullen zodat luchtbellen kunnen ontwijken.

        Opmerking: De oliesoorten en vulhoeveelheden staan in de paragraaf “Technische gegevens”.

      8. De deksel van het oliereservoir aanbrengen.

      Oplooprem smeren

      1. Aan beide smeernippels met een commerciële vetpers het desbetreffende vet erin persen.


        1. Smeernippel

      Bandenspanning controleren

      1. Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.

      2. De luchtdruktester op het bandventiel aansluiten.

      3. De luchtdruk controleren (zie “Technische gegevens”) en indien nodig corrigeren.

      Wiel verwisselen

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen

      Gevaar door slechte herkenbaarheid.

      Draag bij reparaties in de gevarenzone van het stromende verkeer steeds opvallende kleding.

      1. Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.

      2. De ondergrond op stabiliteit controleren.

      3. Het apparaat met de twee wiggen tegen wegrollen beveiligen.

      4. De parkeerrem vergrendelen.

      5. De banden controleren:

        1. De loopvlakken van de banden op ingelopen voorwerpen controleren.

        2. De voorwerpen verwijderen.

        3. De band met een commercieel banden-reparatiemiddel afdichten.

        Opmerking: Neem de aanbeveling van de desbetreffende fabrikant in acht. Verder rijden is alleen mogelijk onder inachtneming van de gegevens van de productfabrikant. Vervang het wiel resp. de band zo snel mogelijk.

      6. De wagenkrik (niet meegeleverd) onder het opnamepunt plaatsen.


        1. Opnamepunt voor krik
      7. De wielschroeven losmaken.

      8. Het apparaat met de wagenkrik optillen.

      9. De wielschroeven eruit draaien.

      10. Het wiel verwijderen.

      11. Het vervangingswiel positioneren.

      12. De wielschroeven erin draaien en positioneren.

      13. Het apparaat met de wagenkrik neerlaten.

      14. De wielschroeven kruiselings aandraaien, draaimoment 110...120 Nm.

      Onderhoudswerkzaamheden HD 9/23 Ge Tr1

      Oliepeil controleren

      1. Het apparaat horizontaal plaatsen.

      2. De oliepeilstok eruit draaien.

      3. De oliepeilstok schoonvegen.

      4. De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet inschroeven.

      5. De oliepeilstok eruit draaien. Het oliepeil moet zich in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevinden.

      6. Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.

      7. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.

      Luchtfilter controleren

      1. De vleugelmoeren losschroeven.


        1. Vleugelmoer
        2. Deksel
        3. Luchtfilter
      2. De deksel verwijderen.

      3. Het luchtfilter op verontreiniging controleren, indien nodig reinigen.

      4. Het deksel plaatsen.

      5. De vleugelmoeren aanbrengen en vastdraaien.

      Luchtfilter reinigen

      1. De vleugelmoeren van de deksel losschroeven.


        1. Afdichting
        2. Vleugelmoer deksel
        3. Deksel
        4. Vleugelmoer luchtfilter
        5. Papierfilterinzetstuk
        6. Schuimfilterinzetstuk
        7. Luchtfilterbehuizing
      2. De deksel verwijderen.

      3. De vleugelmoeren van het luchtfilter losschroeven.

      4. Het luchtfilterinzetstuk verwijderen.

      5. Het schuimfilterinzetstuk van het papierfilterinzetstuk verwijderen.

      6. Beide luchtfilterinzetstuk op beschadiging controleren.

      7. Beschadigde luchtfilterinzetstukken vervangen.

      8. Bij verder gebruik luchtfilterinzetstukken reinigen.

      9. Het papierfilterinzetstuk enkele keren op een hard oppervlak uitkloppen of van binnen met perslucht schoonblazen (maximaal 0,2 MPa).

      10. Het schuimfilterinzetstuk:

        1. In warme loopoplossing reinigen.

        2. Met helder water spoelen.

        3. Of met niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.

        4. Laten drogen.

        5. In schone motorolie dompelen.

        6. Overtollige olie eruit drukken.

      11. De binnenzijde van de deksel en de luchtfilterbehuizing met een vochtige doek schoonvegen. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.

      12. Het schuimfilterinzetstuk op het papierfilterinzetstuk plaatsen.

      13. Het luchtfilterinzetstuk in de luchtfilterbehuizing plaatsen.

      14. Ervoor zorgen dat de afdichting tussen luchtfilterbehuizing en motor is aangebracht.

      15. De vleugelmoeren van het luchtfilter aanbrengen en vastdraaien.

      16. De deksel aanbrengen.

      17. De vleugelmoeren van de deksel aanbrengen en vastdraaien.

      Olie verversen

      De olieverversing uitvoeren als de motor warm is, zodat de olie beter vloeit.

      1. De motor afzetten.

      2. Het apparaat horizontaal neerzetten.

      3. Een geschikte opvangbak voor de oude olie onder de motor plaatsen.

      4. De oliepeilstok eruit draaien.


        1. Oliepeilstok
        2. Afdichting
        3. Olieaftapplug
        4. Olievulopening
      5. De olieaftapschroef eruit draaien en er met olie uitnemen.

      6. De olie volledig aftappen.

      7. De olieaftapschroef met een nieuwe afdichting erin schroeven en vastdraaien.

      8. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.

      9. De nieuwe motorolie (zie “Technische gegevens”) tot de onderrand van de olievulopening bijvullen.

      10. De oliepeilstok plaatsen en vastdraaien.

      Restbeker reinigen

      1. De brandstofkraan in stand OFF zwenken.


        1. Brandstofkraan
        2. O-ring
        3. Restbeker
      2. De restbeker eraf schroeven.

      3. De O-ring verwijderen.

      4. De restbeker in niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.

      5. De restbeker grondig afdrogen.

      6. De O-ring in de behuizing plaatsen.

      7. De restbeker erin draaien en vastdraaien.

      8. De brandstofkraan in stand ON zwenken.

      9. De restbeker op dichte bevestiging controleren.

      10. De brandstofkraan in stand OFF zwenken.

      Bougie controleren, instellen

      1. De bougiestekker lostrekken.

      2. De omgeving van de bougie reinigen zodat geen vuil in de motor dringt als de bougie wordt verwijderd.

      3. De bougie met een 13/16” bougiesleutel eruit schroeven.


        1. Bougiesleutel
        2. 0,7...0,8 mm
        3. Afdichting
        4. Bougie
      4. Een bougie met versleten elektrode of gebroken isolator vervangen.

      5. De elekrodestafstand van de bougie controleren. Instelwaarde 0,7...0,8 mm.

      6. De afdichting van de bougie op beschadiging controleren.

        LET OP

        Beschadigingsgevaar

        Een losse bougie kan oververhitten en de motor beschadigen. Een te vast aangedraaide bougie beschadigt het schroefdraad in de motor.

        Neem de volgende aanwijzingen voor het vastdraaien van de bougie in acht.

      7. De bougie er voorzichtig met de hand indraaien. Het schroefdraad niet kantelen.

      8. De bougie er met de bougiesleutel helemaal indraaien en als volgt vastdraaien.

        1. Een gebruikte bougie 1/8...1/4 omdraaiing vastdraaien.

        2. Een nieuwe bougie 1/2 omdraaiing vastdraaien.

      9. De bougiestekker erop steken.

      Vonkenvanger (optie) reinigen

      1. Beide moeren van de uitlaatdemper losschroeven.


        1. Schroef 4 mm
        2. Vonkenvanger
        3. Hittebescherming
        4. Schroef 5 mm
        5. Afleidplaat
        6. Schroef 4mm
        7. Uitlaatdemper
        8. Moer
      2. De uitlaatdemper van de motor verwijderen.

      3. 3 schroeven van de afdekplaat uitschroeven.

      4. 4 schroeven van de hittebeveiliging uitschroeven.

      5. De hittebescherming verwijderen.

      6. Beide schroeven van de afdekplaat uitschroeven.

      7. De vonkenvanger van de demper verwijderen.

      8. Afzettingen van de vonkenvanger borstelen.

        1. De vonkenvanger niet beschadigen.

        2. De vonkenvanger vervangen, als deze scheuren of gaten heeft.

      9. Delen in de omgekeerde volgorde weer monteren.

      Onderhoudswerkzaamheden HD 9/23 De Tr1

      Oliepeil controleren

      1. Het apparaat horizontaal plaatsen.

      2. De oliepeilstok eruit draaien.

      3. De oliepeilstok schoonvegen.

      4. De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet inschroeven.

      5. De oliepeilstok eruit draaien. Het oliepeil moet zich in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevinden.

      6. Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.

      7. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.

      Vonkenvanger (optie) controleren, reinigen

      1. De vonkenvanger moet worden gereinigd, als de diffusorschijven door roet bedekt zijn.


        1. Vonkenvanger
        2. Diffusorschijven
        3. Eindkap
        4. Moer
      2. De moeren losschroeven.

      3. Eindkap en diffusorschijven van de vonkenvanger verwijderen.

      4. De roetafzettingen van alle delen verwijderen.

      5. De vonkenvangers weer monteren.

      Olie verversen

      De olieverversing uitvoeren als de motor warm is, zodat de olie beter vloeit.

      1. De motor afzetten.

      2. Het apparaat horizontaal neerzetten.

      3. Een geschikte opvangbak voor de oude olie onder de motor plaatsen.

      4. De oliepeilstok eruit draaien.


        1. Oliepeilstok
        2. Olieaftapplug
        3. Olievulopening
      5. De olieaftapschroef eruit draaien en verwijderen.

      6. De olie volledig aftappen.

      7. De olieaftapschroef erin schroeven en vastdraaien (19,6...23,5 Nm).

      8. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.

      9. De nieuwe motorolie (zie “Technische gegevens”) tot de onderrand van de olievulopening bijvullen.

      10. De oliepeilstok plaatsen en vastdraaien.

      Oliefilter controleren

      1. De schroef eruit draaien.


        1. Oliefilter
        2. Deksel
        3. Oliefilter
      2. De deksel met oliefilter eruit trekken.

      3. Het oliefilter van het deksel scheiden.

      4. Het oliefilter reinigen en indien beschadigd vervangen.

      5. Het oliefilter in de motor plaatsen.

      6. De deksel aanbrengen en op correcte bevestiging controleren.

      7. De schroef erin draaien en vastdraaien.

      8. Het oliepeil controleren, indien nodig olie bijvullen.

      9. De motor in bedrijf stellen en 5 minuten laten lopen.

      10. De motor op olielekkage controleren.

      11. Motor 10 seconden laten rusten.

      12. Het oliepeil opnieuw controleren.

      Luchtfilter reinigen

      1. De vleugelmoeren van de deksel losschroeven.


        1. Luchtfilterbehuizing
        2. Schuimfilterinzetstuk
        3. Papierfilterinzetstuk
        4. Vleugelmoer luchtfilter
        5. Deksel
        6. Vleugelmoer deksel
      2. De deksel verwijderen.

      3. De vleugelmoeren van het luchtfilter losschroeven.

      4. Het luchtfilterinzetstuk verwijderen.

      5. Het schuimfilterinzetstuk van het papierfilterinzetstuk verwijderen.

      6. Beide luchtfilterinzetstuk op beschadiging controleren.

      7. Beschadigde luchtfilterinzetstukken vervangen.

      8. Bij verder gebruik luchtfilterinzetstukken van binnen met perslucht schoonblazen (0,29...0,49 MPa). De luchtdruk zo laag mogelijk instellen, om beschadiging te voorkomen.

      9. De binnenzijde van de deksel en de filterbehuizing met een vochtige doek schoonvegen. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.

      10. Het papierfilterinzetstuk in de luchtfilterbehuizing plaatsen.

      11. Het schuimfilterinzetstuk op het papierfilterinzetstuk plaatsen.

      12. De vleugelmoeren van het luchtfilter aanbrengen en vastdraaien.

      13. De deksel aanbrengen.

      14. De vleugelmoeren van de deksel aanbrengen en vastdraaien.

      Brandstoftank vervangen

      1. Een geschikt reservoir onder de brandstoftank plaatsen om de brandstof uit de tank op te vangen.

      2. Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven.


        1. Afdichting brandstof-aftapschroef
        2. Brandstof-aftapschroef
        3. Deksel brandstoftank
        4. Brandstoftank
        5. Brandstoffilter
        6. Afdichting brandstoffilter
        7. O-ring
        8. Brandstofkraan
        9. Moer
      3. De brandstof-aftapschroef eruit trekken en met afdichting eruit nemen.

      4. De afdichting afvoeren.

      5. De brandstof in het gereedgestelde reservoir opvangen.

      6. Beide moeren losschroeven.

      7. De brandstofkraan met O-ring verwijderen.

      8. De O-ring afvoeren.

      9. Brandstoffilter met afdichting uit de tankvulopening eruit trekken en afvoeren.

      10. Een nieuw brandstoffilter met nieuwe afdichting in de tank plaatsen.

      11. Een nieuwe O-ring in de brandstofkraan leggen.

      12. De brandstofkraan op de tank aanbrengen en met beide moeren bevestigen.

      13. De brandstof-aftapschroef met een nieuwe afdichting in de tank schroeven en vastdraaien.

      14. De tank met brandstof vullen.

      15. De deksel aanbrengen en vastschroeven.

      Hulp bij storingen

      Laat alle controles en werkzaamheden aan elektrische delen door een vakman uitvoeren.

      Neem bij storingen die niet in dit hoofdstuk worden vermeld contact op met een bevoegde klantenservice.

      • De motor start niet. 

      • De elektrostarter draait niet of slechts langzaam 

      • Motorvermogen gering 

      • Uitlaasgas sterk roethoudend (alleen bij HD 9/12 De Tr1) 

      • Hogedrukpomp bouwt geen druk op 

      • De pomp is ondicht.Tot 3 druppels wateruitlaat per minuut zijn toegestaan. 

      • Reinigingsmiddel wordt niet aangezogen 

       

      De motor start niet.

      Oplossing:

      1. De brandstofkraan openen.

      2. Brandstof in de tank vullen.

      3. Het oliepeil controleren, indien nodig bijvullen.

      4. Bij koude motor de chokehendel in stand “CLOSED” zwenken (alleen bij HD 9/23 Ge Tr1).

      5. De bougie controleren (alleen bij HD 9/23 Ge Tr1).

      6. De neerzetbeker reinigen (alleen bij HD 9/23 De Tr1).

      7. Het brandstoffilter controleren. Als het brandstoffilter vervuild is, het filter vervangen (alleen bij HD 9/23 De Tr1).

       

      De elektrostarter draait niet of slechts langzaam

      Oplossing:

      1. De accu opladen.

      2. De accuaansluiting controleren, indien nodig aansluitklemmen reinigen en accuklemmen aandraaien.

      3. Zekering controleren (alleen HD 9/23 Ge Tr1), zie “Zekering controleren”.

       

      Motorvermogen gering

      Oplossing:

      1. Het luchtfilter controleren.

      2. De brandstoftank en de carburateur (alleen bij HD 23 Ge Tr1) legen. Nieuwe brandstof tanken.

       

      Uitlaasgas sterk roethoudend (alleen bij HD 9/12 De Tr1)

      Oplossing:

      1. Het luchtfilter op vervuiling controleren, reinigen.

      2. De voorgeschreven brandstof tanken (zie “Technische gegevens”).

       

        

      Hogedrukpomp bouwt geen druk op

      Oplossing:

      1. Het motortoerental controleren (zie “Technische gegevens”).

      2. De hogedruksproeier op de straalbuis monteren.

      3. Het reinigingsmiddel-doseerventiel op 0 zetten.

      4. De druk-/hoeveelheidsregeling instellen.

      5. De hogedruksproeier reinigen, vernieuwen.

      6. Het waterfilter reinigen.

      7. De hogedrukpomp ontluchten (zie “Inbedrijfstelling/ apparaat ontluchten”).

      8. Bij interne watertoevoer de vulstand van de watertank controleren.

      9. Bij externe watertoevoer de watertoevoerhoeveelheid controleren (zie “Technische gegevens”).

      10. De zuigleidingen naar de hogedrukpomp op dichtheid controleren.

      De pomp is ondicht

      .

      Tot 3 druppels wateruitlaat per minuut zijn toegestaan.

      Oplossing:

      1. Bij grotere ondichtheid van het apparaat door de klantenservice laten controleren.

       

      Reinigingsmiddel wordt niet aangezogen

      Oplossing:

      1. De lagedruksproeier op de straalbuis monteren.

      2. Het reinigingsmiddel-doseerventiel openen of controleren, reinigen.

      3. Het reinigingsmiddel-zuigfilter reinigen.

      Zekering controleren (alleen HD 9/23 Ge Tr1

      1. De schroef eruit draaien.


        1. Deksel zekering
        2. Zekering
        3. Behuizingsdeksel
        4. Schroef
      2. De behuizingsdeksel verwijderen.

      3. De deksel van de zekering eraf trekken.

      4. De zekering eruit trekken en controleren.

        LET OP

        Beschadigingsgevaar, brandgevaar

        Een zekering met hogere waarde dan voorgeschreven kan leiden tot ernstige beschadiging van het elektrische systeem en brand.

        Vervang de zekering alleen door een zekering met dezelfde nominale waard.

      Garantie

      In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.

      (adres zie achterzijde)

      Technische gegevens

      • HD 9/23 Ge Tr1 

      • HD 9/23 De Tr1 

      HD 9/23 Ge Tr1

      Verbrandingsmotor
      Motortype
      Honda GX 390
      Cilinder
      1
      Cycli
      4
      Cilinderinhoud
      389 cm3
      Motorrendement
      9,5/13 kW/PS
      Motortoerental
      3250 1/min
      Brandstoftype
      Benzine, loodvrij
      Inhoud brandstoftank
      6,1
      Brandstofverbruik bij volle belasting
      3,5 l/h
      Hoeveelheid motorolie
      0,9 l
      Type olie
      15W40
      Bougietype
      BPR6ES, W20EPR-U
      Accu
      Accucapaciteit
      41 Ah
      Accuspanning
      12 V
      Wateraansluiting
      Toevoerdruk (max.)
      1 MPa
      Toevoertemperatuur (max.)
      60 °C
      Toevoerdebiet (min.)
      16,7 l/min
      Aanzuighoogte (max.)
      1 m
      Minimumlengte watertoevoerslang
      7,5 m
      Minimumdiameter watertoevoerslang
      3/4 in
      Volume watertank
      1000 l
      Gegevens capaciteit apparaat
      Sproeiergrootte van de standaardsproeier
      050
      Sproeiergrootte van de lagedruksproeier
      250
      Bedrijfsdruk
      4...23 MPa
      Bedrijfsoverdruk (max.)
      27 MPa
      Opbrengst, water
      6,7...15,5 l/min
      Openingstemperatuur thermoventiel
      80 °C
      Opbrengst, reinigingsmiddel
      0...0,8 l/min
      Reactiekracht van het hogedrukpistool
      55 N
      Afmetingen en gewichten
      Typisch bedrijfsgewicht, tank leeg
      440...570 kg
      Typisch bedrijfsgewicht, tank vol
      1390...1520 kg
      Lengte
      3380 mm
      Breedte
      1500 mm
      Hoogte
      1435 mm
      Hoeveelheid olie pomp
      0,35 l
      Type olie
      15W40 Type
      Grootte van de band
      185 R 14 C
      Belastingsindex
      104
      Snelheidsindex
      N
      Wielgrootte/velgtype
      5,5 J x 14
      Wielbolling
      30
      Bandenspanning
      0,45 MPa
      Oplooprem
      X
      Berekende waarden conform EN 60335-2-79
      Hand-arm-vibratiewaarde
      <2,5 m/s2
      Onzekerheid K
      0,7 m/s2
      Geluidsdrukniveau
      90 dB(A)
      Onzekerheid KpA
      3 dB(A)
      Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA
      107 dB(A)

      HD 9/23 De Tr1

      Verbrandingsmotor
      Motortype
      Yanmar L100V
      Cilinder
      1
      Cycli
      4
      Cilinderinhoud
      435 cm3
      Motorrendement
      7,4/10 kW/PS
      Motortoerental
      3250 1/min
      Brandstoftype
      Diesel
      Inhoud brandstoftank
      5,4
      Brandstofverbruik bij volle belasting
      2,0 l/h
      Hoeveelheid motorolie
      1,2 l
      Type olie
      15W40
      Bougietype
      -
      Accu
      Accucapaciteit
      41 Ah
      Accuspanning
      12 V
      Wateraansluiting
      Toevoerdruk (max.)
      1 MPa
      Toevoertemperatuur (max.)
      60 °C
      Toevoerdebiet (min.)
      16,7 l/min
      Aanzuighoogte (max.)
      1 m
      Minimumlengte watertoevoerslang
      7,5 m
      Minimumdiameter watertoevoerslang
      3/4 in
      Volume watertank
      1000 l
      Gegevens capaciteit apparaat
      Sproeiergrootte van de standaardsproeier
      050
      Sproeiergrootte van de lagedruksproeier
      250
      Bedrijfsdruk
      4...23 MPa
      Bedrijfsoverdruk (max.)
      27 MPa
      Opbrengst, water
      6,7...15,5 l/min
      Openingstemperatuur thermoventiel
      80 °C
      Opbrengst, reinigingsmiddel
      0...0,8 l/min
      Reactiekracht van het hogedrukpistool
      55 N
      Afmetingen en gewichten
      Typisch bedrijfsgewicht, tank leeg
      440...570 kg
      Typisch bedrijfsgewicht, tank vol
      1390...1520 kg
      Lengte
      3380 mm
      Breedte
      1500 mm
      Hoogte
      1435 mm
      Hoeveelheid olie pomp
      0,35 l
      Type olie
      15W40 Type
      Grootte van de band
      185 R 14 C
      Belastingsindex
      104
      Snelheidsindex
      N
      Wielgrootte/velgtype
      5,5 J x 14
      Wielbolling
      30
      Bandenspanning
      0,45 MPa
      Oplooprem
      X
      Berekende waarden conform EN 60335-2-79
      Hand-arm-vibratiewaarde
      <2,5 m/s2
      Onzekerheid K
      0,7 m/s2
      Geluidsdrukniveau
      90 dB(A)
      Onzekerheid KpA
      3 dB(A)
      Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA
      107 dB(A)

      EU-conformiteitsverklaring

      Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.

      Product: Hogedrukreiniger

      Type: 1.524-xxx

      Relevante EU-richtlijnen

      2006/42/EG (+2009/127/EG)

      2000/14/EG

      2014/30/EU

      Toegepaste geharmoniseerde normen

      EN 60335-1

      EN 60335-2-79

      EN 1829-1

      EN 1829-2

      EN ISO 12100

      EN 13309: 2010

      EN 55012: 2007 + A1: 2009

      EN 62233: 2008

      Toegepaste conformiteitswaarderingsprocedure

      2000/14/EG: Bijlage V

      Geluidsvermogensniveau dB(A)

      Gemeten: 105

      Gegarandeerd: 107

      De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.


      Gevolmachtigde voor de documentatie:

      S. Reiser

      Alfred Kärcher SE & Co. KG

      Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40

      71364 Winnenden (Germany)

      Tel.: +49 7195 14-0

      Fax: +49 7195 14-2212

      Winnenden, 2021/02/01

      <BackPage>

      2-2-NN-A4-GS-03323



      </BackPage>