LogoKM 100/120 R G
  • Algemene instructies
    • Levering controleren
    • Milieubescherming
      • Afvalverwijdering van het uitgediende voertuig
    • Garantie
    • Toebehoren en reserveonderdelen
    • Gevarenniveaus
    • Symbolen op de machine
  • Reglementair gebruik
    • Te voorzien fout gebruik
    • Geschikte oppervlakten voor het vegen
  • Functie
  • Veiligheidsinstructies
    • Veiligheidsinrichtingen
      • Motorkap / bekleding rechts
      • Vuilreservoir leegmaken
      • Tweehandbediening vuilreservoir
      • Veiligheidsbeugel vuilreservoir
      • Stoelcontactschakelaar
    • Veiligheidsinstructies m.b.t. de bediening
    • Veiligheidsinstructies voor het rijden
    • Veiligheidsinstructies voor verbrandingsmotoren
    • Onderhoud
  • Beschrijving apparaat
    • Afbeelding apparaat
    • Bedieningselementen
      • Programmakeuzeschakelaar
    • Panelen
      • Motorkap openen / sluiten
      • Bekleding rechts openen/sluiten
    • Opbergvak
    • Batterijen / oplaadapparaten
      • Symbolen waarschuwingsinstructies
      • Veiligheidsinstructies voor loodbatterijen
        • Maatregelen voor onbedoeld vrijkomen van zwavelzuur.
  • Vooringebruikneming
    • Aanwijzingen voor het afladen
    • Vrijloophendel openen/sluiten
      • Apparaat zonder eigen aandrijving bewegen (apparaat kan worden verplaatst)
      • Apparaat met eigen aandrijving verplaatsen (apparaat is klaar om te rijden)
    • Zijbezem monteren
  • Inbedrijfstelling
    • Veiligheidscontrole voor de start
    • Tanken
    • Bestuurdersstoel instellen
    • Brandstofkraan openen/sluiten
    • Parkeerrem bedienen/loszetten
  • Werking
    • Apparaat (motor) starten
    • Met apparaat rijden
    • Veegbedrijf
      • Instructies voor het vegen
      • Vegen met veegwals en zijbezems
      • Vuilreservoir leegmaken
    • Apparaat uitschakelen
  • Transport
  • Opslag
  • Verzorging en onderhoud
    • Reiniging van het apparaat
      • Binnenzijde van het apparaat reinigen
      • Apparaat buitenzijde reinigen
    • Onderhoudsintervallen
      • Onderhoud door de klant
      • Onderhoud door de klantenservice
    • Onderhoudswerkzaamheden
      • Motoroliepeil controleren/bijvullen
      • Olie verversen
      • Luchtfilter controleren
      • Luchtfilter reinigen
      • Restbeker reinigen
      • Bougie controleren, instellen
      • Peil hydraulische olie controleren en hydraulische olie bijvullen
      • Achterwiel vervangen
      • Voorwiel vervangen
      • Zijbezem vervangen
      • Veegwals vervangen/controleren
        • Veegwals demonteren
        • Veegwals inbouwen
      • Afdichtlijsten vervangen / instellen
      • Stoffilter controleren/vervangen
      • Veiligheidshendel vuilreservoir in-/uitbouwen
  • Hulp bij storingen
    • De motor start niet
    • Motor loopt onregelmatig
    • Motor draait, maar apparaat rijdt niet of slechts langzaam
    • Motor schakelt niet uit (programmakeuzeschakelaar en sleutelschakelaar in stand OFF)
    • Stof bij het vegen/onvoldoende zuigcapaciteit
    • Reinigingsresultaat niet bevredigend
    • Veegwals/zijbezems draaien niet
    • Legen vuilreservoir functioneert niet
    • De rechterbekleding kan niet worden gesloten
    • Zekeringen van het apparaat
  • Toebehoren/reserveonderdelen
  • Technische gegevens
  • EU-conformiteitsverklaring

      KM 100/120 R G

      59990960 (04/24)

      Algemene instructies

      Lees voor het eerste gebruik van het toestel deze originele gebruiksaanwijzing en volg de instructies erin op. Bewaar de originele gebruiksaanwijzing voor later gebruik of voor de volgende eigenaar.

      Levering controleren

      Meld bij de overdracht van het voertuig gebreken en transportschade meteen aan uw dealer of verkoopvestiging.

      Milieubescherming

      De verpakkingsmaterialen zijn herbruikbaar. Verwijder verpakkingen op een milieuvriendelijke manier.

      Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak bestanddelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd afvalverwijdering een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens en voor het milieu kunnen vormen. Voor een correcte werking van het apparaat zijn deze bestanddelen echter noodzakelijk. Voer apparaten met dit symbool niet samen met het huisvuil af.

      Instructies betreffende ingrediënten (REACH)

      Actuele informatie over ingrediënten vindt u op: www.kaercher.de/REACH

      Afvalverwijdering van het uitgediende voertuig

      Uitgediende voertuigen bevatten waardevolle recyclebare materialen. Voor de afvoer van uw voertuig raden we de samenwerking met een gespecialiseerd afvalverwijderingsbedrijf aan.

      Garantie

      In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.

      Meer informatie vindt u onder: www.kaercher.com/dealersearch

      Meer informatie over de garantie (indien beschikbaar) vindt u in het servicegedeelte van uw lokale Kärcher-website onder "Downloads".

      Toebehoren en reserveonderdelen

      Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.

      Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.

      Gevarenniveaus

      GEVAAR

      Aanwijzing voor direct dreigend gevaar dat tot zware of dodelijke verwondingen leidt.

      WAARSCHUWING

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot zware of dodelijke verwondingen kan leiden.

      VOORZICHTIG

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot lichte verwondingen kan leiden.

      LET OP

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot materiële schade kan leiden.

      Symbolen op de machine

      GEVAAR

      Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken

      Laat het voertuig afkoelen voordat u eraan werkt.

      GEVAAR

      Brandgevaar

      Veeg geen brandende of gloeiende voorwerpen, zoals bijv. sigaretten, lucifers of dergelijke.

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen door kantelen

      Gebruik hoge lediging alleen op een vlakke ondergrond.

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor letsel

      Gevaar voor beknelling en afknelling aan riemen, zijbezems, vuilreservoir, kap.

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor letsel

      Snijwonden en kneuzingen door bewegende voertuigonderdelen aan de binnenzijde.

      Steek uw handen niet in openingen van het apparaat.

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen door ondeskundige behandeling

      Lees voor het eerste gebruik van het apparaat de gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinstructies.

      Parkeerrem
      Bandenspanning
      Opnamepunt voor krik
      Vastsjorpunt
      Max. belasting van het opbergvak 20 kg
      Max. belasting 150 kg
      Stand ON: apparaat rijbaar met eigen aandrijving
      Stand OFF: apparaat verplaatsbaar
      Vulopening hydraulische olietank
      Pedaal grofvuilklep
      Klep voor nat vegen
      Maak het stoffilter los, bevestig

      Reglementair gebruik

      Gebruik de veegmachine om op commerciële wijze vloeren te reinigen.

      Gebruik de veegmachine voor de volgende beoogde toepassingsgebieden:

      1. Parkeerplaatsen

      2. Voetpaden

      3. Productiefaciliteiten

      4. Logistieke gebieden

      5. Hotels

      6. Retail

      7. Opslagruimten

      Gebruik de veegmachine uitsluitend overeenkomstig de gegevens in deze gebruiksaanwijzing. Elk ander gebruik geldt als niet reglementair. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade; alleen de gebruiker draagt het risico.

      De veegmachine is op de openbare weg alleen bruikbaar met de StVZO-aanbouwset.

      Aan de veegmachine mogen geen veranderingen worden uitgevoerd.

      Alleen de door de onderneming of diens gevolmachtigde vrijgegeven oppervlakken mogen worden bereden en gereinigd.

      Gebruik in explosieve ruimtes is verboden.

      Te voorzien fout gebruik

      Nooit explosieve vloeistoffen, gassen, onverdunde zuren en oplosmiddelen vegen op opzuigen (bijv. benzine, verfverdunner, stookolie), ze vormen in combinatie met de zuiglucht explosieve dampen of mengsels.

      Nooit aceton, onverdunde zuur- en oplosmiddelen vegen of opzuigen, omdat ze de aan het apparaat gebruikte materialen aantasten en beschadigen.

      Nooit reactief metaalstof (bijv. aluminium, magnesium, zink) vegen of opzuigen, ze vormen in combinatie met sterk alkalische of zure reinigingsmiddelen explosieve gassen.

      Geen brandende of gloeiende voorwerpen vegen of opzuigen, er bestaat brandgevaar.

      Geen stoffen vegen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid.

      Het verblijf in gevarenzones is verboden. Het gebruik in explosieve ruimtes is verboden.

      Het meenemen van begeleidende personen is verboden.

      Het duwen/trekken of transporteren van voorwerpen is met dit apparaat niet toegestaan.

      Geschikte oppervlakten voor het vegen

      • Asfalt

      • Industrievloeren

      • Estrik

      • Beton

      • Straatstenen

      Functie

        De veegmachine werkt volgens het overwerpprincipe.

      1. De roterende zijbezem reinigt hoeken en randen van het veegoppervlak en transporteert het veeggoed in de baan van de veegwals.

      2. De roterende veegwals transporteert het veeggoed direct in het vuilreservoir.

      3. Het opgewaaide stof in het vuilreservoir wordt via een stoffilter gescheiden en de zuigventilator zuigt de gefilterde zuivere lucht af.

      4. Reiniging van het stoffilter gebeurt automatisch.

      Veiligheidsinstructies

      Veiligheidsinrichtingen

      Veiligheidsinrichtingen dienen voor de bescherming van de gebruiker en mogen niet buiten werking worden gesteld en de functies ervan mogen niet worden omzeild.

      Neem de veiligheidsinstructies in de hoofdstukken in acht!

      Motorkap / bekleding rechts

      De motorkap en de rechter bekleding beschikken over een veiligheidsvoorziening. Bij het openen van de kap of de bekleding wordt de draaiende verbrandingsmotor uitgeschakeld.

      De motor kan alleen worden gestart, als beide gesloten zijn.

      Vuilreservoir leegmaken

      Tijdens het legen van het vuilreservoir wordt de veegwals automatisch geblokkeerd.

      Tweehandbediening vuilreservoir

      Om ingrepen in het ledigingsmechanisme en in het zwenkbereik van het vuilreservoir te voorkomen, is het optillen, neerlaten en ledigen van het vuilreservoir alleen mogelijk met tweehandbediening.

      Veiligheidsbeugel vuilreservoir

      Het is alleen toegestaan om onder het vuilreservoir te staan als dit volledig is opgetild en met de meegeleverde, professioneel bevestigde veiligheidsbeugel tegen neerlaten is beveiligd.

      Stoelcontactschakelaar

      Een stoelcontactschakelaar zorgt ervoor dat de machine alleen kan worden gestart als de bestuurder op de bestuurdersstoel zit.

      Veiligheidsinstructies m.b.t. de bediening

      WAARSCHUWING

      Gebruik het apparaat alleen volgens de voorschriften. Houd rekening met de plaatselijke omstandigheden en let bij het uitvoeren van werkzaamheden met het apparaat op andere personen en met name kinderen.

      WAARSCHUWING

      Controleer het apparaat met de werkrichtingen op correcte toestand en op de bedrijfsveiligheid. Is de toestand niet perfect, dan mag u het apparaat niet gebruiken.

      WAARSCHUWING

      Let in gevarenzones (bijv. tankstations) op de desbetreffende veiligheidsvoorschriften. Gebruik het apparaat nooit in explosieve ruimtes.

      WAARSCHUWING

      Dit apparaat mag niet worden gebruikt door personen met een fysieke, sensorische of verstandelijke beperking of een gebrek aan ervaring en/of kennis.

      WAARSCHUWING

      Alleen personen die in de omgang met het apparaat zijn geïnstrueerd of hebben bewezen dat ze het apparaat correct bedienen en uitdrukkelijk de opdracht hebben dit apparaat te gebruiken, mogen het apparaat gebruiken.

      LET OP

      De bediener moet voor het begin van het werk controleren of alle veiligheidsinrichtingen correct zijn aangebracht en functioneren.

      LET OP

      De bediener van het apparaat is voor ongevallen met andere personen of hun eigendom verantwoordelijk.

      WAARSCHUWING

      Zorg voor nauw aansluitende kleding en stevige schoenen van de bediener. Los gedragen kleding vermijden.

      WAARSCHUWING

      Houd toezicht op kinderen om ervoor te zorgen dat ze niet met het apparaat spelen.

      WAARSCHUWING

      Kinderen en jongeren mogen het apparaat niet gebruiken.

      LET OP

      Controleer de directe omgeving alvorens te beginnen met rijden (bijv. kinderen). Zorg voor voldoende zicht!

      GEVAAR

      Laat het apparaat in geen geval onbeheerd achter zolang het niet beveiligd is tegen onbedoelde bewegingen. Trek altijd de parkeerrem aan voordat u het apparaat achterlaat.

      LET OP

      Trek de contactsleutel of KIK (Kärcher Intelligent Key) eruit om het onbevoegd gebruik van het apparaat te verhinderen.

      VOORZICHTIG

      Gebruik het apparaat niet in zones waarin de mogelijkheid bestaat door vallende voorwerpen te worden geraakt.

      WAARSCHUWING

      Kijk bij apparaten met Blue Spot verlichting niet rechtstreeks in de lichtbron.

      Veiligheidsinstructies voor het rijden

      Instructie

      De lijst met aanwijzingen m.b.t. het kantelgevaar maakt geen aanspraak op volledigheid.

      GEVAAR

      Kantelgevaar bij te grote hellingen! Neem bij het rijden op hellingen de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.

      GEVAAR

      Kantelgevaar bij te grote zijdelingse helling! Neem bij het rijden dwars op de rijrichting de maximaal toegestane waarden in de technische gegevens in acht.

      GEVAAR

      Kantelgevaar bij instabiele ondergrond! Gebruik het apparaat uitsluitend op verharde ondergrond.

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor ongevallen door niet aangepaste snelheid. Rijd langzaam in bochten.

      Veiligheidsinstructies voor verbrandingsmotoren

      GEVAAR

      Neem de speciale veiligheidsinstructies in de gebruiksaanwijzing van de motorfabrikant in acht.

      GEVAAR

      Gebruik in explosieve ruimtes is verboden.

      GEVAAR

      Risico op vergiftiging: Uitlaatgassen niet inademen.

      GEVAAR

      Sluit de uitlaatopeningen in geen geval.

      GEVAAR

      Buig niet over de uitlaatgasopening, en raak deze niet aan.

      GEVAAR

      Houd rekening met de nalooptijd van de motor bij het afzetten (3-4 seconden). Blijf gedurende deze tijd uit de buurt van het aandrijfbereik.

      Onderhoud

      WAARSCHUWING

      Klem vóór werkzaamheden aan de elektrische installatie de batterij af.

      WAARSCHUWING

      Vóór reiniging, onderhoud, het vervangen van onderdelen en het overschakelen op een andere functie, moet u het apparaat uitschakelen en de contactsleutel eruit trekken.

      VOORZICHTIG

      Laat reparaties alleen uitvoeren door erkende klantenservices of experts voor dit gebied die bekend zijn met alle relevante veiligheidsvoorschriften.

      LET OP

      Houd u volgens de plaatselijk geldende voorschriften aan de veiligheidscontrole voor verplaatsbare, commercieel gebruikte apparaten (bijv. in Duitsland: VDE 0701).

      LET OP

      Kortsluitingen of andere schade. Reinig het apparaat niet met een slang of een hogedrukstraal.

      LET OP

      Voer werkzaamheden aan het apparaat altijd met geschikte handschoenen uit.

      Beschrijving apparaat

      Afbeelding apparaat


      1. Voorwiel (hydrostatische aandrijving)
      2. Zijbezem rechts
      3. Gaspedaal vooruit / achteruit
      4. Stoelverstelhendel
      5. Bedieningselementen*
      6. Stuurwiel
      7. Bekleding rechts (draaibaar)
      8. Veiligheidsbeugel vuilreservoir
      9. Bestuurdersstoel (met stoelcontactschakelaar)
      10. Motorkap, draaibaar
      11. Toets vuilreservoir optillen/legen
      12. Houder voor "Hombase System"
      13. Achterwiel
      14. Veegwals met afdichtlijsten
      15. Parkeerrem
      16. Rem loslaten
      17. Pedaal grofvuilklep heffen/neerlaten

      * wordt in een later hoofdstuk uitvoeriger beschreven

      Optioneel

      Niet afgebeeld zijn de volgende uitrustingen die bij bestelling af fabriek reeds ingebouwd zijn of door de service achteraf gemonteerd kunnen worden.

      1. Comfortstoel

      2. Zwaailicht

      3. Werklamp

      4. StVZO-kit

      5. Blue Spot

      6. Bestuurdersdak

      7. Zijbezem links

      8. Watersproeisysteem

      9. Fleetmanagementmodule

      Bedieningselementen


      1. Stuurwiel
      2. Schakelaar werklicht (optie)
      3. Schakelaar rondomkenlicht (optie)
      4. Claxon
      5. Sleutelschakelaar
      6. Gaspedaal "Vooruit"
      7. Gaspedaal "Achteruit"
      8. Chokehendel
      9. Knop hoge leging
      10. Knop stoffilterreiniging
      11. Schakelaar watersproeisysteem (optie)
      12. Programmakeuzeschakelaar*
      13. Bedrijfsurenteller

      * wordt in een later hoofdstuk meer in detail beschreven

      Programmakeuzeschakelaar

      Instructie

      De functies zijn alleen bij ingeschakelde sleutelschakelaar geactiveerd.


      1. Rijden
        • In deze positie kan de motor worden gestart

        • Veegmachine kan naar de plaats van gebruik worden gereden

        • Veegwals en zijbezem worden geheven en uitgeschakeld

      2. Vegen met veegwals
        • Veegwals wordt neergelaten en ingeschakeld

      3. Vegen met veegwals, rechter en linker zijbezem
        • Veegwals, rechter en linker zijbezem (optioneel) worden neergelaten en ingeschakeld

      Panelen

      WAARSCHUWING

      Storing door open bekledingen

      Open de bekledingen alleen als de sleutelschakelaar op <0> staat en de sleutel is uitgetrokken.

      Het openen tijdens het bedrijf is verboden.

      Motorkap openen / sluiten

      Voor bepaalde werkzaamheden moet de motorkap worden geopend:

      1. Brandstof tanken

      2. Peil hydraulische olie controleren/bijvullen

      3. Filter hydraulische olie vervangen

        (alleen door geautoriseerde klantenservice)

      4. Veegwals controleren/vervangen

      5. Accu loskoppelen


      • Motorkap om te openen voor aan de verzonken handgreep vasthouden, dan opzij wegzwenken.

      Bekleding rechts openen/sluiten

      Voor bepaalde werkzaamheden moet de bekleding rechts worden geopend:

      1. Vrijloop openen/sluiten

      2. Brandstofkraan openen

      3. Motoroliepeil controleren/bijvullen

      4. Olieverversing motor

      5. Bougie controleren/vervangen

      6. Luchtfilter reinigen/vervangen


      • Om de bekleding te openen, pakt u de verzonken handgreep vast, ontgrendelt u deze naar boven en draait hem dan opzij.

      Opbergvak

      De maximaal toegestane belasting van het opbergvak is 20 kg.

      1. Zorg ervoor dat de lading stevig is bevestigd.

      Batterijen / oplaadapparaten

      LET OP

      Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen batterijen en oplaadapparaten

      Vervang de batterijen alleen door batterijen van hetzelfde type!

      Verwijder de batterij voordat u het voertuig afvoert en voer het voertuig af met inachtneming van de landspecifieke en plaatselijke voorschriften.

      Symbolen waarschuwingsinstructies

      Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:

      Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.
      Oogbescherming dragen.
      Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden.
      Explosiegevaar
      Vuur, vonken, open licht en roken verboden.
      Verbrandingsgevaar
      Eerste hulp
      Waarschuwing
      Afvalverwijdering
      Accu niet in de vuilnisbak gooien.

      Veiligheidsinstructies voor loodbatterijen

      GEVAAR

      Brand- en explosiegevaar!

      Leg geen gereedschap of dergelijke op de accu. Kortsluiting en explosiegevaar.

      Rook en open vuur moet worden voorkomen.

      Ruimtes waarin accu's worden opgeladen, moeten goed worden geventileerd, aangezien bij het opladen zeer explosief gas ontstaat.

      GEVAAR

      Verbrandingsgevaar

      Pas bij ondichte accu´s op voor lekkend zwavelzuur.

      GEVAAR

      Gevaar voor letsel!

      Breng wonden nooit in contact met lood.

      Na het werken met accu's altijd handen wassen.

      WAARSCHUWING

      Milieugevaar door ondeskundige verwijdering van de batterij

      Voer defecte of opgebruikte batterijen op een veilige manier af (neem eventueel contact op met een afvalverwijderingsfirma of met de Kärcher-service).

      Maatregelen voor onbedoeld vrijkomen van zwavelzuur.

      Bij reglementair gebruik en wanneer de gebruiksaanwijzing wordt opgevolgd vormen loodbatterijen geen gevaar.

      Houd er echter rekening mee dat loodbatterijen zwavelzuur bevatten dat ernstig letsel kan veroorzaken.

      1. Gemorst zwavelzuur of zwavelzuur dat uit een lekkende batterij treedt met absorptiemiddel opvangen, bijv. zand. Niet in de riolering, de bodem of de wateren laten terechtkomen.

      2. Zuur neutraliseren met kalk/natriumcarbonaat en volgens de plaatselijke voorschriften afvoeren.

      3. Neem contact op met een afvalverwerkingsbedrijf voor de afvoer van defecte batterijen.

      4. Zuurspatten in het oog of op de huid met veel helder water uit- resp. afspoelen.

      5. Daarna onmiddellijk een arts raadplegen.

      6. Vervuilde kleding met water uitwassen.

      7. Kleding vervangen.

      Vooringebruikneming

      Aanwijzingen voor het afladen

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen bij het afladen van het apparaat

      Gebruik bij het afladen van het apparaat een geschikte helling.

      Gebruik geen vorkheftruck voor het afladen/verladen van het apparaat.

      Neem het gewicht van het apparaat bij het afladen/verladen in acht.

      Zie ook het hoofdstuk "Technische gegevens".


      Afbeelding: afrijplaat

      1. Sluit de accu aan en laad deze op, indien nodig.

      2. Gebruik de bijgeleverde planken om een oprijplank volgens de tekening te bouwen.

      3. Verpakkingsbanden van kunststof lossnijden en verpakkingsfolie verwijderen.

      4. Verwijder de spanbandbevestiging bij de bevestigingspunten.

      5. De drie getoonde vloerplanken en het vierkante hout op de pallet losschroeven.

      6. De planken op de kant van de pallet leggen en zodanig uitlijnen dat ze onder de wielen van het apparaat liggen. Schroef de planken vast.

      7. Plaats het vierkante hout als ondersteuning onder de planken.

      8. Verwijder de houten blokken die de wielen op hun plaats houden.

      9. Parkeerrem loszetten.

      10. Rijd het apparaat voorzichtig van de pallet via de oprijplaat (zie hoofdstuk "Apparaat verplaatsen met eigen aandrijving") of schuif het van de pallet (zie hoofdstuk "Apparaat verplaatsen zonder eigen aandrijving").

      Vrijloophendel openen/sluiten

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen door ontbrekende remwerking

      Beveilig het apparaat tegen het wegrollen vooraleer u de vrijloophendel bedient.

      VOORZICHTIG

      Risico op beschadiging van de hydrostatische rijaandrijving

      Duw het apparaat langzaam en alleen over een korte afstand.

      Sleep het apparaat in geen geval weg.


      1. Vrijloophendel, rood
      2. Positie vrijloop gesloten
        • Apparaat is klaar om te rijden

      3. Positie vrijloop geopend
        • Apparaat kan worden verschoven

      Apparaat zonder eigen aandrijving bewegen (apparaat kan worden verplaatst)

      1. Open de vrijloophendel om het apparaat te verplaatsen.

        1. Zwenk de rechter bekleding naar buiten.

        2. Trek de vrijloophendel naar u toe (openen).

        3. Parkeerrem loszetten.

        4. Verplaats het apparaat.

      Apparaat met eigen aandrijving verplaatsen (apparaat is klaar om te rijden)

      1. Sluit de vrijloophendel na verplaatsen van het apparaat.

        1. Parkeerrem bedienen.

        2. Duw de vrijloophendel weg van u (sluiten).

        3. Sluit de rechter bekleding.

      Zijbezem monteren

      Instructie

      De zijbezem(s) is (zijn) bij levering met een kabelbinder aan de bestuurdersstoel bevestigd.

      1. Zijbezems vóór de inbedrijfstelling aan het apparaat bevestigen. Zie hoofdstuk "Zijbezems vervangen".

      Inbedrijfstelling

      Veiligheidscontrole voor de start

      LET OP

      Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken

      Blijf uit de buurt van de hete motor, uitlaat, spruitstuk en hydraulische aandrijfmotor.

      Laat het apparaat voor de veiligheidscontrole afkoelen.

      Instructie

      Ontbrekende informatie staat in het hoofdstuk "Verzorging en onderhoud | Onderhoudswerkzaamheden".

      1. Controleer de veiligheidsfunctie van de motorkap / bekleding rechts.

        1. De verbrandingsmotor mag niet starten, als de motorkap open is.

        2. De verbrandingsmotor mag niet starten, als de bekleding open is.

      2. Stoelcontactschakelaar op werking controleren.

        1. Bij draaiende verbrandingsmotor moet het apparaat worden uitgeschakeld, als de bestuurder opstaat van de bestuurdersstoel.

      3. Bandenspanning controleren.

      4. Motoroliepeil controleren.

      5. Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.

      6. Veegwals en zijbezems op vreemde voorwerpen en ingewikkelde banden controleren.

      7. Controleer het rijpedaal op ongehinderd bewegen en functionele betrouwbaarheid (alleen als het apparaat stilstaat).

      8. Vuilreservoir leegmaken.

      9. Vulpeil van de brandstoftank controleren.

      Tanken

      GEVAAR

      Explosiegevaar door overstromende brandstof

      Let er bij het tanken op dat er op de hete oppervlakken geen brandstof terechtkomt.

      GEVAAR

      Explosiegevaar door roken en open vuur

      Houd u tijdens het tanken aan het strikte rookverbod en aan het verbod op open vuur.

      WAARSCHUWING

      Gezondheidsrisico door inademen van dampen

      Tank niet in afgesloten ruimten.

      LET OP

      Beschadigingsgevaar door verkeerde brandstof

      Vul uitsluitend geschikte brandstof bij, zoals aangegeven in de technische gegevens.


        1. Brandstoftank
        2. Tankslot
        3. Tankindicatie
      1. Schakel het apparaat uit (motor afzetten).

      2. Motorkap naar buiten zwenken.

      3. Open de tankdop.

      4. Brandstof tanken.

      5. Veeg gemorste brandstof weg en sluit de tankafsluiting.

      Bestuurdersstoel instellen

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen

      Stel de bestuurdersstoel alleen bij een stilstaand apparaat in.


      1. Bestuurdersstoel
      2. Stoelverstelhendel
      1. Trek de stoelverstelhendel naar rechts en zet de bestuurdersstoel in de gewenste positie.

      2. Laat de stoelverstelhendel los.

      3. Controleer of de bestuurdersstoel goed vastzit door deze naar voren en naar achteren te bewegen.

      Brandstofkraan openen/sluiten


      1. Brandstofkraan
      1. Draai de brandstofkraan zo ver mogelijk in de overeenkomstige richting om deze te openen of te sluiten.

      Parkeerrem bedienen/loszetten


        1. Vergrendeling parkeerrem
        2. Parkeerrem

        Parkeerrem bedienen:

      1. Druk de parkeerrem in (vergrendelt).

      2. Parkeerrem loszetten:

      3. Druk op ontgrendeling, de parkeerrem wordt losgezet.

      Werking

      Apparaat (motor) starten

      Instructie

      Om de motor te starten moet de motorkap gesloten zijn en moet de bestuurder op de bestuurdersstoel plaatsnemen.

      1. Brandstofkraan openen.

      2. Op de bestuurdersstoel plaats nemen (stoelcontactschakelaar).

      3. Zet de programmakeuzeschakelaar in de stand "Rijden".

      4. Steek de sleutel in het contactslot en draai deze in de stand "I - ON" -stand; de motor start.

      5. Bij koude buitentemperaturen: Chokehendel bedienen.

      Met apparaat rijden

      LET OP

      Risico op letsel bij achteruitrijden

      Bij achteruitrijden mag er geen gevaar voor derden ontstaan.

      Eventueel laten instrueren.

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor ongevallen

      Rijd nooit met geheven vuilcontainer.

      LET OP

      Risico op beschadiging van de aandrijving!

      Zorg er voor elke rit voor dat de vrijloophendel gesloten is.

      Trap het rijpedaal altijd voorzichtig en langzaam in. Schakel niet plotseling van achteruit naar vooruit rijden of omgekeerd.


        1. Stuurwiel
        2. Vooruitrijden
        3. Achteruitrijden
        4. Parkeerrem
        5. Grofvuilklep
      1. Rijpedaal voorzichtig intrappen.

        1. Regel de rijsnelheid continu met het rijpedaal.

        2. Vermijd schokkerige bediening van het pedaal.

        3. Pas de rijsnelheid aan de betreffende omstandigheden aan.

      2. Voertuig met het stuurwiel sturen.

      3. Laat het rijpedaal los, het apparaat remt automatisch en stopt.

        1. Trek in geval van nood ook de parkeerrem aan.

      Veegbedrijf

      Instructies voor het vegen

      GEVAAR

      Verwondingsgevaar door abrupt stoppen

      Sta tijdens rij- of reinigingswerkzaamheden niet van de bestuurdersstoel op (stoelcontactschakelaar brengt het apparaat abrupt tot stilstand).

      WAARSCHUWING

      Verwondingsgevaar door stenen of grind

      Let bij een geopende grofvuilklep op personen, dieren of voorwerpen in de omgeving (rondvliegen stenen of grind zijn gevaarlijk).

      VOORZICHTIG

      Beschadigingsgevaar door pakbanden of dergelijke

      Veeg geen pakbanden, koorden of dergelijke (beschadiging van het veegmechanisme).

      Voorwerpen of losse hindernissen mogen niet worden overreden of geduwd.

      1. Pas voor een optimaal reinigingsresultaat de rijsnelheid aan de omstandigheden aan.

      2. Vegen is alleen toegestaan met ingeschoven vuilreservoir.

        1. Als de programmakeuzeschakelaar op "Rijden" staat, wordt de reservoirklep automatisch gesloten.

        2. Als u de programmakeuzeschakelaar op “Vegen” zet, gaat de reservoirklep automatisch open en is het vuilreservoir klaar om vuil op te nemen.

      3. Maak het vuilreservoir regelmatig leeg.

        1. Als er voornamelijk steentjes werd opgeveegd (hoog gewicht), leeg het vuilreservoir dan eerder.

      4. Zet voor het reinigen van oppervlakken de programmakeuzeschakelaar op “Vegen met veegwals”.

      5. Gebruik voor het reinigen van de zijranden ook de zijbezem, zet hiervoor de programmakeuzeschakelaar op “Vegen met veegwals en zijbezem”.

      6. Vaste hindernissen tot 6 cm hoogte kunnen langzaam en voorzichtig worden overreden.

      7. Over vaste hindernissen hoger dan 6 cm alleen met een geschikte overbrugging rijden.

      Vegen met veegwals en zijbezems

      1. Voor reinigingswerkzaamheden de rijrichting vooruit kiezen.

      2. Voor oppervlaktereiniging: Laat de veegwals neer door de programmakeuzeschakelaar op “Vegen met veegwals” te zetten.

      3. Voor natte of vochtige oppervlakken: Open de natte veegklep.

      4. Om dichtbij de rand te reinigen, ook de rechter zijbezem neerlaten. Hiervoor programmakeuzeschakelaar op “Vegen met veegwals en zijbezem” zetten.

      5. Voor het opnemen van grotere voorwerpen (50 mm): Druk kort op het pedaal van de grofvuilklep.

      6. Af en toe de stoffilters reinigen.

        1. Het stoffilter wordt regelmatig automatisch gereinigd.

        2. Druk in stoffige omgevingen ook op de schakelaar van de filterreiniging.

      Vuilreservoir leegmaken

      Door de hoge lediging van het apparaat kan het veeggoed in het vuilreservoir direct in een afvalcontainer worden geleegd (voor de maximale loshoogte zie hoofdstuk "Technische gegevens").

      WAARSCHUWING

      Letselgevaar door vallende voorwerpen!

      Bij het optillen en neerlaten van het vuilreservoir bestaat er letselgevaar door voorwerpen die van het neerlegvlak vallen.

      Alvorens het vuilreservoir op te tillen, verwijdert u alle voorwerpen die niet stevig vastzitten van het neerlegvlak.

      WAARSCHUWING

      Letselgevaar door kantelen van de machine bij het legen van het vuilreservoir!

      Leeg het vuilreservoir alleen op een stevige, vlakke ondergrond.

      Houd een veilige afstand bij het legen op glooiingen en hellingen.

      WAARSCHUWING

      Letselgevaar wanneer er zich iemand in het zwenkbereik van het vuilreservoir bevindt!

      Zorg ervoor dat er zich tijdens het ledigen geen personen of dieren in het zwenkbereik van het vuilreservoir ophouden.

      WAARSCHUWING

      Letselgevaar door knellen en afscheuren van lichaamsdelen wanneer in het mechanisme van het vuilreservoir wordt gegrepen!

      Grijp niet in het bewegingsgebied of aan de onderdelen van het ledigingsmechanisme van het vuilreservoir.

      WAARSCHUWING

      Verwondingsgevaar door het neerlaten van het vuilreservoir!

      Het opgetilde vuilreservoir kan abrupt worden neergelaten en ernstig letsel veroorzaken door beknelling en beklemming.

      Stap niet onder het onbeveiligde vuilreservoir.

      Zet het opgetilde vuilreservoir goed vast met de meegeleverde veiligheidsbeugel voordat u onder het vuilreservoir stapt.


        1. Toets hoge ontlading
        2. Schakelaar vuilreservoir optillen/laten zakken
        3. Schakelaar reservoirklep openen / sluiten
      1. Zet de programmakeuzeschakelaar in de stand "Rijden" (het vuilreservoir kan alleen in deze stand worden opgetild).

      2. Plaats het apparaat ongeveer juist.

        1. Wacht na het plaatsen van het apparaat nog ten minste 1 minuut, zodat het stof kan bezinken alvorens het leeg te maken.

      3. Houd de toets voor hoge ontlading op het bedieningsveld ingedrukt.

      4. Druk op de schakelaar van het vuilreservoir en til het vuilreservoir op.

        1. Om in een afvalcontainer te legen, tilt u het vuilreservoir volledig op en rijdt u langzaam naar de verzamelcontainer.

        2. Voor een vrije lediging tilt u het vuilreservoir ongeveer tot het midden op totdat de reservoirklep kan worden geopend (als de ledigingshoogte te laag is, wordt de werking van de reservoirklep geblokkeerd).

      5. Parkeerrem bedienen.

      6. Druk op de schakelaar van de reservoirklep en maak het vuilreservoir leeg.

      7. Sluit de reservoirklep.

      8. Parkeerrem loszetten.

      9. Rijd weg van het ledigingspunt.

      10. Laat het vuilreservoir helemaal zakken.

      Apparaat uitschakelen

      Na het uitschakelen van het apparaat wordt het stoffilter automatisch gereinigd.

      1. Apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.

      2. Draai de programmakeuzeschakelaar in stand "Rijden".

      3. Parkeerrem bedienen.

      4. Neem de sleutel uit de sleutelschakelaar.

      5. Brandstofkraan sluiten.

      Transport

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen bij het laden

      Gevaar voor letsel en beschadiging

      Sluit de vrijloophendel bij het laden van het apparaat altijd. Alleen dan zijn rijaandrijving en parkeerrem bedrijfsklaar. Het apparaat moet bij stijgingen of hellingen altijd met eigen aandrijving worden bewogen.

      Neem het lege gewicht in acht (transportgewicht) van het apparaat bij transport op aanhangers of andere voertuigen.

      Laad en los apparaten alleen op effen oppervlakken.

      Het apparaat volgens de geldende richtlijnen tegen het wegglijden en kantelen beveiligen.


      1. Brandstofkraan sluiten.

      2. Borg de veegmachine aan de wielen met wiggen.

      3. Borg de veegmachine met spanbanden of touwen.

        Neem de markeringen voor bevestigingsbereiken op het basisframe in acht (kettingsymbolen).

        • De bevestigingspunten links en rechts zijn openingen (ca. Ø 30 mm) in het frame tussen het achterwiel en het vuilreservoir.

        • Aan de voorzijde bevindt zich het bevestigingsbereik tussen voetensteun en de voortoren.

      4. Minpool van de accu afklemmen.

      5. Sleutel verwijderen.

      Opslag

      VOORZICHTIG

      Gevaar voor letsel en beschadiging

      Neem voor opslag het gewicht van het apparaat in acht.

      Neem bovendien de instructies in de handleiding van de motor in acht.

      1. Parkeer de veegmachine op een vlakke ondergrond in een droge, vorstvrije omgeving. Met een zeildoek tegen stof beschermen.

      2. Beveilig de veegmachine tegen wegrollen (parkeerrem).

      3. Brandstofkraan sluiten.

      4. Sleutel verwijderen.

      5. Koppel de minpool los van de accu, als de veegmachine langer dan 4 weken niet wordt gebruikt.

      6. Accu ca. elke 2 maanden laden.

      Als de veegmachine langdurig niet worden gebruikt:

      1. Tap de brandstof uit de tank volledig af.

      2. Ververs de motorolie.

      3. Draai de bougie eruit en vul 5 ml verse motorolie in de bougieboring. Draai de motor meerdere keren door zonder de bougie (niet starten). Schroef de bougie vast.

      Verzorging en onderhoud

      LET OP

      Neem de veiligheidsinstructies voor verzorging en het onderhoud aan het begin van deze handleiding in acht.

      Reiniging van het apparaat

      LET OP

      Kortsluitingen of andere schade. Reinig het apparaat niet met een slang of een hogedrukstraal.

      LET OP

      Ondeskundige reiniging

      Beschadigingsgevaar.

      Gebruik geen schurende of agressieve reinigingsmiddelen.

      GEVAAR

      Gezondheidsrisico door stof

      Voor inwendige reiniging met perslucht.

      Draag een stofmasker en een veiligheidsbril.

      Binnenzijde van het apparaat reinigen

      1. Open de bekledingen.

      2. Apparaat met perslucht schoonblazen.

      3. Apparaat met een vochtige doek in mild zeepsop gedrenkte doek reinigen.

      4. Bekledingen sluiten.

      Apparaat buitenzijde reinigen

      1. Apparaat met een vochtige doek in mild zeepsop gedrenkte doek reinigen.

      Onderhoudsintervallen

      Instructie

      Om te voldoen aan de eisen voor aanspraak op garantie, moeten tijdens de garantielooptijd alle service- en onderhoudswerkzaamheden door de geautoriseerde klantenservice conform de inspectiechecklist (ICL) worden uitgevoerd.

      • De bedrijfsurenteller geeft de tijd van de onderhoudsintervallen aan.

      • De intervallen voor service- en onderhoudswerkzaamheden door de klant / exploitant zijn vermeld in het hoofdstuk "Onderhoud door de klant". De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde specialist. Indien nodig kan altijd een beroep worden gedaan op een Kärcher-vakhandel.

      • Verdere onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door de geautoriseerde klantenservice in overeenstemming met de inspectiechecklist. Neem contact op met de klantenservice.

      Onderhoud door de klant

      Instructie

      Alle service- en onderhoudswerkzaamheden moeten door een gekwalificeerd expert worden uitgevoerd, indien nodig kan altijd een beroep worden gedaan op een Kärcher-vakhandel.

      Werkzaamheden aan de hydraulica mogen alleen door de erkende klantenservice worden uitgevoerd.

      Instructie

      Beschrijvingen zie hoofdstuk "Onderhoudswerkzaamheden".

      • Dagelijks

      1. zie hoofdstuk "Veiligheidscontrole voor het starten".

      • Wekelijks

        WAARSCHUWING

        Verwondingsgevaar door het neerlaten van het vuilreservoir!

        Het opgetilde vuilreservoir kan abrupt worden neergelaten en ernstig letsel veroorzaken door beknelling en beklemming.

        Stap niet onder het onbeveiligde vuilreservoir.

        Zet het opgetilde vuilreservoir goed vast met de meegeleverde veiligheidsbeugel voordat u onder het vuilreservoir stapt.

      1. Bewegende delen op lichtlopendheid controleren.

        Instructie

        Voor alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden waarbij het vuilreservoir is opgetild, de veiligheidsbeugel inbouwen, zie hoofdstuk Veiligheidshendel vuilreservoir in-/uitbouwen.

      2. Afdichtlijsten in het veegbereik op instelling en slijtage controleren.

      3. Afdichtlijsten op de reservoirklep vuilreservoir controleren (3x)

      4. Veegwals en zijbezems op slijtage controleren.

      5. Stoffilter controleren en eventueel filterkast reinigen.

      6. Luchtfilter controleren.

      7. Brandstof- en hydraulisch systeem controleren op lekken.

      8. Spanning, slijtage en werking van riemen controleren.

      • Onderhoud om de 50 bedrijfsuren

      1. Het luchtfilter reinigen (vaker bij gebruik in een stoffige omgeving).

      • Onderhoud om de 100 bedrijfsuren

      1. De motorolie verversen (eerste verversing na 20 bedrijfsuren).

      2. Bougie controleren en reinigen.

      3. Luchtfilter reinigen.

      4. Restbeker reinigen.

      • Onderhoud om de 300 bedrijfsuren

      1. Het luchtfilter vervangen.

      2. Het brandstoffilter reinigen.

      3. De bougie vervangen.

      • Onderhoud na slijtage

      1. Afdichtlijsten vervangen.

      2. veegwals vervangen.

      3. Zijbezems vervangen.

      Onderhoud door de klantenservice

      Instructie

      Om tegemoet te komen aan garantie-eisen moeten tijdens de garantielooptijd alle service- en onderhoudswerkzaamheden door de geautoriseerde Kärcher-klantenservice conform de inspectiechecklist worden uitgevoerd.

      • Eerste inspectie na 20 bedrijfsuren

      • Onderhoud om de 100 bedrijfsuren

      • Onderhoud om de 300 bedrijfsuren

      Onderhoudswerkzaamheden

      Motoroliepeil controleren/bijvullen

        Controleer het oliepeil terwijl het apparaat horizontaal geparkeerd staat.

        LET OP

        Gevaar voor verbranding

        Raak geen hete oppervlakken, zoals uitlaat of motor aan.


        1. Oliepeilstok
        2. Olievulopening
        3. bovenste oliepeil (MAX)
        4. laagste oliepeil (MIN)
      1. Apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.

      2. Motor laten afkoelen.

        1. Controleer het motoroliepeil niet eerder dan 5 minuten nadat de motor is afgezet.

      3. Open de rechter bekleding.

      4. Draai de peilstok los en lees het oliepeil af.

        1. Als het oliepeil lager is dan MIN, moet motorolie worden bijgevuld.

          Voor oliesoorten, zie hoofdstuk "Technische gegevens".

        2. Vul niet te veel bij, alleen tot MAX.

      5. Als het oliepeil correct is, de peilstok erin draaien.

      6. Bekleding sluiten.

      Olie verversen

      De olieverversing uitvoeren als de motor warm is, zodat de olie beter vloeit.

      1. De motor afzetten.

      2. Het apparaat op een vlakke ondergrond neerzetten.

      3. Zorg voor een geschikte opvangbak voor de afgewerkte olie.

      4. Open de rechter bekleding (zwenken).


        1. Oliepeilstok / olievulopening
        2. Aftapslang
        3. Aftapslanghouder
        4. Slangklem
        5. Sluitstuk
      5. De oliepeilstok eruit draaien.

      6. De aftapslang uit de houder nemen.

      7. Open de slangklem op de aftapslang en trek het sluitstuk eruit.

      8. De olie volledig in de opvangbak aftappen.

      9. Steek het sluitstuk erin, en draai het vast met een slangklem.

      10. De nieuwe motorolie (zie “Technische gegevens”) tot de onderrand van de olievulopening bijvullen.

      11. De oliepeilstok plaatsen en vastdraaien.

      12. Bekleding sluiten.

      13. De oude olie milieuvriendelijk afvoeren.

      Luchtfilter controleren

      1. De vleugelmoeren losschroeven.


        1. Vleugelmoer
        2. Deksel
        3. Luchtfilter
        4. Bevestiging
      2. De deksel verwijderen.

      3. Het luchtfilter op vervuiling controleren, indien nodig reinigen.

      4. Schuif de deksel in de houder, en bevestig hem dan.

        1. Let op de juiste positie in de houder.

      5. De vleugelmoeren aanbrengen en vastdraaien.

      Luchtfilter reinigen

      1. De vleugelmoeren van de deksel losschroeven.


        1. Afdichting
        2. Vleugelmoer deksel
        3. Deksel
        4. Vleugelmoer luchtfilter
        5. Papierfilterinzetstuk
        6. Schuimfilterinzetstuk
        7. Luchtfilterbehuizing
      2. De deksel verwijderen.

      3. De vleugelmoeren van het luchtfilter losschroeven.

      4. Het luchtfilterinzetstuk verwijderen.

      5. Het schuimfilterinzetstuk van het papierfilterinzetstuk verwijderen.

      6. Beide luchtfilterinzetstuk op beschadiging controleren.

      7. Beschadigde luchtfilterinzetstukken vervangen.

      8. Bij verder gebruik luchtfilterinzetstukken reinigen.

      9. Het papierfilterinzetstuk enkele keren op een hard oppervlak uitkloppen of van binnen met perslucht schoonblazen (maximaal 0,2 MPa).

      10. Het schuimfilterinzetstuk:

        1. In warme loopoplossing reinigen.

        2. Met helder water spoelen.

        3. Of met niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.

        4. Laten drogen.

        5. In schone motorolie dompelen.

        6. Overtollige olie eruit drukken.

      11. De binnenzijde van de deksel en de luchtfilterbehuizing met een vochtige doek schoonvegen. Voorkom dat vuil de motor binnendringt.

      12. Het schuimfilterinzetstuk op het papierfilterinzetstuk plaatsen.

      13. Het luchtfilterinzetstuk in de luchtfilterbehuizing plaatsen.

      14. Ervoor zorgen dat de afdichting tussen luchtfilterbehuizing en motor is aangebracht.

      15. De vleugelmoeren van het luchtfilter aanbrengen en vastdraaien.

      16. De deksel aanbrengen.

      17. De vleugelmoeren van de deksel aanbrengen en vastdraaien.

      Restbeker reinigen

      1. De brandstofkraan in stand OFF zwenken.


        1. Brandstofkraan
        2. O-ring
        3. Restbeker
      2. De restbeker eraf schroeven.

      3. De O-ring verwijderen.

      4. De restbeker in niet-ontvlambaar oplosmiddel reinigen.

      5. De restbeker grondig afdrogen.

      6. De O-ring in de behuizing plaatsen.

      7. De restbeker erin draaien en vastdraaien.

      8. De brandstofkraan in stand ON zwenken.

      9. De restbeker op dichte bevestiging controleren.

      10. De brandstofkraan in stand OFF zwenken.

      Bougie controleren, instellen

      1. De bougiestekker lostrekken.

      2. De omgeving van de bougie reinigen zodat geen vuil in de motor dringt als de bougie wordt verwijderd.

      3. De bougie met een 13/16” bougiesleutel eruit schroeven.


        1. Bougiesleutel
        2. 0,7...0,8 mm
        3. Afdichting
        4. Bougie
      4. Een bougie met versleten elektrode of gebroken isolator vervangen.

      5. De elekrodestafstand van de bougie controleren. Instelwaarde 0,7...0,8 mm.

      6. De afdichting van de bougie op beschadiging controleren.

        LET OP

        Beschadigingsgevaar

        Een losse bougie kan oververhitten en de motor beschadigen. Een te vast aangedraaide bougie beschadigt het schroefdraad in de motor.

        Neem de volgende aanwijzingen voor het vastdraaien van de bougie in acht.

      7. De bougie er voorzichtig met de hand indraaien. Het schroefdraad niet kantelen.

      8. De bougie er met de bougiesleutel helemaal indraaien en als volgt vastdraaien.

        1. Een gebruikte bougie 1/8...1/4 omdraaiing vastdraaien.

        2. Een nieuwe bougie 1/2 omdraaiing vastdraaien.

      9. De bougiestekker erop steken.

      Peil hydraulische olie controleren en hydraulische olie bijvullen

        LET OP

        Gevaar voor beschadiging van het hydraulische systeem

        Zorg bij het bijvullen voor de grootst mogelijke reinheid.

        Werkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen alleen worden uitgevoerd door de geautoriseerde klantenservice.


        Afbeelding zonder motorkap

        1. Hydraulische olietank
        2. Ontluchtingsdeksel / vulopening
        3. Filter hydraulische olie
      1. Apparaat uitzetten.

      2. Open de motorkap.

      3. Vulpeil hydraulische olie bij koude motor controleren.

        1. Het peil van de hydraulische olie moet tussen de bovenste “MAX” en de onderste markering “MIN” liggen.

      4. Indien nodig hydraulische olie bijvullen.

        1. Verwijder de ontluchtingsdeksel.

        2. Hydraulische olie bijvullen.

          Hydraulische oliesoorten: zie hoofdstuk "Technische gegevens".

        3. Bevestig de ontluchtingsdeksel.

      5. Sluit de motorkap.

      Achterwiel vervangen

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor letsel

      Parkeer de auto alleen op een stabiele ondergrond.

      Ondergrond op stabiliteit controleren. Beveilig het apparaat bovendien met een wielkeg tegen wegrollen.

      Geschikte gewone krik gebruiken.


      1. Achterwiel
      2. Wielmoer (4x)
      3. Symbool opnamepunt
      1. Apparaat op effen ondergrond plaatsen.

        1. Ondergrond op stabiliteit controleren.

        2. Apparaat tegen het wegrollen beveiligen.

        3. Open de zijbekleding resp. de motorkap.

      2. Plaats de krik op de gemarkeerde montagepunten onder het frame.

      3. Wielmoeren met geschikt gereedschap ca. 1 omwenteling losdraaien.

      4. Apparaat met de krik optillen.

      5. Draai de wielmoeren los en verwijder ze.

      6. Wiel verwijderen.

      7. Laat het defecte wiel in een gespecialiseerde werkplaats repareren of vervangen.

      8. Wiel positioneren, wielmoeren er zover mogelijk indraaien en licht vastdraaien.

      9. Laat het apparaat weer neer met de krik.

      10. Zijbekleding resp. motorkap sluiten

      11. Draai de wielmoeren met het vereiste moment (56 Nm) vast.

      Voorwiel vervangen

      1. Neem voor de verwijdering van het voorwiel contact op met de klantenservice.

      Zijbezem vervangen

      Dankzij de zwevende montage van de zijbezem past het veegpatroon zich automatisch aan, als de borstelharen versleten zijn. Vervang de zijbezem als deze te versleten is (lengte borstelharen ongeveer 10 cm).


      1. Zijbezem
      2. Schroeven
      1. Apparaat uitzetten.

      2. 3 schroeven aan de onderkant uitschroeven.

      3. Zijbezem verwijderen.

      4. Indien nodig opname reinigen.

      5. Nieuwe zijbezem op meenemer steken en met schroeven bevestigen.

      Veegwals vervangen/controleren

      Veegwals demonteren

      Door de vlottende lagering van de veegwals wordt bij slijtage van de borstels de veegspiegel automatisch bijgesteld. Bij te sterke slijtage (reinigingsresultaat niet bevredigend) vervangen.


      1. Kartelschroef, links
      2. Lagerplaat
      3. Afdekplaat
      4. Kartelschroef, rechts
      1. Apparaat uitzetten.

      2. Motorkap openen.

      3. Linker kartelschroef uitschroeven.

      4. Lagerplaat uittrekken.

      5. Rechter kartelschroef uitschroeven.

      6. Afdekplaat aftrekken.

      7. Veegwals uittrekken.

      Veegwals inbouwen


      1. Veegwals
      2. Veegwalsopname
      3. Uitlijning van de borstelharen naar voren in de rijrichting
      1. Veegwals op slijtage en ingewikkelde banden controleren.

      2. Indien nodig: nieuwe veegwals inbouwen.

      3. Zorg er bij de installatie voor dat de borstelharen correct zijn uitgelijnd (veegwalsopnames zijn identiek).

      4. Afdekplaat en lagerplaat in omgekeerde volgorde monteren.

      Afdichtlijsten vervangen / instellen

      Afdichtlijsten
      Instelwaarden
      Zijdelingse afdichtlijsten
      Afstand tot de grond 0 - 1 mm
      Voorste afdichtlijst
      Naloop 10-15 mm
      Achterste afdichtlijst
      Naloop 5-10 mm

      Instructie

      De naloop van de voorste en achterste afdichtlijst definieert het omleggen van de afdichtlip naar achteren bij het vooruitrijden.

      De zijdelingse afdichtlijsten moeten bij juiste instelling een afstand tot de grond hebben.


      1. Bevestiging
      2. Zijdelingse afdichtlijst
      3. Voorste afdichtlijst
      4. Achterste afdichtlijst
      1. Bevestiging van de afdichtlijsten losmaken.

      2. Afdichtlijst door verschuiven in de langgaten instellen.

        1. Waarden zie in de tabel.

      3. Kloppen de instellingen, dan de afdichtlijsten bevestigen.

      Stoffilter controleren/vervangen

      GEVAAR

      Gezondheidsrisico door stof

      Draag een stofmasker en veiligheidsbril bij werkzaamheden aan de filterinstallatie.

      Neem de veiligheidsvoorschriften bij de omgang met fijn stof in acht.


      1. Afdekking
      2. Greep
      3. Hendel stoffilter
      4. Stoffilter (ronde filter)
      1. Apparaat uitzetten.

      2. Wacht ten minste 1 minuut zodat het stof kan neerdalen.

      3. Draai de afdekking naar boven aan de verzonken greep.

      4. Beweeg de hendel van het stoffilter naar rechts.

      5. Stoffilter naar boven toe verwijderen.

      6. Indien nodig: Stoffilter reinigen (uitzuigen of voorzichtig afkloppen) of nieuwe stoffilter plaatsen.

      Veiligheidshendel vuilreservoir in-/uitbouwen

        Inbouwen:

      1. Parkeer de machine op een stevige, horizontale ondergrond.

      2. Til het vuilreservoir volledig op, zie hoofdstuk Vuilreservoir leegmaken.

      3. Schakel de machine uit, zie hoofdstuk Apparaat uitschakelen.

      4. Open de rechter bekleding, zie hoofdstuk Bekleding rechts openen/sluiten.

      5. Verwijder de veiligheidsbeugel.

        1. Trek de splitpennen uit de bouten.

        2. Trek de bouten eruit en verwijder de veiligheidsbeugel van de balk.


      6. Plaats de veiligheidsbeugel tussen de rechterbalk en de rechter hefarm zoals afgebeeld.


      7. Plaats de bouten.

        1. Plaats de bouten in de boringen.

        2. Steek de splitpennen in de boringen van de bouten totdat de splitpennen vastklikken.


        LET OP

        Beschadigingsgevaar!

        Het optillen of neerlaten van het vuilreservoir met gemonteerde veiligheidsbeugel veroorzaakt schade aan de machine en de veiligheidsbeugel! Om te voorkomen dat het vuilreservoir hydraulisch wordt opgetild of neergelaten, is het niet mogelijk om de rechterbekleding te sluiten wanneer de veiligheidsbeugel is ingebouwd. Dit activeert de veiligheidsschakeling.

        Sluit de rechterbekleding voorzichtig!

      8. Uitbouwen:

      9. De uitbouw gebeurt in de omgekeerde volgorde.

      Hulp bij storingen

      Kleinere storingen kunt u met behulp van het volgende overzicht zelf verhelpen.

      Bij alle niet vermelde storingen met de klantenservice (service) contact opnemen!

      GEVAAR

      Gevaar voor ongevallen en letsel door onbedoelde beweging van het voertuig

      Schakel voor alle verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden het voertuig uit en trek de contactsleutel eruit.

      GEVAAR

      Gevaar voor elektrische schokken

      Koppel de accu bij werkzaamheden aan elektrische componenten los.

      Reparatiewerkzaamheden en werkzaamheden aan elektrische componenten mogen alleen door de geautoriseerde klantenservice worden uitgevoerd.

      • De motor start niet 

      • Motor loopt onregelmatig 

      • Motor draait, maar apparaat rijdt niet of slechts langzaam 

      • Motor schakelt niet uit (programmakeuzeschakelaar en sleutelschakelaar in stand OFF) 

      • Stof bij het vegen/onvoldoende zuigcapaciteit 

      • Reinigingsresultaat niet bevredigend 

      • Veegwals/zijbezems draaien niet 

      • Legen vuilreservoir functioneert niet 

      • De rechterbekleding kan niet worden gesloten 

      De motor start niet

      Oplossing:

      • Starter controleren/laden.

      • Sleutelschakelaar in stand "I - ON".

      • Programmakeuzeschakelaar in de stand "Rijden"

      • Bij koude buitentemperaturen: Chokehendel bedienen.

      • Op de bestuurdersplaats plaats nemen (stoelcontactschakelaar wordt geactiveerd).

      • Sluit de motorkap en de bekleding volledig.

      • Controleer het motoroliepeil, vul motorolie bij indien nodig.

      • Brandstof tanken.

      • Brandstofkraan openen.

      • Controleer de bougie.

      Motor loopt onregelmatig

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Vulpeil van de brandstoftank controleren.

      • Stand van de chokehendel controleren.

      • Controleer aansluitingen en leidingen van het brandstofsysteem.

      • Controleer / reinig / vervang bougie.

      • Luchtfilter reinigen/vervangen.

      Motor draait, maar apparaat rijdt niet of slechts langzaam

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Parkeerrem loszetten.

      • Stand van de vrijloophendel controleren.

      • Controleer / vul het vulpeil van de hydrauliekolietank bij.

      • Bij vriestemperaturen en koude hydraulische olie: Laat het apparaat minstens 3 minuten warm draaien.

      Motor schakelt niet uit (programmakeuzeschakelaar en sleutelschakelaar in stand OFF)

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Benzinemotor:

        1. Open de motorkap (pas op voor de draaiende V-snaar).

        2. Brandstofkraan sluiten.

      Stof bij het vegen/onvoldoende zuigcapaciteit

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Vuilreservoir leegmaken.

      • Stoffilter controleren/reinigen/vervangen.

        1. Correcte plaatsing van de stoffilter controleren.

        2. Stoffilter bij lichte verontreinigingen reinigen.

        3. Stoffilter bij beschadiging of sterke verontreiniging vervangen.

      • Afdichtlijsten in het veegbereik op slijtage controleren. Stel deze opnieuw af of vervang hem indien nodig.

      • Controleer / vervang de afdichtingen van de filterkast.

      • Afdichtstrips op vuilreservoir controleren / vervangen.

      Reinigingsresultaat niet bevredigend

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Veegwals en zijbezems op slijtage controleren, indien nodig vervangen.

      • Afdichtlijsten op slijtage controleren, indien nodig instellen/vervangen.

      • Werking van de grofvuilklep controleren.

      • Klep voor nat vegen sluiten.

      • Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.

      • Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.

      Veegwals/zijbezems draaien niet

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Zet de programmakeuzeschakelaar op het gewenste programma “Vegen”.

      • Vulniveau van de hydraulische olietank controleren.

      • Hydraulisch systeem op dichtheid controleren.

      • Veegwals/zijbezems op ingewikkelde banden controleren.

      • Contact opnemen met de klantenservice.

      Legen vuilreservoir functioneert niet

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Schroef afschuifbeveiliging van het vuilreservoir (links en rechts) is afgebroken, vervang de kapotte schroef.

      • Contact opnemen met de klantenservice.

      De rechterbekleding kan niet worden gesloten

      Oorzaak:

      Oplossing:

      • Het vuilreservoir is beveiligd door de veiligheidsbeugel. De veiligheidsbeugel verwijderen, zie hoofdstuk Veiligheidshendel vuilreservoir in-/uitbouwen.

      Zekeringen van het apparaat

      Als een functie uitvalt, kunt u de zekeringen van het apparaat controleren alvorens contact op te nemen met de klantenservice.

      WAARSCHUWING

      Beschadigingsgevaar door verkeerde behandeling

      De besturing of apparaatcomponenten kunnen beschadigd raken door verkeerd geplaatste zekeringen!

      Vervang de zekeringen van het apparaat alleen door zekeringen van hetzelfde type (mespatroon) en met dezelfde waarde (A).

      De zekeringen van het apparaat bevinden zich op de elektronische besturing van het voertuig.

      De besturing bevindt zich onder de voorste afdekking van de stuurkolom:


      1. Zet het apparaat uit en zet het vast om wegrollen te voorkomen.

      2. Minpool van de accu afklemmen.

      3. Draai de vijf schroeven van de voorste afdekking los.

      4. Afdekking verwijderen.

      5. Identificeer de defecte zekering van het apparaat aan de hand van de tabel.

      6. Vervang de defecte zekering van het apparaat.

      7. Plaats de afdekking terug.

      8. Sluit de minpool van de accu weer aan.

      Apparaatzekeringen (overzicht)


      A: Zekeringen op de elektronische besturing

      Apparaatzekering
      Waarde (A)
      Benaming
      F100H
      7,5
      Sleutelschakelaar
      F102H
      7,5
      Werklamp
      F103H
      7,5
      Waterpomp
      F104H
      3
      Led
      F105H
      7,5
      Werklamp
      F106H
      3
      Blue Spot
      F107H
      1
      Teller
      F109H
      5
      Filter motor
      F110H
      7,5
      Hoorn
      F111H
      10
      Hefmotoren
      F112H
      5
      Motor Start
      F113H
      1
      Zwaailicht
      F114H
      1
      Lediging positiesensor
      F200H
      30
      Hoofdzekering
      F201H
      3
      K1 hoofdkraan
      F205H
      3
      K4 veegmachines
      F207H
      3
      K6 klep openen
      F209H
      3
      K3 klep sluiten
      F212H
      3
      K5 optillen
      F213H
      3
      K2 laten zakken

      B: Zekeringen in de kabelboom (zekeringhouder)

      Apparaatzekering
      Waarde (A)
      Benaming
      F1 (M9)
      7,5
      Hefmotor
      F2 (M8)
      7,5
      Hefmotor
      F3 (M11)
      7,5
      Hefmotor

      Toebehoren/reserveonderdelen

      Hierna (bij wijze van uittreksel) een overzicht van de slijtageonderdelen of optionele verkrijgbaar toebehoren.

      Toebehoren
      Beschrijving
      Bestelnr.
      Zijbezem, standaard
      Voor binnen- en buitenoppervlakken
      6.905-986.0
      Zijbezem, zacht
      Voor fijn stof, op binnen- en buitenoppervlakken
      Bestand tegen natheid
      6.906-133.0
      Zijbezem, hard
      Voor het verwijderen van stevig aanplakkend vuil, buiten
      Bestand tegen natheid
      6.906-065.0
      Onkruidborstel
      Zijbezems voor het verwijderen van onkruid
      6.906-065.0
      Veegwals, standaard
      Voor binnen- en buitenoppervlakken
      Slijtvast en bestand tegen natheid
      6.905-095.0
      Veegwals, zacht
      Voor fijn stof, op binnen- en buitenoppervlakken
      Bestand tegen natheid
      6.905-190.0
      Veegwals, hard
      Voor het verwijderen van stevig aanplakkend vuil, buiten
      Bestand tegen natheid
      6.905-191.0
      Stoffilter (ronde filter)
      6.414-532.0
      Afdichtlijst, zijkant
      links en rechts
      5.365-078.0
      Afdichtlijst, achter
      5.365-053.0
      Afdichtlijst, voor
      5.294-000.0
      Aanbouwset zijbezem, links
      Moet door de klantenservice worden gemonteerd
      2.852-912.7
      Voorwiel
      Als vervanging
      6.435-120.0
      Achterwiel
      Als vervanging
      6.435-291.0
      Home Base toebehoren
      Beschrijving
      Bestelnr.
      Adapter
      Voor de bevestiging aan de Home Base rail (apparaat)
      5.035-488.0
      Dubbele haak
      Alleen in combinatie met adapter bruikbaar
      6.980-077.0
      Reservoir reinigingsmiddel
      Alleen in combinatie met adapter bruikbaar
      4.070-006.0
      Set tang voor grof vuil
      Tang voor grof vuil inclusief bevestiging aan het apparaat
      4.035-524.0

      Technische gegevens

        

      Gegevens capaciteit apparaat
      Rijsnelheid (max.)
      7 km/h
      Werksnelheid (max.)
      7 km/h
      Klimvermogen (max.)
      18 %
      Werkbreedte zonder zijbezem
      730 mm
      Werkbreedte met 1 zijbezem
      1000 mm
      Theoretische oppervlaktecapaciteit
      Oppervlaktevermogen
      7000 m2/h
      Accu
      Accutype
      onderhoudsvrij
      Accuspanning
      12 V
      Omgevingsvoorwaarden
      Omgevingstemperatuur
      -5...+40 °C
      Luchtvochtigheid, niet condenserend
      0...90 %
      Afmetingen en gewichten
      Lengte
      1660 mm
      Breedte
      1110 mm
      Hoogte
      1355 mm
      Leeggewicht (transportgewicht)
      570 kg
      Toegestaan totaal gewicht
      944 kg
      Breedte veegwals
      730 mm
      Diameter veegwals
      285 mm
      Diameter zijbezem
      410 mm
      Vuilreservoir
      Volume vuilreservoir
      120 l (kg)
      Ontlaadhoogte (max.)
      1520 mm
      Filter en zuigsysteem
      Filteroppervlak
      6 m2
      Verbrandingsmotor
      Motortype
      Honda GX 270
      Type
      1-cilinder 4-takt
      Cilinderinhoud
      270 cm3
      Co2-emissie in overeenstemming met de meetmethode van EU-verordening 2016/1628 (niveau V)
      762 g/kWh
      Koeltype
      Luchtgekoeld
      Motorrendement
      6,3 / 8,4 kW/PS
      Bougietype
      BPR6ES (NGK)
      Inhoud brandstoftank
      5,3 l
      Motortoerental
      3600 1/min
      Gebruiksduur bij volle tank
      ca. 3,5 h
      Bedrijfsstoffen
      Brandstoftype
      Benzin bleifrei (min. 91 Oktan)
      Type motorolie
      API SJ
      Hoeveelheid motorolie
      1,1 l
      Type olie
      SAE 10W30
      Soort hydraulische olie
      Shell Tellos S 3 V 68
      Bandenuitrusting
      Adapterplaat, voor
      ø 300 mm
      Adapterplaat, achter
      4.00-8 6PR
      Bandenspanning
      0,6 (6) MPa (bar)
      Berekende waarden conform EN 60335-2-72
      Hand-arm-vibratiewaarde
      1,9 m/s2
      Vibratiewaarde stoel
      0,4 m/s2
      Geluidsdrukniveau LpA
      79 dB(A)
      Onzekerheid
      2,5 dB(A)
      Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA
      95 dB(A)

      EU-conformiteitsverklaring

      Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.

      Product: Veeg-/zuigmachine

      Type: 1.280-xxx.0

      Relevante EU-richtlijnen

      2006/42/EG (+2009/127/EG)

      2014/30/EU

      2000/14/EG

      2014/53/EU (TCU)

      Toegepaste geharmoniseerde normen

      EN 60335-1

      EN 60335-2-72

      EN 55012: 2007 + A1: 2009

      EN 62233: 2008

      TCU

      EN 301 511 V12.5.1

      EN 300 440 V2.1.1

      EN 300 328 V2.2.2

      EN 300 330 V2.1.1

      Toegepaste nationale normen

      -

      Toegepaste conformiteitswaarderingsprocedure

      2000/14/EG: Bijlage V

      Geluidsvermogensniveau dB(A)

       

      Gemeten: 93

      Gegarandeerd: 95

      De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.


      Gevolmachtigde voor de documentatie:

      S. Reiser

      Alfred Kärcher SE & Co. KG

      Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40

      71364 Winnenden (Germany)

      Tel.: +49 7195 14-0

      Fax: +49 7195 14-2212

      Winnenden, 2021/06/01