HD 9/23 Ge Tr1HD 9/23 De Tr1

59696870 (10/21)
59696870 (10/21)
Voordat u het apparaat voor het eerst gebruikt, dient u deze originele gebruiksaanwijzing en de meegeleverde veiligheidsinstructies door te lezen en deze in acht te nemen.
Bewaar beide documenten voor later gebruik of volgende eigenaars.
Gebruik deze hogedrukreiniger uitsluitend voor de volgende werkzaamheden:
Reinig machines, voertuigen, bouwwerken, werktuigen en dergelijke voorwerpen met de hogedrukstraal en reinigingsmiddel.
Reinig gevels, terrassen, tuinapparaten en dergelijke objecten met de hogedrukstraal zonder reinigingsmiddel.
Bij hardnekkige verontreiniging bevelen wij een rotorsproeier als bijzondere toebehoren aan.
Het apparaat mag niet tijdens rijden worden gebruikt.
Verontreinigd water veroorzaakt vroegtijdige slijtage of afzettingen in het apparaat.
Gebruik het apparaat enkel met zuiver water of met recyclingwater dat de volgende grenswaarden niet overschrijdt:
pH-waarde: 6,5...9,5
elektrisch geleidingsvermogen: geleidingsvermogen van schoon water + 1200 µS/cm, maximaal geleidingsvermogen 2000 µS/cm
afzetbare stoffen (testvolume 1 l, afzettingstijd 30 minuten): < 0,5 mg/l
filtreerbare stoffen: < 50 mg/l, geen abrasieve stoffen
koolwaterstoffen: < 20 mg/l
chloride: < 300 mg/l
sulfaat: < 240 mg/l
calcium: < 200 mg/l
Totale hardheid: < 28 °dH, < 50° TH, < 500 ppm (mg CaCO3/l)
ijzer: < 0,5 mg/l
mangaan: < 0,05 mg/l
koper: < 2 mg/l
actieve chloor: < 0,3 mg/l
vrij van onaangename geuren
Het apparaat wordt in het bijzonder ingezet op plaatsen waar geen elektrische aansluiting voorhanden is.
Het apparaat is niet voor mobiel (niet-stationair) gebruik bedoeld.
De verpakkingsmaterialen zijn herbruikbaar. Verwijder verpakkingen op een milieuvriendelijke manier.
Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak bestanddelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd afvalverwijdering een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens en voor het milieu kunnen vormen. Voor een correcte werking van het apparaat zijn deze bestanddelen echter noodzakelijk. Voer apparaten met dit symbool niet samen met het huisvuil af.
Actuele informatie over ingrediënten vindt u op: www.kaercher.de/REACH
Zorg ervoor dat motorolie, stookolie, diesel en benzine niet in het milieu terechtkomen. Bescherm de grond en verwijder afgewerkte olie op milieuvriendelijke wijze.
Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.
Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.
Controleer de inhoud bij het uitpakken op volledigheid. Bij ontbrekend toebehoren of bij transportschade neemt u contact op met uw distributeur.
Neem de betreffende nationale voorschriften van de wetgever inzake vloeistofstralers en ongevallenpreventie in acht.
Vloeistofstralers moeten regelmatig worden gecontroleerd. Het resultaat van de test moet schriftelijk worden vastgelegd.
Voer geen wijzigingen aan het apparaat en zijn toebehoren uit.
Explosiegevaar.
Tank alleen de in de gebruiksaanwijzing vermelde brandstof.
Tank alleen met uitgezette motor.
Tank niet in afgesloten ruimtes.
Rook en open vuur is verboden.
Zorg er bij het tanken voor dat op de hete oppervlakken geen brandstof terechtkomt.
Sluit de deksel van de brandstoftank na het tanken.
Gebruik het apparaat niet, als brandstof werd gemorst. Breng het apparaat naar een andere plek en voorkom vonkvorming.
Bewaar brandstof alleen in hiervoor toegestane reservoirs.
Bewaar brandstof niet in de buurt van open vuur of apparaten die een ontstekingsvlam hebben of vonken vormen (bijvoorbeeld kachels, verwarmingsketels of boilers).
Sproei geen starthulpspray in het luchtfilter.
Brandgevaar.
Houd tussen licht ontvlambare voorwerpen en de geluiddemper een minimumafstand van 2 m aan.
Plaats het apparaat niet in bos-, struik- of graslandschappen, tenzij de uitlaat met een vonkenvanger werd uitgerust.
Houd kinderen en andere personen uit het werkbereik.
Gebruik het apparaat niet, als het brandstofsysteem beschadigd of ondicht is. Controleer het brandstofsysteem regelmatig.
Laat het apparaat voor de opslag in gesloten ruimtes afkoelen.
Gevaar voor elektrische schok
Raak de bougie of de ontstekingskabel niet aan, als het apparaat in werking is.
Gevaar voor ongevallen
Vervang de banden uiterlijk na 6 jaar, als het voertuig voor 100 km/h is toegelaten.
Vervang banden onmiddellijk, als builen of scheuren in de zijwanden herkenbaar zijn of als het profiel loskomt.
Gezondheidsrisico
Uitlaatgassen zijn giftig. Adem geen uitlaatgassen in. Gebruik het apparaat nooit in gesloten ruimtes. Zorg voor voldoende beluchting en afvoer van emissiegassen.
Zorg ervoor dat in de buurt van luchtinlaten geen uitlaatgasemissies optreden.
Voorkom herhaaldelijk of langdurig contact van brandstof of motorolie en de huid en adem geen brandstofdampen in.
Gevaar voor verbranding
Raak geen hete oppervlakken zoals geluiddemper, cilinders of koelribben aan.
Gevaar voor gehoorschade
Gebruik het apparaat niet zonder geluiddemper. Controleer de geluiddemper regelmatig en laat een defecte geluiddemper vervangen.
Beschadigingsgevaar
Gebruik alleen originele delen van de fabrikant.
Oude brandstof kan leiden tot afzettingen in de carburateur en kan zo het motorvermogen negatief beïnvloeden. Gebruik uitsluitend nieuwe brandstof.
Verstel geen regelveren of stangen die kunnen leiden tot verhoging van het motortoerental.
Gebruik het apparaat niet met verwijderd luchtfilter.
Trek niet aan het startkoord, als het apparaat in werking is.
Let op voldoende beluchting om oververhitting van het apparaat te voorkomen.
Brandgevaar, explosiegevaar
Verstikkingsgevaar
Benzine is uiterst ontvlambaar en explosief.
Het uitlaatgas van de motor bevat giftige koolmonoxide.
Schakel de motor uit en laat deze afkoelen alvorens te tanken.
Gebruik het apparaat niet in gesloten ruimtes.
Lees de gebruiksaanwijzing alvorens het apparaat in gebruik te nemen.
Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de gebruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld of worden overbrugd.
De beveiligingspal op het hogedrukpistool voorkomt dat de hogedrukwaterstraal per ongeluk wordt geactiveerd.
Als het hogedrukpistool wordt gesloten, gaat de overstroomklep open. Hierbij wordt het water van de hogedrukuitgang naar de zuigzijde van de hogedrukpomp teruggeleid. Zo wordt overschrijding van de toegelaten werkdruk voorkomen.
De overstroomklep is af fabriek ingesteld en verzegeld. Alleen de klantenservice is geautoriseerd om de overstroomklep in te stellen.
Het veiligheidsventiel gaat open bij overschrijding van de toegestane bedrijfsoverdruk en het water stroomt naar buiten.
Het veiligheidsventiel is af fabriek ingesteld en verzegeld. Alleen de klantenservice is geautoriseerd om de overloopklep in te stellen.
Alleen de versie Advanced beschikt over deze functie.
Het thermoventiel beschermt de hogedrukpomp tegen ontoelaatbare opwarming tijdens het circulatiebedrijf wanneer het hogedrukpistool is gesloten. Het thermoventiel gaat open wanneer de watertemperatuur hoger is dan 80 °C en laat het hete water naar buiten stromen.
Aan de driewegkraan
![]() | Watertank legen/vullen |
![]() | Interne watertoevoer, 1000 l |
![]() | Externe watertoevoer |
![]() | Stand voor vorstbescherming |
Aan hefoog (optie)
![]() | GEVAARGevaar voor letsel Het apparaat kan vallen; dit kan leiden tot letsel en de dood. Lees voor de bevestiging aan de kraan eerst de veiligheidsinstructies in de gebruiksaanwijzing. Leeg voor de bevestiging aan de kraan eerst de tank zodat de hoogste last van het hijsoog niet wordt overschreden. |
Gevaar voor letsel, gevaar voor beschadiging
Neem voor transport het gewicht van het apparaat in acht.
Beschadigingsgevaar
Bescherm de triggerhendel van het hogedrukpistool tijdens transport.
Opmerking: De bestuurder die het trekkende voertuig op de openbare weg beweegt moet beschikken over de hiervoor vereiste papieren (rijbewijscategorie).
Onvoorspelbaar rijgedrag
Als de watertank gedeeltelijk gevuld is, kan het apparaat bij extreme stuurbewegingen of remsituaties omhoog bewegen of kantelen.
Leeg of vul de watertank voor het rijden volledig.
De watertank volledig vullen of legen.
Bij apparaten zonder slangtrommel de hogedrukslang van de hogedrukuitgang losschroeven en in het apparaat opbergen.
De frontbeugel (optie) zwenken en vergrendelen.
Het afdekzeil achter (optie) omlaag trekken en vergrendelen.
De hoogte van de trekstang met het steunwiel op de hoogte van de aanhangerkoppeling van het trekkende voertuig instellen.
Het trekkoord aan het trekkende voertuig bevestigen.
De koppelinghendel omhoog trekken (openen).
De trekstang op de kogel van de trekkoppeling plaatsen.
De koppelinghendel omlaag drukken (sluiten) tot deze parallel met de trekstang ligt.
De stekkerverbinding van de voertuigverlichting erin steken.
Het steunwiel met de slinger omhoog draaien.
Zorg ervoor dat het steunwiel in ingeschoven positie richting aanhanger wijst.
De wig van de wielen verwijderen en in de houders steken.
De parkeerrem loszetten.
De verlichting van de aanhanger (remlichten, richtingaanwijzer, achterlichten, nummerplaatverlichting) op correcte werking controleren.
De loopvlakken op ingelopen voorwerpen controleren.
De toestand van de wielen controleren.
De luchtdruk van de banden controleren, zie “Onderhoudswerkzaamheden”.
Opmerking: Neem de plaatselijk geldende snelheidsbegrenzingen voor voertuigen met aanhanger in acht.
Gevaar voor letsel
Het apparaat of zich erop bevinden voorwerpen kunnen vallen; dit kan leiden tot letsel en de dood.
Neem de plaatselijke voorschriften inzake ongevallenpreventie en de veiligheidsvoorschriften in acht.
Leeg voor kraantransport eerst de watertank van het apparaat.
Controleer de takel voor elk kraantransport op beschadiging.
Til het apparaat alleen aan de hijsogen op.
Beveilig de hijsinrichting, zodat de last niet per ongeluk los kan raken.
Vervoer tijdens kraantransport geen voorwerpen op het apparaat.
Transporteer het apparaat pas, nadat u zich eerst met de bediening van de kraan vertrouwd heeft gemaakt.
Ga niet onder de last staan.
Let erop dat zich in de gevarenzone van de kraan geen personen bevinden.
Laat het apparaat niet zonder toezicht aan de kraan hangen.
Gevaar voor letsel
Controleer de correcte toestand van het apparaat, het toebehoren, de toevoerleidingen en de aansluitingen. Gebruik het apparaat niet, als de toestand niet correct is.
Beschadigingsgevaar
Als het apparaat schuin staat, kunnen functiestoringen optreden en kan het apparaat worden beschadigd.
Plaats het apparaat voor inbedrijfstelling horizontaal.
De parkeerrem vergrendelen.
Het steunwiel met de slinger neerlaten.
Het trekkoord van het trekkende voertuig losmaken.
De steekverbinding van de voertuigverlichting loskoppelen en in de houder van de trekstang steken.
Het apparaat met de wiggen tegen wegrollen beveiligen.
Het trekkende voertuig loskoppelen.
Het apparaat ten opzichte van het steunwiel horizontaal uitlijnen.
Beide vergrendelingen ontgrendelen en losmaken.
De frontbeugel omhoog zwenken.
Opmerking: Het EASY!Lock-systeem verbindt componenten door een snelschroefdraad met slechts een omwenteling snel en veilig.
De hogedruksproeier op de straalbuis steken.
De wartelmoer handvast aantrekken (EASY!Lock).
De straalbuis met de druk- en hoeveelheidsregeling van het hogedrukpistool verbinden en handvast aandraaien (EASY!Lock).
De hogedrukslang op het hogedrukpistool aansluiten en met de hand vastdraaien (EASY!Lock).
De hogedrukslang met de hogedrukuitgang aan de hogedrukpomp of met de slangtrommel (optie) verbinden en handvast aandraaien (EASY!Lock).
Het oliepeil van de motor controleren.
Als het oliepeil onder “MIN” is gedaald, het apparaat niet in bedrijf stellen.
Indien nodig, olie bijvullen, zie "Verzorging en onderhoud".
Oliepeil op het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Apparaat niet in bedrijf stellen, als het oliepeil onder het midden van het kijkvenster gedaald is.
Indien nodig, olie bijvullen, zie "Verzorging en onderhoud".
Alleen buiten tanken.
Specificatie van de brandstof zie “Technische gegevens”.
De motor afzetten.
De motor laten afkoelen.
Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven.
De benzine tot maximaal de onderrand van de vulopening vullen.
Het deksel van de brandstoftank erop zetten en vastdraaien.
Gemorste benzine onmiddellijk opvegen.
De dieselbrandstof maximaal tot de rode ring in de vulsteun vullen.
Dieselbrandstof conform EN 590 respectievelijk dieselbrandstof met een zwavelgehalte onder 5000 ppm gebruiken.
Het deksel van de brandstoftank erop zetten en vastdraaien.
Gemorste dieselbrandstof onmiddellijk opvegen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Gevaar voor letsel
Alleen KÄRCHER-producten gebruiken.
In geen geval oplosmiddel (bijvoorbeeld benzine, aceton, verdunningsmiddel) bijvullen.
Het contact met ogen en huid vermijden.
De veiligheids- en hanteringsaanwijzingen van de reinigingsmiddelfabrikant in acht nemen.
Gezondheidsrisico door verkeerde omgang met reinigingsmiddelen
Neem de veiligheidsinstructies op het reinigingsmiddel in acht.
Niet-geschikte reinigingsmiddelen kunnen schade veroorzaken aan het apparaat en aan het te reinigen voorwerp.
Gebruik alleen door KÄRCHER goedgekeurde reinigingsmiddelen.
Neem de aanbevolen dosering en de instructies bij het reinigingsmiddel in acht.
Gebruik niet te veel reinigingsmiddelen om het milieu niet overmatig te belasten.
KÄRCHER-reinigingsmiddelen garanderen een storingsvrij gebruik. Vraag om advies of bestel onze catalogus of de informatiebladen bij onze reinigingsmiddelen.
De reinigingsmiddelhouder voor het apparaat plaatsen.
Het reinigingsmiddel-zuigfilter in de reinigingsmiddelhouder steken en tot de bodem neerlaten.
Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:
![]() | Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen. |
![]() | Oogbescherming dragen. |
![]() | Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden. |
![]() | Explosiegevaar |
![]() | Vuur, vonken, open licht en roken verboden. |
![]() | Verbrandingsgevaar |
![]() | Eerste hulp. |
![]() | Waarschuwing |
![]() | Afvalverwijdering |
![]() | Accu niet in de vuilnisbak gooien. |
Explosiegevaar, gevaar voor letsel
Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met accu's in acht.
Neem de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het oplaadapparaat in acht.
De accuafdekking verwijderen.
De accu van het apparaat losmaken.
De pluspoolleiding van de oplader met de pluspoolaansluiting van de accu verbinden.
De minpoolleiding van de oplader met de minpoolaansluiting van de accu verbinden.
De netstekker van de oplader in het stopcontact steken.
De lader inschakelen.
De accu met de laagst mogelijke laadstroom opladen.
Aansluitwaarden zie "Technische gegevens".
De watertoevoer met een slang op de watertoevoer (bijvoorbeeld een waterkraan) aansluiten.
Het apparaat kan naar keuze met water uit de watertank (interne watertoevoer) of met water uit het waterleidingnet (externe watertoevoer) worden gevoed.
De driewegkraan in stand “Externe watertoevoer” draaien.
De watertoevoer openen.
De driewegkraan in stand “Watertank legen/vullen” draaien.
De watertoevoer openen.
De vulstand aan de vulstandweergave watertank in acht nemen.
De watertoevoer sluiten, als de gewenste vulstand bereikt is.
De watertoevoerslang van het apparaat scheiden.
Naar keuze kan de watertank via de vulopening met water worden gevuld.
De deksel vulopening linksom draaien en omhoog zwenken.
Controleer of de zeefkorf in de vulopening is geplaatst.
De watertank via de vulopening met water vullen. De waterslang kan aan het spanoog worden vastgemaakt.
De deksel vulopening omlaag zwenken en om te vergrendelen rechtsom draaien.
De driewegkraan in stand “Interne watertoevoer” draaien.
Explosiegevaar
Sproei geen ontvlambare vloeistoffen.
Gevaar voor letsel
Gebruik het apparaat nooit zonder gemonteerde straalbuis. Controleer voor elk gebruik de vaste bevestiging van de straalbuis. De schroefverbinding van de straalbuis moet handvast zijn vastgedraaid.
Houd het hogedrukpistool en de straalbuis bij het werken met beide handen goed vast.
Klem de triggerhendel en de veiligheidshendel niet vast.
Gebruik het hogedrukpistool niet, als de veiligheidshendel defect is.
De veiligheidshendel en de trekker bedienen.
De hogedrukpistool wordt geopend.
De veiligheidshendel en de trekker loslaten.
De hogedrukpistool wordt gesloten.
Gevaar voor letsel!
Apparaat voor sproeiervervanging uitschakelen en handspuitpistool bedienen tot het apparaat drukloos is.
Handspuitpsitool beveiligen; hiervoor de veiligheisvergrendeling naar voren schuiven.
Sproeier vervangen.
De brandstofkraan in stand “ON” zwenken.
Bij koude motor de chokehendel in stand “CLOSED” zwenken.
De sleutelschakelaar in de stand “START” draaien en vasthouden tot de motor start.
Als de motor niet binnen 5 seconden start, de sleutelschakelaar loslaten en op “1/ON” laten gaan. Voor een nieuwe startpoging 10 seconden wachten.
Als de motor start, de sleutelschakelaar loslaten en op “1/ON” laten gaan.
De chokehendel geleidelijk op “OPEN” zwenken terwijl de motor warmloopt.
Brandstofkraan omlaag zwenken.
De sleutelschakelaar in de stand “START” draaien en vasthouden tot de motor start.
Als de motor start, de sleutelschakelaar loslaten en op “ON” laten gaan
Als de motor niet start, voor een nieuwe startpoging 30 seconden wachten.
De hogedruksproeier van de straalbuis schroeven.
Het apparaat laten lopen tot het water er zonder bellen uitstroomt.
Bij ontluchtingsproblemen het apparaat 10 seconden laten lopen, dan uitschakelen. Het proces meermaals herhalen.
Het apparaat uitschakelen.
De hogedruksproeier op de straalbuis schroeven.
Ontgrendel het hogedrukpistool; duw hiervoor de veiligheidsgrendel naar achteren.
Handspuitpistool openen.
Gevaar voor letsel
Als de straalbuis van de druk-/hoeveelheidsregeling bestaat letselgevaar voor de bediener door een scherpe hogedrukwaterstraal.
Let er bij het instellen van de druk-/hoeveelheidsregeling op dat de schroefverbinding van de straalbuis niet losraakt.
Werkdruk en opvoerhoeveelheid door draaien van de druk-/hoeveelheidsregeling op het hogedrukpistool instellen.
De hogedruksproeier in de straalbuis door de lagedruksproeier vervangen.
Het reinigingsmiddel-doseerventiel op de gewenste concentratie instellen.
Het reinigingsmiddel spaarzaam op het droge oppervlak sproeien en laten inwerken (niet laten opdrogen).
De lagedruksproeier door de hogedruksproeier vervangen.
Het reinigingsmiddel-doseerventiel op “0” zetten.
Het losgeweekte vuil met de hogedrukstraal wegspoelen.
De hendel van het hogedrukpistool loslaten.
Opmerking: Na het loslaten van de hendel van het hogedrukpistool loopt de motor met stationair toerental verder.
Als de onderbeking meerdere minuten duurt, de motor afzetten.
Het hogedrukpistool bedienen tot het apparaat drukloos is.
De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.
Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.
Het reinigingsmiddel-doseerventiel op “0” zetten.
Het apparaat met lopende motor en geopend hogedrukpistool minstens 1 minuut helder spoelen.
Na bedrijf met zout water (zeewater) het apparaat minstens 2...3 minuten met geopend hogedrukpistool met leidingwater schoonspoelen.
De hogedrukpistool sluiten.
De sleutelschakelaar op "0/OFF" draaien.
De brandstofkraan in stand “OFF” zwenken.
Bij externe watertoevoer deze onderbreken.
De handspuitpistool openen tot de druk is afgebouwd.
De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.
Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.
Bij externe watertoevoer de watertoevoerslang van het apparaat loskoppelen.
Beschadigingsgevaar
Trek de afzethendel niet omhoog, als het hogedrukpistool geopend is.
De rode afzethendel omhoog trekken tot de motor stilstaat.
De sleutelschakelaar op “0” draaien.
De brandstofkraan omhoog zwenken.
Bij externe watertoevoer deze onderbreken.
De handspuitpistool openen tot de druk is afgebouwd.
De veiligheidsvergrendeling van de hogedrukpistool naar voren duwen.
Hierdoor wordt de hogedrukpistool tegen onbedoeld openen beveiligd.
Bij externe watertoevoer de watertoevoerslang van het apparaat loskoppelen.
Watertoevoerslang van de watertoevoer verwijderen.
Driewegkraan in stand “Watertank legen/vullen” draaien.
De watertank legen.
De vorstbeschermingsslang uit de houder nemen.
De vorstbeschermingsslang op de watertoevoer aansluiten.
Het andere einde van de vorstbeschermingsslang in een reservoir met vorstbeschermingsmiddel steken.
De driewegkraan in stand vorstbeschermingsspoeling draaien.
De sproeier van de straalbuis verwijderen.
De motor starten.
Het hogedrukpistool openen en wachten tot vorstbeschermingsmiddel uit de straalbuis uittreedt (kleurverandering van de straal).
De straalbuis in het reservoir steken en het apparaat ongeveer 1 minuut in de kringloop spoelen.
De vorstbeschermingsslang uit het reservoir trekken.
Het apparaat nog kort laten lopen zodat het vorstbeschermingsmiddel grotendeels uit het apparaat wordt verwijderd. Apparaat niet langer dan 1 minuut droog laten lopen.
Letselgevaar, gevaar door elektrische stroomstoot.
Bewegende delen kunnen letsel veroorzaken. De door het apparaat gegenereerde elektrische spanning kan leiden tot letsel of de dood.
Trek voor onderhoudswerkzaamheden de bougiestekker los en scheidt de verbinding met de accu.
Verbrandingsgevaar.
Aanraken van hete apparaatdelen kan leiden tot brandwonden.
Laat het voertuig afkoelen, alvorens er werkzaamheden aan uit te voeren.
* Beschrijving, zie “Inbedrijfstelling”.
** Beschrijving, zie “Onderhoudswerkzaamheden”.
Tijdstip | HD 9/23 Ge Tr1 | HD 9/23 De Tr1 | Handeling | Door wie |
---|---|---|---|---|
Voor elke rit | X | X | De verlichting controleren. | Bediener |
X | X | De bandenspanning en de toestand van de banden controleren. | Bediener | |
Dagelijks voor inbedrijfstelling | X | X | De toestand van de olie in het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Als de olie melkachtig is, het apparaat niet in gebruik nemen. Met klantenservice contact opnemen. | Bediener |
X | X | Het oliepeil in het kijkvenster van de hogedrukpomp controleren. Indien nodig olie bijvullen. | Bediener | |
X | X | De hogedrukslang op beschadiging controleren. Beschadigde hogedrukslangen niet meer gebruiken. | Bediener | |
X | X | Het oliepeil van de motor controleren, indien nodig bijvullen. | Bediener | |
X | De motor op olielekkage controleren | Bediener | ||
X | De vonkenvanger (niet bijgeleverd) op verstopping controleren. | Bediener | ||
X | Het brandstofsysteem op dichtheid controleren. | Bediener | ||
X | Het luchtfilter controleren. | Bediener | ||
X | X | Een algemene, visuele controle van het apparaat uitvoeren. | Bediener | |
X | X | Het leidingsysteem op lekkage controleren. | Bediener | |
X | X | Het waterfilter controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | |
X | X | De zeefkorf in de vulopening van de watertank controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | |
X | X | Het reinigingsmiddel-zuigfilter controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | |
Na de eerste 20 bedrijfsuren | X | De olie in de motor verversen. | Bediener | |
Na de eerste 50 bedrijfsuren | X | De olie in de motor verversen. | Bediener | |
X | Het oliefilter van de motor controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | ||
X | X | De olie in de hogedrukpomp verversen. | Bediener | |
Eens per maand | X | X | Het waterfilter reinigen. | Bediener |
X | X | Bevestigingselementen tussen motor en chassis op scheuren controleren. Beschadigde bevestigingselementen door de klantenservice laten vervangen. | Bediener | |
Om de 50 bedrijfsuren of 3 maanden | X | De brandstofzeef in de vulopening van de brandstoftank reinigen. | Bediener | |
X | Het luchtfilter reinigen. | Bediener | ||
Om de 100 bedrijfsuren of halfjaarlijks | X | De olie in de motor verversen. | Bediener | |
X | X | Het luchtfilter reinigen. | Bediener | |
X | Het bezinkbekken reinigen. | Bediener | ||
X | De bougies controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | ||
X | De vonkenvanger (niet bijgeleverd) reinigen. | Bediener | ||
X | De brandstoftank en het brandstoffilter reinigen. | Klantenservice | ||
Om de 200 bedrijfsuren | X | De olie in de motor verversen. | Bediener | |
X | De brandstoftank reinigen. | Bediener | ||
X | Het brandstoffilter vervangen. | Bediener | ||
Om de 300 bedrijfsuren of jaarlijks | X | Het luchtfilterinzetstuk vervangen. | Bediener | |
X | De bougie vervangen. | Bediener | ||
X | Het stationiare toerental controleren, indien nodig reinigen. | Klantenservice | ||
X | De klepspeling van de motor controleren, indien nodig opnieuw instellen. | Klantenservice | ||
Om de 400 bedrijfsuren | X | De klepspeling van de motor controleren, indien nodig opnieuw instellen. | Klantenservice | |
X | Het oliefilter van de motor controleren, indien nodig reinigen. | Bediener | ||
Om de 500 bedrijfsuren | X | De verbrandingsruimte van de motor reinigen. | Klantenservice | |
X | Het luchtfilterinzetstuk vervangen. | Bediener | ||
Om de 600 bedrijfsuren | X | X | De oplooprem van de trekstang smeren. | Bediener |
Jaarlijks | X | X | De olie in de hogedrukpomp verversen. | Bediener |
X | X | De jaarlijkse controle voor hogedrukreiniger door de klantenservice laten uitvoeren. | Klantenservice | |
Om de 1000 bedrijfsuren | X | De compressie van de motor controleren. | Klantenservice | |
Om de 1500 bedrijfsuren | X | De brandstofinjector reinigen, controleren. | Klantenservice | |
Om de 2000 bedrijfsuren of 2 jaar | X | X | De brandstofslangen vervangen. | Klantenservice |
De watertoevoer afzetten.
De filterbekers losschroeven.
Het filterinzetstuk er omlaag aftrekken.
Het filterinzetstuk en de filterbeker reinigen.
Het filterinzetstuk weer plaatsen.
De filterbeker erop schroeven en vastdraaien.
Een opvangbak voor 1 liter olie klaarzetten.
De deksel van het oliereservoir nemen
De olieaftapplug eruit draaien.
De olie in de opvangbak aftappen.
De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.
De olieaftapschroef schoonmaken, er weer indraaien en vastdraaien.
De nieuwe olie langzaam tot het midden van het kijkvenster vullen zodat luchtbellen kunnen ontwijken.
Opmerking: De oliesoorten en vulhoeveelheden staan in de paragraaf “Technische gegevens”.
De deksel van het oliereservoir aanbrengen.
Aan beide smeernippels met een commerciële vetpers het desbetreffende vet erin persen.
Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.
De luchtdruktester op het bandventiel aansluiten.
De luchtdruk controleren (zie “Technische gegevens”) en indien nodig corrigeren.
Gevaar voor ongevallen
Gevaar door slechte herkenbaarheid.
Draag bij reparaties in de gevarenzone van het stromende verkeer steeds opvallende kleding.
Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.
De ondergrond op stabiliteit controleren.
Het apparaat met de twee wiggen tegen wegrollen beveiligen.
De parkeerrem vergrendelen.
De banden controleren:
De loopvlakken van de banden op ingelopen voorwerpen controleren.
De voorwerpen verwijderen.
De band met een commercieel banden-reparatiemiddel afdichten.
Opmerking: Neem de aanbeveling van de desbetreffende fabrikant in acht. Verder rijden is alleen mogelijk onder inachtneming van de gegevens van de productfabrikant. Vervang het wiel resp. de band zo snel mogelijk.
De wagenkrik (niet meegeleverd) onder het opnamepunt plaatsen.
De wielschroeven losmaken.
Het apparaat met de wagenkrik optillen.
De wielschroeven eruit draaien.
Het wiel verwijderen.
Het vervangingswiel positioneren.
De wielschroeven erin draaien en positioneren.
Het apparaat met de wagenkrik neerlaten.
De wielschroeven kruiselings aandraaien, draaimoment 110...120 Nm.
Het apparaat horizontaal plaatsen.
De oliepeilstok eruit draaien.
De oliepeilstok schoonvegen.
De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet inschroeven.
De oliepeilstok eruit draaien. Het oliepeil moet zich in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevinden.
Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.
De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
De vleugelmoeren losschroeven.
De deksel verwijderen.
Het luchtfilter op verontreiniging controleren, indien nodig reinigen.
Het deksel plaatsen.
De vleugelmoeren aanbrengen en vastdraaien.
De vleugelmoeren van de deksel losschroeven.
De deksel verwijderen.
De vleugelmoeren van het luchtfilter losschroeven.
Het luchtfilterinzetstuk verwijderen.
Het schuimfilterinzetstuk van het papierfilterinzetstuk verwijderen.
Beide luchtfilterinzetstuk op beschadiging controleren.
Beschadigde luchtfilterinzetstukken vervangen.
Bij verder gebruik luchtfilterinzetstukken reinigen.
Het papierfilterinzetstuk enkele keren op een hard oppervlak uitkloppen of van binnen met perslucht schoonblazen (maximaal 0,2 MPa).
Het schuimfilterinzetstuk:
In warme loopoplossing reinigen.
Met helder water spoelen.
Of met niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.
Laten drogen.
In schone motorolie dompelen.
Overtollige olie eruit drukken.
De binnenzijde van de deksel en de luchtfilterbehuizing met een vochtige doek schoonvegen. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.
Het schuimfilterinzetstuk op het papierfilterinzetstuk plaatsen.
Het luchtfilterinzetstuk in de luchtfilterbehuizing plaatsen.
Ervoor zorgen dat de afdichting tussen luchtfilterbehuizing en motor is aangebracht.
De vleugelmoeren van het luchtfilter aanbrengen en vastdraaien.
De deksel aanbrengen.
De vleugelmoeren van de deksel aanbrengen en vastdraaien.
De olieverversing uitvoeren als de motor warm is, zodat de olie beter vloeit.
De motor afzetten.
Het apparaat horizontaal neerzetten.
Een geschikte opvangbak voor de oude olie onder de motor plaatsen.
De oliepeilstok eruit draaien.
De olieaftapschroef eruit draaien en er met olie uitnemen.
De olie volledig aftappen.
De olieaftapschroef met een nieuwe afdichting erin schroeven en vastdraaien.
De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.
De nieuwe motorolie (zie “Technische gegevens”) tot de onderrand van de olievulopening bijvullen.
De oliepeilstok plaatsen en vastdraaien.
De brandstofkraan in stand OFF zwenken.
De restbeker eraf schroeven.
De O-ring verwijderen.
De restbeker in niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.
De restbeker grondig afdrogen.
De O-ring in de behuizing plaatsen.
De restbeker erin draaien en vastdraaien.
De brandstofkraan in stand ON zwenken.
De restbeker op dichte bevestiging controleren.
De brandstofkraan in stand OFF zwenken.
De bougiestekker lostrekken.
De omgeving van de bougie reinigen zodat geen vuil in de motor dringt als de bougie wordt verwijderd.
De bougie met een 13/16” bougiesleutel eruit schroeven.
Een bougie met versleten elektrode of gebroken isolator vervangen.
De elekrodestafstand van de bougie controleren. Instelwaarde 0,7...0,8 mm.
De afdichting van de bougie op beschadiging controleren.
Beschadigingsgevaar
Een losse bougie kan oververhitten en de motor beschadigen. Een te vast aangedraaide bougie beschadigt het schroefdraad in de motor.
Neem de volgende aanwijzingen voor het vastdraaien van de bougie in acht.
De bougie er voorzichtig met de hand indraaien. Het schroefdraad niet kantelen.
De bougie er met de bougiesleutel helemaal indraaien en als volgt vastdraaien.
Een gebruikte bougie 1/8...1/4 omdraaiing vastdraaien.
Een nieuwe bougie 1/2 omdraaiing vastdraaien.
De bougiestekker erop steken.
Beide moeren van de uitlaatdemper losschroeven.
De uitlaatdemper van de motor verwijderen.
3 schroeven van de afdekplaat uitschroeven.
4 schroeven van de hittebeveiliging uitschroeven.
De hittebescherming verwijderen.
Beide schroeven van de afdekplaat uitschroeven.
De vonkenvanger van de demper verwijderen.
Afzettingen van de vonkenvanger borstelen.
De vonkenvanger niet beschadigen.
De vonkenvanger vervangen, als deze scheuren of gaten heeft.
Delen in de omgekeerde volgorde weer monteren.
Het apparaat horizontaal plaatsen.
De oliepeilstok eruit draaien.
De oliepeilstok schoonvegen.
De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet inschroeven.
De oliepeilstok eruit draaien. Het oliepeil moet zich in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevinden.
Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.
De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
De vonkenvanger moet worden gereinigd, als de diffusorschijven door roet bedekt zijn.
De moeren losschroeven.
Eindkap en diffusorschijven van de vonkenvanger verwijderen.
De roetafzettingen van alle delen verwijderen.
De vonkenvangers weer monteren.
De olieverversing uitvoeren als de motor warm is, zodat de olie beter vloeit.
De motor afzetten.
Het apparaat horizontaal neerzetten.
Een geschikte opvangbak voor de oude olie onder de motor plaatsen.
De oliepeilstok eruit draaien.
De olieaftapschroef eruit draaien en verwijderen.
De olie volledig aftappen.
De olieaftapschroef erin schroeven en vastdraaien (19,6...23,5 Nm).
De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.
De nieuwe motorolie (zie “Technische gegevens”) tot de onderrand van de olievulopening bijvullen.
De oliepeilstok plaatsen en vastdraaien.
De schroef eruit draaien.
De deksel met oliefilter eruit trekken.
Het oliefilter van het deksel scheiden.
Het oliefilter reinigen en indien beschadigd vervangen.
Het oliefilter in de motor plaatsen.
De deksel aanbrengen en op correcte bevestiging controleren.
De schroef erin draaien en vastdraaien.
Het oliepeil controleren, indien nodig olie bijvullen.
De motor in bedrijf stellen en 5 minuten laten lopen.
De motor op olielekkage controleren.
Motor 10 seconden laten rusten.
Het oliepeil opnieuw controleren.
De vleugelmoeren van de deksel losschroeven.
De deksel verwijderen.
De vleugelmoeren van het luchtfilter losschroeven.
Het luchtfilterinzetstuk verwijderen.
Het schuimfilterinzetstuk van het papierfilterinzetstuk verwijderen.
Beide luchtfilterinzetstuk op beschadiging controleren.
Beschadigde luchtfilterinzetstukken vervangen.
Bij verder gebruik luchtfilterinzetstukken van binnen met perslucht schoonblazen (0,29...0,49 MPa). De luchtdruk zo laag mogelijk instellen, om beschadiging te voorkomen.
De binnenzijde van de deksel en de filterbehuizing met een vochtige doek schoonvegen. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.
Het papierfilterinzetstuk in de luchtfilterbehuizing plaatsen.
Het schuimfilterinzetstuk op het papierfilterinzetstuk plaatsen.
De vleugelmoeren van het luchtfilter aanbrengen en vastdraaien.
De deksel aanbrengen.
De vleugelmoeren van de deksel aanbrengen en vastdraaien.
Een geschikt reservoir onder de brandstoftank plaatsen om de brandstof uit de tank op te vangen.
Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven.
De brandstof-aftapschroef eruit trekken en met afdichting eruit nemen.
De afdichting afvoeren.
De brandstof in het gereedgestelde reservoir opvangen.
Beide moeren losschroeven.
De brandstofkraan met O-ring verwijderen.
De O-ring afvoeren.
Brandstoffilter met afdichting uit de tankvulopening eruit trekken en afvoeren.
Een nieuw brandstoffilter met nieuwe afdichting in de tank plaatsen.
Een nieuwe O-ring in de brandstofkraan leggen.
De brandstofkraan op de tank aanbrengen en met beide moeren bevestigen.
De brandstof-aftapschroef met een nieuwe afdichting in de tank schroeven en vastdraaien.
De tank met brandstof vullen.
De deksel aanbrengen en vastschroeven.
Laat alle controles en werkzaamheden aan elektrische delen door een vakman uitvoeren.
Neem bij storingen die niet in dit hoofdstuk worden vermeld contact op met een bevoegde klantenservice.
De motor start niet.
Oplossing:
De brandstofkraan openen.
Brandstof in de tank vullen.
Het oliepeil controleren, indien nodig bijvullen.
Bij koude motor de chokehendel in stand “CLOSED” zwenken (alleen bij HD 9/23 Ge Tr1).
De bougie controleren (alleen bij HD 9/23 Ge Tr1).
De neerzetbeker reinigen (alleen bij HD 9/23 De Tr1).
Het brandstoffilter controleren. Als het brandstoffilter vervuild is, het filter vervangen (alleen bij HD 9/23 De Tr1).
De elektrostarter draait niet of slechts langzaam
Oplossing:
De accu opladen.
De accuaansluiting controleren, indien nodig aansluitklemmen reinigen en accuklemmen aandraaien.
Zekering controleren (alleen HD 9/23 Ge Tr1), zie “Zekering controleren”.
Motorvermogen gering
Oplossing:
Het luchtfilter controleren.
De brandstoftank en de carburateur (alleen bij HD 23 Ge Tr1) legen. Nieuwe brandstof tanken.
Uitlaasgas sterk roethoudend (alleen bij HD 9/12 De Tr1)
Oplossing:
Het luchtfilter op vervuiling controleren, reinigen.
De voorgeschreven brandstof tanken (zie “Technische gegevens”).
Hogedrukpomp bouwt geen druk op
Oplossing:
Het motortoerental controleren (zie “Technische gegevens”).
De hogedruksproeier op de straalbuis monteren.
Het reinigingsmiddel-doseerventiel op 0 zetten.
De druk-/hoeveelheidsregeling instellen.
De hogedruksproeier reinigen, vernieuwen.
Het waterfilter reinigen.
De hogedrukpomp ontluchten (zie “Inbedrijfstelling/ apparaat ontluchten”).
Bij interne watertoevoer de vulstand van de watertank controleren.
Bij externe watertoevoer de watertoevoerhoeveelheid controleren (zie “Technische gegevens”).
De zuigleidingen naar de hogedrukpomp op dichtheid controleren.
De pomp is ondicht
.Tot 3 druppels wateruitlaat per minuut zijn toegestaan.
Oplossing:
Bij grotere ondichtheid van het apparaat door de klantenservice laten controleren.
Reinigingsmiddel wordt niet aangezogen
Oplossing:
De lagedruksproeier op de straalbuis monteren.
Het reinigingsmiddel-doseerventiel openen of controleren, reinigen.
Het reinigingsmiddel-zuigfilter reinigen.
De schroef eruit draaien.
De behuizingsdeksel verwijderen.
De deksel van de zekering eraf trekken.
De zekering eruit trekken en controleren.
Beschadigingsgevaar, brandgevaar
Een zekering met hogere waarde dan voorgeschreven kan leiden tot ernstige beschadiging van het elektrische systeem en brand.
Vervang de zekering alleen door een zekering met dezelfde nominale waard.
In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.
(adres zie achterzijde)
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Honda GX 390 |
Cilinder | 1 |
Cycli | 4 |
Cilinderinhoud | 389 cm3 |
Motorrendement | 9,5/13 kW/PS |
Motortoerental | 3250 1/min |
Brandstoftype | Benzine, loodvrij |
Inhoud brandstoftank | 6,1 |
Brandstofverbruik bij volle belasting | 3,5 l/h |
Hoeveelheid motorolie | 0,9 l |
Type olie | 15W40 |
Bougietype | BPR6ES, W20EPR-U |
Accu | |
Accucapaciteit | 41 Ah |
Accuspanning | 12 V |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk (max.) | 1 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 60 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 16,7 l/min |
Aanzuighoogte (max.) | 1 m |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 3/4 in |
Volume watertank | 1000 l |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 050 |
Sproeiergrootte van de lagedruksproeier | 250 |
Bedrijfsdruk | 4...23 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 27 MPa |
Opbrengst, water | 6,7...15,5 l/min |
Openingstemperatuur thermoventiel | 80 °C |
Opbrengst, reinigingsmiddel | 0...0,8 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 55 N |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht, tank leeg | 440...570 kg |
Typisch bedrijfsgewicht, tank vol | 1390...1520 kg |
Lengte | 3380 mm |
Breedte | 1500 mm |
Hoogte | 1435 mm |
Hoeveelheid olie pomp | 0,35 l |
Type olie | 15W40 Type |
Grootte van de band | 185 R 14 C |
Belastingsindex | 104 |
Snelheidsindex | N |
Wielgrootte/velgtype | 5,5 J x 14 |
Wielbolling | 30 |
Bandenspanning | 0,45 MPa |
Oplooprem | X |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde | <2,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,7 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 90 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 3 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 107 dB(A) |
Verbrandingsmotor | |
Motortype | Yanmar L100V |
Cilinder | 1 |
Cycli | 4 |
Cilinderinhoud | 435 cm3 |
Motorrendement | 7,4/10 kW/PS |
Motortoerental | 3250 1/min |
Brandstoftype | Diesel |
Inhoud brandstoftank | 5,4 |
Brandstofverbruik bij volle belasting | 2,0 l/h |
Hoeveelheid motorolie | 1,2 l |
Type olie | 15W40 |
Bougietype | - |
Accu | |
Accucapaciteit | 41 Ah |
Accuspanning | 12 V |
Wateraansluiting | |
Toevoerdruk (max.) | 1 MPa |
Toevoertemperatuur (max.) | 60 °C |
Toevoerdebiet (min.) | 16,7 l/min |
Aanzuighoogte (max.) | 1 m |
Minimumlengte watertoevoerslang | 7,5 m |
Minimumdiameter watertoevoerslang | 3/4 in |
Volume watertank | 1000 l |
Gegevens capaciteit apparaat | |
Sproeiergrootte van de standaardsproeier | 050 |
Sproeiergrootte van de lagedruksproeier | 250 |
Bedrijfsdruk | 4...23 MPa |
Bedrijfsoverdruk (max.) | 27 MPa |
Opbrengst, water | 6,7...15,5 l/min |
Openingstemperatuur thermoventiel | 80 °C |
Opbrengst, reinigingsmiddel | 0...0,8 l/min |
Reactiekracht van het hogedrukpistool | 55 N |
Afmetingen en gewichten | |
Typisch bedrijfsgewicht, tank leeg | 440...570 kg |
Typisch bedrijfsgewicht, tank vol | 1390...1520 kg |
Lengte | 3380 mm |
Breedte | 1500 mm |
Hoogte | 1435 mm |
Hoeveelheid olie pomp | 0,35 l |
Type olie | 15W40 Type |
Grootte van de band | 185 R 14 C |
Belastingsindex | 104 |
Snelheidsindex | N |
Wielgrootte/velgtype | 5,5 J x 14 |
Wielbolling | 30 |
Bandenspanning | 0,45 MPa |
Oplooprem | X |
Berekende waarden conform EN 60335-2-79 | |
Hand-arm-vibratiewaarde | <2,5 m/s2 |
Onzekerheid K | 0,7 m/s2 |
Geluidsdrukniveau | 90 dB(A) |
Onzekerheid KpA | 3 dB(A) |
Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA | 107 dB(A) |
Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.
Product: Hogedrukreiniger
Type: 1.524-xxx
Relevante EU-richtlijnen2006/42/EG (+2009/127/EG)
2000/14/EG
2014/30/EU
Toegepaste geharmoniseerde normenEN 60335-1
EN 60335-2-79
EN 1829-1
EN 1829-2
EN ISO 12100
EN 13309: 2010
EN 55012: 2007 + A1: 2009
EN 62233: 2008
Toegepaste conformiteitswaarderingsprocedure2000/14/EG: Bijlage V
Geluidsvermogensniveau dB(A)Gemeten: 105
Gegarandeerd: 107
De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.
Gevolmachtigde voor de documentatie:
S. Reiser
Alfred Kärcher SE & Co. KG
Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40
71364 Winnenden (Germany)
Tel.: +49 7195 14-0
Fax: +49 7195 14-2212
Winnenden, 2021/02/01
2-2-NN-A4-GS-03323