LogoKIRA B 50 
  • Algemene instructies
    • Gebruikersgroepen
  • Reglementair gebruik
  • Veiligheidsinstructies
    • Gevarenniveaus
    • Persoonlijke veiligheidsuitrusting
    • Algemene veiligheidsinstructies
    • Gevaar voor elektrische schokken
    • Werking
      • Werking met reinigingsmiddel
      • Accu
      • Apparaten met roterende borstels
    • Verzorging en onderhoud
    • Toebehoren en reserveonderdelen
    • vervoer
    • Veiligheidsinrichtingen
      • Noodstoptoets
      • Veiligheidsschakelaars
      • Afstandssensor
      • Optische sensor
    • Dockingstation
    • Symbolen waarschuwingsinstructies
  • Milieubescherming
  • Toebehoren en reserveonderdelen
  • Leveringsomvang
  • Garantie
  • Beknopte gebruiksaanwijzing
    • Voorbereidingen voor het aanleren van nieuwe routes
      • Positiecodes
      • Onderverdeling van de omgeving in reinigingsbereiken
      • Voorbereiding van de omgeving
    • Het instellen van nieuwe routes
      • Inleiding tot de teach-in
      • Het aanleren van nieuwe routes
        • Afstanden tot gevaarlijke punten en beperkingen van het apparaat
        • Werkwijze
        • De Smart Fill-functie
        • Routes beëindigen
    • Routes afspelen
      • Startvoorwaarden
      • Selectie van routes
      • Routes koppelen
      • Dagelijks onderhoud
    • Beste praktijken in verschillende toepassingsgebieden
      • Algemene gevaarlijke punten die vermeden moeten worden
      • Voorbeeld van de verdeling van reinigingsbereiken
      • Detailhandel
      • Winkelcentrum
      • Luchthaven
      • Opslagplaats
      • Ziekenhuis
    • Veelgestelde vragen
      • Hoe neemt het apparaat zijn omgeving waar?
      • Hoe zal het apparaat aangeleerde routes herhalen?
      • Hoe dicht kan het apparaat bij de wand komen terwijl het vloeroppervlak wordt gereinigd?
      • Wat gebeurt er als de noodstopknop wordt ingedrukt?
      • Is de kaart zelflerend en voegt ze nieuwe hindernissen toe?
      • Herkent het apparaat glazen obstakels?
      • Hoe communiceert de robot met zijn omgeving?
  • Bedieningselementen
    • Voorzijde
    • Reservoir voor grof vuil
    • Reinigingskop
    • Achterzijde
    • Bedieningsveld
    • Kleurmarkering
    • Symbolen op het apparaat
  • Lossen
  • Accu laden
    • Systeem van stroomvoorziening loskoppelen
  • Gebruiksaanwijzing downloaden
  • Bedrijfsstoffen bijvullen
    • Schoon water
      • Zonder dockingstation, met vulsysteem
      • Zonder dockingstation, zonder vulsysteem
    • Reinigingsmiddel
      • Reinigingsmiddelreservoir vervangen
  • Zuigbalk aanbrengen
    • Helling instellen
    • Hoogte instellen
  • Apparaat controleren
  • Apparaat inschakelen
  • Bedieningsinstructies op aanraakscherm weergeven
  • Instellingen
    • Gebruiker aanmaken
    • Netwerkinstellingen
    • Netwerk toevoegen
    • Algemene instellingen
  • Docking
  • Handmatig gebruik
    • Reiniging beëindigen
  • Autonome werking
    • Positionscodes
    • Regels voor autonome werking
    • Route aanleren
      • Smart Fill
    • Route zoeken en uitvoeren
      • Route zoeken volgens Positionscode
      • Route op naam zoeken
      • Route uitvoeren
      • Route uitvoeren zonder positiecode
      • Route met vertraging uitvoeren
      • Route annuleren
      • Route hervatten
      • Route beëindigen
    • Route wijzigen/verwijderen
    • Nieuwe event op route plaatsen
    • Reinigungsbericht
  • Vuilwater aftappen
  • Verswater aftappen
  • Transport
  • Opslag
  • Verzorging en onderhoud
    • Onderhoudsintervallen
      • Na elk gebruik
      • Wekelijks
      • Eens per maand
      • Jaarlijks
    • Onderhoudswerkzaamheden
      • Onderhoudswerkzaamheden als animatie
      • Turbinebeschermzeef reinigen
      • Grofvuilfilter reinigen
      • Filter verswater reinigen
      • Zuigbalk reinigen
      • Zuigstrips vervangen of draaien
      • Container voor grof vuil legen
      • Vuilwaterreservoir spoelen met spoelsysteem
      • Vuilwaterreservoir spoelen zonder spoelsysteem
      • Waterverdeelstrip reinigen
      • Borstelwalzen vervangen
      • Schraaplippen vervangen
      • Zijbezems vervangen
      • Reinigen van het dockingstation (optie)
      • Sensoren reinigen
  • Storingen weergegeven op het display
    • Interne fout

    • Noodstopknop is geactiveerd

    • Noodstopknop losgelaten

    • Deksel van vuilwaterreservoir open of verstopping

    • Dockingstation zonder stroomvoorziening

    • Dockingstation zonder watertoevoer

    • Docking station verstopt

    • Docken mislukt

    • Probleem bij lokaliseren

    • Autonome taak geannuleerd

    • Smart-Fill is mislukt

    • Robot heeft de aangewezen route verlaten

    • Schoonmaaktaak voltooid

    • Route geblokkeerd

    • Afgrond-laserscanner vuil

    • Laserscanner achteraan vuil

    • Laserscanner vooraan vuil

    • Software-update mislukt

    • Software-update succesvol

    • Software-update gestart

    • Software-update beschikbaar

    • Accu volledig opgeladen

    • Accu leeg

    • Laadstand accu laag

    • De remtest is mislukt. Handremlichter controleren

    • Remtest noodzakelijk. Houd de handgreepschakelaars geactiveerd

    • Geen motorondersteuning na uitloggen

    • Gebruiker is niet ingelogd terwijl een afgrond wordt gedetecteerd

    • Controle reinigingsmodules

    • Grote daling zuigvermogen

    • Fout in zuigsysteem

    • Overbelasting borstelmotor

    • Vuilwaterreservoir vol

    • Geen schoonwaterdebiet

  • Technische gegevens
  • EU-conformiteitsverklaring

      KIRA B 50 

      59800570 (06/23)

      Algemene instructies

      Lees voor het eerste gebruik van het apparaat deze oorspronkelijke gebruiksaanwijzing en volg de instructies erin op.

      Bewaar de gebruiksaanwijzing voor later gebruik of voor de volgende eigenaar.

      Lees vóór het eerste gebruik van het apparaat ook de volledige gebruiksaanwijzing, die op het display van het apparaat kan worden geraadpleegd of op een smartphone kan worden gedownload.

      Dit apparaat kan onderdelen bevatten die onder een open-sourcelicentie vallen en/of door derden zijn ontwikkeld. Een lijst van de in het apparaat aanwezige open-source softwarecomponenten (met inbegrip van de houders van de auteursrechten en de licentievoorwaarden) kan worden weergegeven op het aanraakscherm van het apparaat. Om dit te bekijken, opent u het hoofdmenu, ga naar Instellingen en open Systeeminfo.

      Gebruikersgroepen

      Deze handleiding is bestemd voor de gebruikersgroepen Anwender en Administrator.

      Aan elke gebruiker kunnen via het aanraakscherm van het apparaat machtigingen voor diverse functies van het apparaat worden verleend of geweigerd.

      Alle beschrijvingen in deze handleiding hebben betrekking op de basisinstellingen die in het apparaat voor de respectieve gebruikersgroep worden voorgesteld.

      Reglementair gebruik

      Dit apparaat is geschikt voor commercieel en industrieel gebruik, bijvoorbeeld in hotels, scholen, ziekenhuizen, fabrieken, winkels, kantoren en verhuurbedrijven. Gebruik dit apparaat uitsluitend overeenkomstig de gegevens in deze gebruiksaanwijzing.

      • Het apparaat mag alleen voor de reiniging van vochtongevoelige en polijstongevoelige, gladde vloeren worden gebruikt.

      • Dit apparaat is bedoeld voor gebruik binnenshuis.

      • Dit apparaat is alleen geschikt voor gebruik in droge ruimten.

      • Het bedrijfstemperatuurbereik ligt tussen +5 °C en +40 °C.

      • Het apparaat is niet geschikt voor de reiniging van bevroren vloeren (bijvoorbeeld in koelhuizen).

      • Het apparaat is geschikt voor een maximale waterhoogte van 1 cm. Rijd niet in een zone waar het gevaar bestaat dat de maximale waterhoogte wordt overschreden.

      • Bij het gebruik van oplaadapparaten of batterijen mogen alleen de in de gebruiksaanwijzing toegestane componenten worden gebruikt. Een afwijkende combinatie moet door de verantwoordelijke leverancier van het oplaadapparaat en/of de batterij zijn goedgekeurd.

      • Het apparaat is niet bedoeld voor het reinigen van openbare verkeerswegen.

      • Het apparaat mag niet worden gebruikt op drukgevoelige vloeren. Houd rekening met de toelaatbare oppervlaktebelasting van de vloer. De oppervlaktebelasting door het apparaat is aangegeven in de technische gegevens.

      • Het apparaat is niet geschikt voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.

      • Het apparaat is toegelaten voor gebruik op oppervlakken met een maximale stijging (zie hoofdstuk “Technische gegevens”).

      Veiligheidsinstructies

      Lees voor het eerste gebruik van het apparaat deze gebruiksaanwijzing en de volledige gebruiksaanwijzing (op het display van het apparaat), neem deze instructies in acht en handel dienovereenkomstig.

      • Gebruik het apparaat alleen wanneer de kap en alle afdekkingen gesloten zijn.

      • Druk in een noodgeval op de noodstoptoets voor onmiddellijke buitenwerkingstelling.

      • Gebruik het apparaat alleen op oppervlakken die de maximaal toegestane helling niet overschrijden (zie hoofdstuk “Technische gegevens”).

      • Plaats tijdens het dockingproces geen enkel lichaamsdeel tussen het dockingstation en het apparaat.

      Gevarenniveaus

      GEVAAR

      Aanwijzing voor direct dreigend gevaar dat tot zware of dodelijke verwondingen leidt.

      WAARSCHUWING

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot zware of dodelijke verwondingen kan leiden.

      VOORZICHTIG

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot lichte verwondingen kan leiden.

      LET OP

      Aanwijzing voor een mogelijk gevaarlijke situatie die tot materiële schade kan leiden.

      Persoonlijke veiligheidsuitrusting

      VOORZICHTIG

      Draag bij werkzaamheden aan het apparaat geschikte handschoenen.

      Algemene veiligheidsinstructies

      GEVAAR

      Verstikkingsgevaar. Houd verpakkingsfolie buiten het bereik van kinderen.

      WAARSCHUWING

      Gebruik het apparaat alleen volgens de voorschriften. Houd rekening met de plaatselijke omstandigheden en let bij het uitvoeren van werkzaamheden met het apparaat op andere personen en met name kinderen.

      WAARSCHUWING

      Dit apparaat mag niet worden gebruikt door personen met een fysieke, sensorische of verstandelijke beperking of een gebrek aan ervaring en/of kennis.

      WAARSCHUWING

      Alleen personen die in de omgang met het apparaat zijn geïnstrueerd of hebben bewezen dat ze het apparaat correct bedienen en uitdrukkelijk de opdracht hebben dit apparaat te gebruiken, mogen het apparaat gebruiken.

      WAARSCHUWING

      Kinderen mogen het apparaat niet gebruiken.

      WAARSCHUWING

      Houd toezicht op kinderen om ervoor te zorgen dat ze niet met het apparaat spelen.

      WAARSCHUWING

      Houd kinderen en onbevoegden uit de buurt van het apparaat.

      VOORZICHTIG

      Veiligheidsinrichtingen zijn er voor uw veiligheid. Verander of omzeil veiligheidsinrichtingen nooit.

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor letsel door tankdeksel!

      Gevaar voor beknelling van ledematen door het onverwacht dichtslaan van het tankdeksel.

      Open het tankdeksel tot aan de aanslag om te voorkomen dat het per ongeluk dichtslaat.

      Sluit het tankdeksel alleen wanneer er zich geen ledematen tussen de tank en het tankdeksel bevinden.

      Gevaar voor elektrische schokken

      GEVAAR

      De aangegeven spanning op het typeplaatje moet overeenkomen met de spanning van de stroombron.

      GEVAAR

      Raak stekkers en stopcontacten nooit met vochtige handen aan.

      GEVAAR

      Sluit apparaten van beschermingsklasse I alleen op correct geaarde stroombronnen aan.

      WAARSCHUWING

      Sluit het apparaat alleen aan op een elektrische aansluiting die door een elektricien conform IEC 60364-1 is uitgevoerd.

      WAARSCHUWING

      Schakel het apparaat onmiddellijk uit in geval van lekkage.

      WAARSCHUWING

      Schakel het apparaat bij schuimvorming of bij het uitlopen van vloeistof onmiddellijk uit en trek de netstekker van het dockingstation of van het oplaadapparaat uit.

      WAARSCHUWING

      Controleer voor elk gebruik van het apparaat of de stroomleiding met netstekker niet is beschadigd. Als de stroomleiding is beschadigd, moet deze onmiddellijk door de fabrikant, de geautoriseerde klantenservice of een elektricien worden vervangen om gevaar te vermijden.

      WAARSCHUWING

      Beschadig de stroom- en verlengkabel niet door overrijden, beknellen, scheuren en dergelijke. Bescherm de stroomkabel tegen hitte, olie en scherpe randen.

      WAARSCHUWING

      Gebruik alleen de door de fabrikant voorgeschreven stroomleiding; dit geldt ook voor de vervanging van de leiding. Bestelnummer en type, zie Gebruiksaanwijzing.

      WAARSCHUWING

      Vervang de koppelingen aan de stroom- of verlengkabel alleen door spatwaterbestendige kabels met dezelfde mechanische sterkte.

      Werking

      GEVAAR

      Controleer het apparaat vóór de inbedrijfstelling zoals beschreven in het hoofdstuk “Apparaat controleren”.

      GEVAAR

      Neem de regels voor autonome werking in acht zoals beschreven in het hoofdstuk “Regels voor autonome werking”.

      GEVAAR

      Let bij het gebruik van het apparaat in gevarenzones (bijv. tankstations) op de veiligheidsvoorschriften.

      GEVAAR

      Het apparaat mag niet in explosieve bereiken worden gebruikt.

      GEVAAR

      Nooit explosieve vloeistoffen, brandbare gassen, explosief stof, onverdunde zuren of oplosmiddelen rondspuiten of opzuigen. Hiertoe behoren benzine, verfverdunner of stookolie die explosieve dampen of mengsels kunnen vormen wanneer ze met de zuiglucht worden opgewerveld, evenals aceton, onverdunde zuren en oplosmiddelen, omdat deze de aan het apparaat gebruikte materialen aantasten.

      GEVAAR

      Zuig geen brandbare of gloeiende voorwerpen op.

      WAARSCHUWING

      Gebruik het apparaat niet om mensen of dieren te stofzuigen.

      WAARSCHUWING

      Gebruik het apparaat niet op gladde vloeren.

      WAARSCHUWING

      Overschrijd op hellende vlakken niet de in de gebruiksaanwijzing aangegeven waarde voor de hellingshoek naar de zijkant en in de rijrichting.

      WAARSCHUWING

      Draag nauwsluitende kleding om te voorkomen dat u door draaiende delen wordt gegrepen (geen stropdas, geen lange wijde rok enz.).

      VOORZICHTIG

      Controleer het apparaat en toebehoren, met name de stroomkabel en het verlengsnoer, vóór elk gebruik op correcte toestand en bedrijfsveiligheid. Trek bij beschadiging de stekker uit het stopcontact en gebruik het apparaat niet.

      VOORZICHTIG

      Vervoer geen passagiers met het apparaat.

      VOORZICHTIG

      Open de kap niet als de motor draait.

      VOORZICHTIG

      Het apparaat is niet geschikt voor het afzuigen van gezondheidsgevaarlijke stoffen.

      LET OP

      Gebruik het apparaat niet bij temperaturen onder 0 °C.

      LET OP

      Het apparaat is geen stofzuiger. Zuig niet meer vloeistof op dan u hebt gesproeid. Gebruik het apparaat nooit voor het opzuigen van droog vuil.

      LET OP

      Het apparaat is uitsluitend geschikt voor de in de gebruiksaanwijzing aangegeven ondergronden.

      LET OP

      Het apparaat is geschikt voor vochtige tot natte bodems met een waterniveau van maximaal 1 cm. Rijd niet op terreinen waar het water hoger staat dan 1 cm.

      LET OP

      Neem de wettelijke voorschriften in acht bij het afvoeren van het vuile water en het loog.

      LET OP

      Gebruik het apparaat niet in openlucht.

      Werking met reinigingsmiddel

      VOORZICHTIG

      Bewaar reinigingsmiddelen buiten het bereik van kinderen.

      VOORZICHTIG

      Gebruik de aanbevolen reinigingsmiddelen niet in onverdunde vorm. De producten zijn bedrijfsveilig, omdat zij geen zuren, logen of milieuschadelijke stoffen bevatten. Als de reinigingsmiddelen in contact komen met uw ogen, dient u ze onmiddellijk grondig uit te spoelen met water en contact op te nemen met een dokter. Dit geldt ook voor het inslikken van reinigingsmiddelen.

      VOORZICHTIG

      Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen reinigingsmiddelen en neem de toepassings-, verwijderings- en waarschuwingsinstructies van de reinigingsmiddelfabrikant in acht.

      Accu

      Lithium-ionbatterijen zijn in dit apparaat ingebouwd. Deze zijn onderworpen aan speciale criteria. Het verwijderen en installeren, evenals het testen van defecte batterijen mag alleen worden uitgevoerd door de klantenservice van Kärcher of door een expert.

      Opslag- en transportinstructies ontvangt u van uw Kärcher-klantenservice.

      GEVAAR

      Aanpassingen en veranderingen aan het apparaat zijn niet toegestaan.

      U mag de batterij niet openen, er bestaat gevaar voor kortsluiting. Bovendien kunnen irriterende dampen of bijtende vloeistoffen ontsnappen.

      Stel de batterij niet bloot aan fel zonlicht, hitte en vuur. Er is ontploffingsgevaar.

      Gebruik het oplaadapparaat niet in een explosieve omgeving.

      Gebruik het oplaadapparaat niet in verontreinigde of natte toestand.

      Zorg voor voldoende ventilatie tijdens het laadproces.

      Explosiegevaar. In de buurt van een batterij of in een batterijlaadruimte mag u niet met een open vlam werken, mag u geen vonken maken of roken.

      Explosiegevaar. Leg geen gereedschappen en dergelijke op de batterij, d.w.z. op de eindpolen en celverbinders.

      WAARSCHUWING

      Controleer vóór elk gebruik het apparaat en het netsnoer op beschadigingen. Gebruik beschadigde apparaten niet meer en laat beschadigde onderdelen alleen door gekwalificeerd personeel repareren.

      Houd kinderen uit de buurt van batterijen en oplaadapparaat.

      Laad geen beschadigde batterijen op. Laat beschadigde batterijen vervangen door de Kärcher-klantenservice.

      Gooi een defecte batterij niet bij het huisvuil. Informeer de Kärcher-klantenservice.

      Vermijd contact met vloeistof die uit defecte accu's komt. Bij toevallig contact de vloeistof met water afspoelen. In geval van contact met de ogen ook een arts raadplegen.

      VOORZICHTIG

      Neem deze gebruiksaanwijzing altijd in acht. Neem de aanbevelingen van de wetgever m.b.t. de omgang met batterijen in acht.

      De netspanning moet overeenkomen met de spanning die op het typeplaatje van het apparaat is aangegeven.

      Gebruik de batterij alleen met dit apparaat. Het is verboden en gevaarlijk om ze voor andere doeleinden te gebruiken.

      Apparaten met roterende borstels

      VOORZICHTIG

      Ongeschikte borstels brengen uw veiligheid in gevaar. Gebruik alleen de borstels die bij het apparaat zijn geleverd of de borstels die in de gebruiksaanwijzing worden aanbevolen.

      Verzorging en onderhoud

      WAARSCHUWING

      Vóór reiniging, onderhoud, het vervangen van onderdelen en het overschakelen op een andere functie, moet u het apparaat uitschakelen. Trek bij apparaten die op het elektriciteitsnet zijn aangesloten de netstekker uit het stopcontact. Trek bij apparaten op batterijwerking de batterijstekker eruit of klem de batterij af.

      VOORZICHTIG

      Laat reparatiewerkzaamheden, de inbouw van reserveonderdelen en werkzaamheden aan elektrische onderdelen alleen door de geautoriseerde klantenservice uitvoeren.

      VOORZICHTIG

      Laat reparaties alleen uitvoeren door erkende klantenservices of experts voor dit gebied die bekend zijn met alle relevante veiligheidsvoorschriften.

      VOORZICHTIG

      Reinig regelmatig de waterniveaubegrenzer en controleer daarbij op beschadigingen aan het apparaat.

      LET OP

      Houd u volgens de plaatselijk geldende voorschriften aan de veiligheidscontrole voor verplaatsbare, commercieel gebruikte apparaten.

      LET OP

      Kortsluitingen of andere schade. Reinig het apparaat niet met een slang of een hogedrukstraal.

      Toebehoren en reserveonderdelen

      VOORZICHTIG

      Gebruik alleen toebehoren en reserveonderdelen die worden aanbevolen door de fabrikant. Origineel toebehoren en originele reserveonderdelen garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.

      vervoer

      VOORZICHTIG

      Zet de motor vóór het transport af. Houd bij de bevestiging van het apparaat rekening met het gewicht, zie hoofdstuk Technische gegevens in de gebruiksaanwijzing.

      Veiligheidsinrichtingen

      VOORZICHTIG

      Ontbrekende of gewijzigde veiligheidsinrichtingen

      Veiligheidsinrichtingen zijn er voor uw veiligheid.

      Verander of omzeil veiligheidsinrichtingen nooit.

      Instructie

      De beveiligingsfuncties van het apparaat worden niet beïnvloed wanneer er geen netwerkverbinding is.

      Noodstoptoets

      Als de noodstoptoets wordt ingedrukt, worden alle reinigings- en rijfuncties onmiddellijk gestopt.

      Veiligheidsschakelaars

      Als beide veiligheidsschakelaars tijdens handbediening worden losgelaten, blijft het apparaat staan.

      Bij autonome werking wordt door het bedienen van een veiligheidsschakelaar een werkingspauze van 10 seconden ingelast.

      Afstandssensor

      De afstandssensoren detecteren obstakels en zorgen ervoor dat het apparaat om de obstakels heen gaat. De afstandssensoren voldoen aan laserbeschermingsklasse 1 volgens IEC 60825-1:2014.

      Optische sensor

      De optische sensoren detecteren obstakels en zorgen ervoor dat het apparaat om de obstakels heen gaat. De optische sensoren voldoen aan laserbeschermingsklasse 1 volgens IEC 60825-1:2014.

      Dockingstation

      Het dockingstation is geschikt voor commercieel en industrieel gebruik, bijvoorbeeld in hotels, scholen, ziekenhuizen, fabrieken, winkels, kantoren en verhuurbedrijven.

      WAARSCHUWING

      De gebruikers moeten voldoende worden geïnstrueerd over het gebruik van het dockingstation.

      Gebruik het dockingstation alleen in droge ruimtes.

      Haal de netstekker van het dockingstation uit het stopcontact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.

      Voorkom dat het netsnoer van het dockingstation in contact komt met de roterende borstels van de vloerreiniger.

      VOORZICHTIG

      Gebruik het dockingstation alleen binnenshuis

      Bewaar het dockingstation alleen binnenshuis.

      Symbolen waarschuwingsinstructies

      Neem bij de omgang met accu’s volgende waarschuwingsinstructies in acht:

      Aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de accu en op de accu alsook in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.
      Oogbescherming dragen.
      Kinderen uit de buurt van zuur en accu houden.
      Explosiegevaar
      Vuur, vonken, open licht en roken verboden.
      Verbrandingsgevaar
      Eerste hulp.
      Waarschuwing
      Afvalverwijdering
      Accu niet in de vuilnisbak gooien.

      Milieubescherming

      De verpakkingsmaterialen zijn herbruikbaar. Verwijder verpakkingen op een milieuvriendelijke manier.

      Elektrische en elektronische apparaten bevatten waardevolle recyclebare materialen en vaak bestanddelen zoals batterijen, accu's of olie, die bij onjuiste omgang of verkeerd afvalverwijdering een potentieel gevaar voor de gezondheid van de mens en voor het milieu kunnen vormen. Voor een correcte werking van het apparaat zijn deze bestanddelen echter noodzakelijk. Voer apparaten met dit symbool niet samen met het huisvuil af.

      Instructies betreffende ingrediënten (REACH)

      Actuele informatie over ingrediënten vindt u op: www.kaercher.de/REACH

      Toebehoren en reserveonderdelen

      Gebruik alleen origineel toebehoren en originele reserveonderdelen. Deze garanderen een veilige en storingsvrije werking van het apparaat.

      Informatie over toebehoren en reserveonderdelen vindt u onder www.kaercher.com.

      Leveringsomvang

      Controleer de inhoud bij het uitpakken op volledigheid. Bij ontbrekend toebehoren of bij transportschade neemt u contact op met uw distributeur.

      Garantie

      In elk land gelden de garantievoorwaarden die door onze verantwoordelijke verkoopmaatschappij zijn uitgegeven. Mogelijke storingen aan uw apparaat verhelpen we binnen de garantieperiode gratis, voor zover een materiaal- of fabricagefout de oorzaak is. Als u gebruik wilt maken van de garantie, neemt u met uw aankoopbon contact op met uw distributeur of de dichtstbijzijnde geautoriseerde klantenservice.

      (adres zie achterzijde)

      Beknopte gebruiksaanwijzing

      Voorbereidingen voor het aanleren van nieuwe routes

      Positiecodes

      Voor autonome reiniging zijn positiecodes vereist. Om een reinigingsroute te starten, moet het apparaat voor een positiecode worden geplaatst. Daarom moeten ze op strategische punten in het gebouw worden geplaatst. De positiecodes bestaan uit een code die door het apparaat kan worden gelezen en een positiecode-ID die door mensen kan worden gelezen.

      Breng de positiecode op een hoogte van 66 cm aan.


      Instructie

      • Per apparaat mogen niet meerdere positiecodes met dezelfde ID worden gebruikt.

      • In elke positiecode kan een willekeurig aantal routes worden opgeslagen.

      • Om een route te starten, moet het apparaat voor de bijbehorende positiecode worden geplaatst.

      • Lamineer de positiecode niet. Door de laminering is het mogelijk dat het apparaat de positiecode niet correct herkent.

      • Routes kunnen ook zonder positiecode worden beëindigd.

      Onderverdeling van de omgeving in reinigingsbereiken

      Voor een praktische onderverdeling kan de omgeving worden verdeeld in zones met permanent dezelfde structuur en zones waarvan de omgeving vaak verandert (bijv. door seizoensgebonden aanbiedingen).

      De later toegelichte koppelingsfunctie biedt een hoge mate van flexibiliteit voor afzonderlijk aangeleerde reinigingsbereiken. Ongeveer 30-60 minuten is een goede duur voor een sectie gebleken, ook met het oog op het gebruik en de beschikbaarheid van middelen.

      Bovendien kunnen afzonderlijke frequent bezochte zones vaker worden gereinigd of, in geval van grote veranderingen in de omgeving, moet alleen de betrokken route opnieuw worden aangeleerd.

      Plaats de positiecode bij voorkeur dicht bij het te reinigen oppervlak om lange transportafstanden te vermijden. Meerdere positiecodes kunnen op strategische plaatsen in een omgeving worden geplaatst.

      Instructie

      Denk vóór de teach-in na over de route en verdeel de schoon te maken zone in zinvolle secties.

      Voorbereiding van de omgeving

      • Verwijder vuil (bijv. plakband, splinters van pallets en doorzichtige folie) dat het apparaat niet kan opnemen, aangezien dit het apparaat kan beschadigen.

      • Zorg ervoor dat de route vrij is van seizoensgebonden uitstallingen en andere niet-permanente obstakels.

      • Leer nieuwe routes aan wanneer de werkdruk op de te reinigen zone het laagst is. Bij voorkeur buiten de normale kantoor- en werktijden.

      Instructie

      Houdt u er rekening mee dat buiten de kantooruren beveiligingssystemen in het gebouw actief kunnen zijn en door het apparaat geactiveerd kunnen worden.

      Instructie

      • Vermijd verplaatsingen tussen gebieden met plotselinge veranderingen in temperatuur en vochtigheid, omdat zich dan vocht kan ophopen op de buitenkant en de elektronica en/of sensoren en de werking van het apparaat kan worden aangetast.

      • Stof kan zich op de sensoren afzetten en de veilige en efficiënte werking van het apparaat in autonome modus beïnvloeden. Reinig de sensoren regelmatig.

      Het instellen van nieuwe routes

      Inleiding tot de teach-in

      Met de teach-in functie reinigt de gebruiker het oppervlak zoals met een conventionele handbediende machine. Ondertussen registreert het apparaat de route en aanvullende sensorinformatie. Tijdens de teach-in kan de gebruiker diverse parameters instellen. Opgeslagen routes zijn dan beschikbaar voor autonome uitvoering.

      Plaatsing van het apparaat

      Om een teach-in te starten, moet het apparaat voor een positiecode worden geplaatst. Als de positiecode door het apparaat wordt herkend, verschijnt deze op het scherm van het apparaat. De teach-in begint dan.

      Registratie tijdens de teach-in

      Tijdens de teach-in wordt het volgende geregistreerd:

      • De route die door de gebruiker is aangeleerd.

      • De punten waar de reinigingsmodules werden in- of uitgeschakeld.

      • De parameterinstellingen voor waterafgifte, reinigingsmiddelendosering, zuigprestatie en borsteltoerental.

      • Toeteren (bijv. aan een kruising)

      Tijdens de teach-in wordt het volgende niet geregistreerd

      • Als de gebruiker een korte pauze inlast, wordt de stop niet geregistreerd (maximaal 5 minuten).

      • Het apparaat bewaart niet de snelheid waarmee de route werd aangeleerd.

      Functies op het scherm tijdens de teach-in

      Tijdens de teach-in kan de gebruiker de reinigingsaggregaten in- en uitschakelen, individuele reinigingsparameters aanpassen en Smart Fill activeren.


      1. Verbergen/tonen menu-items Borstelkracht en Zuigcapaciteit
      2. Route opslaan
      3. Teach-In onderbreken
      4. Reinigingsmiddelendosering
      5. Zuigcapaciteit
      6. Positie van het apparaat
      7. Borstelkracht
      8. Waterhoeveelheid
      9. Live-kaart
      10. Teach-In verlaten
      11. Zijbezems activeren/deactiveren
      12. Reinigingskop activeren/deactiveren
      13. Afzuiging activeren/deactiveren
      14. Claxon

      Het aanleren van nieuwe routes

      Om nieuwe routes vast te leggen, klikt u op "Nieuwe Route" in het autonome menu. Nadat het apparaat de positiecode heeft gescand, wordt het menu voor teach-in op het scherm weergegeven.

      Afstanden tot gevaarlijke punten en beperkingen van het apparaat

      Optimale afstand tussen de wand en de rechterkant van het apparaat
      10 cm
      Minimale gangpadbreedte voor eenrichtingsverkeer
      1,05 m
      Minimale gangpadbreedte voor U-bochten
      1,7 m
      Minimumafstand tot de valrand (parallel rijden)
      1,5 m

      Instructie

      Het apparaat detecteert geen obstakels die zich minder dan 15 cm boven de vloer bevinden (plinten, tapijten, vorktanden, kabels, stopcontacten, pallets). Dergelijke obstakels in het te reinigen oppervlak moeten worden uitgesloten.

      Om het apparaat de aangeleerde routes in de autonome modus te laten uitvoeren, moeten de gespecificeerde grenswaarden in acht worden genomen. De zijbezeminzet kan worden gebruikt om de randafstand te handhaven.

      Werkwijze

      Noteer het volgende tijdens de teach-in:

      Aanleren van het te reinigen oppervlak

      Reinig het oppervlak zoals u dat met een conventioneel handapparaat zou doen. Gebruik de live-kaart op het scherm om de banen dicht bij elkaar te plaatsen of lichtjes te laten overlappen. Reeds gereinigde zones worden in het blauw weergegeven om te vermijden dat er delen van de nog te reinigen zone worden vergeten.

      Instructie

      Om ervoor te zorgen dat de zijbezem de rand van het te reinigen oppervlak bereikt, moet dit tegen de wijzers van de klok in worden gereden.

      Reinigingsaggregaten inschakelen

      De reinigingsaggregaten moeten altijd in deze volgorde worden ingeschakeld:

      1. Afzuiging

      2. Borstelkop

      3. Zijbezem

      Reinigingsaggregaten uitschakelen

      De reinigingsaggregaten moeten altijd in deze volgorde worden uitgeschakeld op transitroutes of voordat de route wordt beëindigd:

      1. Zijbezem

      2. Borstelkop

      3. Afzuiging

        Rijd een paar meter met het apparaat en ingeschakelde zuigkracht om het resterende water op het oppervlak op te zuigen.

      Instructie

      Om restwater te voorkomen, is het raadzaam de reiniging ver genoeg voor het einde van de route uit te schakelen.

      De Smart Fill-functie

      De Smart Fill functie is bedoeld voor grote, vrijstaande oppervlakken. Deze functie kan worden geactiveerd tijdens de normale teach-in.

      Instructie

      De knop Smart Fill verschijnt alleen op het aanraakscherm als een of meer reinigingsfuncties zijn geactiveerd.


      1. Smart Fill activeren

      Er moet dan maar één keer om het te reinigen oppervlak worden gereden. Het apparaat reinigt vervolgens het omreden oppervlak in autonome werking. De rijweg binnen het oppervlak is standaard spiraalvormig.

       

      Instructie

      • Let erop dat de begin- en eindpunten identiek moeten zijn voor de Smart Fill-functie. Gebruik daartoe het scherm. Hier wordt het beginpunt van een route aangegeven met een cirkel.

      • Verdeel de oppervlakken in zones zonder obstakels. Anders kan dit ertoe leiden dat het oppervlak niet meer kan worden gereinigd.

      • Meerdere Smart Fills tijdens een route zijn toegestaan.

      • Vermijd tapijtvloeren.

      Aanmaken van reinigingsroutes in complexe omgevingen met Smart Fill

      Ook in omgevingen met complexe oppervlakken kan de Smart Fill-functie worden gebruikt. Daartoe kan de Smart Fill-functie tijdens een teach-in route meerdere malen worden gebruikt voor verschillende vrije oppervlakken. Tussen de Smart Fill-oppervlakken kan dan ofwel een transittraject (reinigingsaggregaten uitgeschakeld) of een reinigingstraject (reinigingsaggregaten ingeschakeld) worden aangeleerd.

      Routes beëindigen

      Indien het docken van de machine aan het einde van de route gewenst is, moet de route tijdens het aanleerproces vóór een dockingstation worden beëindigd. Druk daartoe op de knop "Route beëindigen met docking".

      Routes afspelen

      Startvoorwaarden

      Voordat u routes afspeelt in de autonome modus, moet u op het volgende letten:

      • Is de werkdruk laag genoeg om de reiniging uit te voeren of moet dit buiten de normale kantooruren gebeuren?

      • Is het schoonwaterreservoir vol?

      • Is het vuilwaterreservoir leeg?

      • Is de batterij van het apparaat opgeladen?

      • Is het grove vuil van het te reinigen oppervlak verwijderd?

      • Is de omgeving opgeruimd?

      • Is het oppervlak vrij van nieuwe grote obstakels?

      • Is het apparaat voor de juiste positiecode geplaatst?

      Selectie van routes

      Nadat een route werd geregistreerd, is ze beschikbaar in het menu "Vorhandene Routen" en kan ze worden geselecteerd.


      1. Knop Zoeken
      2. Sorteren op positiecodes
      3. Sorteren op aanmaakdatum
      4. Alfabetisch sorteren (A - Z)

      Door de respectieve knop te activeren, rangschikt het apparaat de bestaande routes volgens hun overeenkomstige positiecode. Het invoerveld in de snelle tekstzoekopdracht kan worden gebruikt om verder te filteren.


      1. Wist de invoer
      2. Invoerveld

      Instructie

      Het apparaat kan ook voor een positiecode worden geplaatst terwijl het hoofdmenu geopend is. Zodra een positiecode is gedetecteerd, verschijnt de melding "Routes voor positiecode beschikbaar" op het scherm. Als u op de melding klikt, worden de bijbehorende routes weergegeven.

      Routes koppelen

      Instructie

      Verschillende routes met begin- en eindpunt aan een dockingstation kunnen aan elkaar worden gekoppeld.

      Voorbeeld:

      Een gebruiker heeft een grote opslagruimte. Hier heeft hij een dockingstation voor het apparaat opgesteld. Na een logische onderverdeling van het magazijn kunnen verschillende routes voor de afzonderlijke reinigingsbereiken worden aangeleerd. Deze beginnen en eindigen bij het dockingstation in het magazijn. Om het hele magazijn of verschillende zones autonoom te reinigen, is het mogelijk om verschillende routes te koppelen. Deze worden daarna een voor een afgelegd, met een dockingproces na elke route. Indien nodig worden de middelen van het apparaat gewisseld.

       

      Dagelijks onderhoud

      Het dagelijks onderhoud omvat:

      • Reinigen van de sensoren.

      • Inspectie van het algemene beeld van de machine.

      • Controle van de autonome verplaatsing na het inschakelen van de machine.

      Bovendien moet de gebruiker tijdens de werking ter plaatse blijven. Controleer regelmatig de voortgang van de reiniging, vooral bij zeer lange reinigingen.

      Beste praktijken in verschillende toepassingsgebieden

      Algemene gevaarlijke punten die vermeden moeten worden

      Instructie

      Houd ruim afstand tot de volgende gevaarlijke punten:

      • Steile randen

      • Glazen balustrades

      • Roltrappen

      • Waterbassins/fonteinen

      • Tapijten

      • Drempels > 5 mm

      • Kabels en leidingen

      • Liften

      • Rolpoorten

      • Nooduitgangen

      • Grote reflecterende oppervlakken

      Instructie

      • Vermijd gebieden en omgevingen die zeer stoffig zijn. Het stof zou zich op de sensoren kunnen afzetten en de veilige navigatie van het apparaat, in autonome modus, beïnvloeden.

      • Gebruik het apparaat alleen in binnenruimtes.

      Voorbeeld van de verdeling van reinigingsbereiken

      Dit voorbeeld toont mogelijke reinigingsbereiken in een supermarkt.


      1. Ingangs- en uitgangszone

        • Vanwege de hogere gebruiksfrequentie moeten de ingangs- en uitgangszone vaker worden gereinigd.

        • Bij slecht weer kan het nodig zijn om de ingangs- en uitgangszone meerdere malen per dag te reinigen.

      2. Kassazone

        • Door de hogere bezettingsgraad moet de kassazone vaker worden gereinigd.

      3. Groenten- en fruitzone

        • De groenten- en fruitzone kan vuiler zijn en moet vaker worden gereinigd. Een verdere verdeling voor zones met seizoensgebonden uitstallingen en obstakels kan nuttig zijn.

      4. Vleestoonbank

        • Deze zone moet vaker worden gereinigd, aangezien de hygiënische normen hier nog hoger liggen en een schone omgeving uiterst belangrijk is. Een verdere verdeling voor zones met seizoensgebonden uitstallingen en obstakels kan nuttig zijn.

      5. Winkelruimte

        • Overweeg aparte paden voor zones met seizoensgebonden uitstallingen.

        • Bij een matige hoeveelheid vuil is het meestal voldoende om het oppervlak slechts eenmaal per dag te reinigen.

      6. Magazijn

        • Zorg ervoor dat paden niet worden geblokkeerd door verplaatsbare voorwerpen zoals dozen of pallets.

        • Overweeg om het magazijn na de normale werkuren te reinigen om de normale werkstroom niet te onderbreken.

      Detailhandel

      • Plaats de positiecodes op gemakkelijk toegankelijke plaatsen en zorg ervoor dat ze niet geblokkeerd worden.

      • Let erop hoe druk bepaalde zones worden gebruikt en creëer aparte routes voor zones met zeer hoge gebruiksfrequentie.

      • Creëer onafhankelijke routes voor zones met seizoensgebonden of wisselende uitstallingen en obstakels. Door een of meer dockingstations te gebruiken, kunt u deze routes vervolgens aan andere routes koppelen.

      • Voer het aanleerproces uit buiten de normale openingsuren of blokkeer deelzones.

      • Verwijder vóór het aanleren tijdelijke of verplaatsbare voorwerpen van het te reinigen oppervlak.

      • Zorg ervoor dat er zich geen vlakke voorwerpen (met een hoogte van minder dan 15 cm) of permanente obstakels in een Smart Fill-gebied bevinden, zodat het apparaat het volledige binnenoppervlak kan bestrijken.

      • Voor gangpaden waar moet worden gekeerd, moet rekening worden gehouden met de minimale gangpadbreedte van 1,7 m.

      • Vermijd filigrane uitstekende voorwerpen, bassins met water, trappen en overhangende planken.

      • Houd het te reinigen oppervlak vrij van grotere verontreinigingen zoals glasscherven, grote plantendelen en smerende vloeistoffen.

      Winkelcentrum

      Instructie

      Plaats geen reinigingsroutes door of naast roltrappen, liftdeuren en vooral nooduitgangen. Reinig deze zones handmatig.

      Instructie

      Sommige winkelcentra hebben gelijkvloerse waterzones of met water overdekte zones. Vermijd deze zones bij het uitstippelen van de routes en zorg ervoor dat het apparaat niet per ongeluk in deze zones kan komen.

      • Zorg ervoor dat er zich geen vlakke voorwerpen (met een hoogte van minder dan 15 cm) in een Smart Fill-gebied bevinden, zodat het apparaat het volledige binnenoppervlak kan bestrijken.

      • Voer de teach-in uit buiten de normale openingsuren of blokkeer deelzones.

      • Vermijd plaatsen met veel stoelen en tafels (bijv. foodcourts) en reinig ze handmatig.

      • Houd u aan de limiet van 1,5 m bij ramen en balustrades dicht bij de grond als er zich daarachter een steile rand bevindt.

      Luchthaven

      Instructie

      Zorg ervoor dat de reinigingsroutes niet door of naast roltrappen, liftdeuren en vooral nooduitgangen lopen. Reinig deze zones handmatig.

      • Vermijd tapijtvloeren.

      • Vermijd reinigen naast rolpoorten.

      • Zorg ervoor dat er zich geen vlakke voorwerpen (met een hoogte van minder dan 15 cm) in een Smart Fill-gebied bevinden, zodat het apparaat het volledige binnenoppervlak kan bestrijken.

      • Direct zonlicht kan problemen veroorzaken met de sensoren en de navigatie.

      • Houd u aan de limiet van 1,5 m bij ramen en balustrades dicht bij de grond als er zich daarachter een steile rand bevindt.

      • Voer de teach-in uit wanneer de bezetting het laagst is of zet gedeelten af.

      • Verwijder verplaatsbare voorwerpen zoveel mogelijk.

      • Vermijd zones met wachtrijmanagementsystemen (bijv. slagbomen), aangezien het apparaat deze objecten mogelijk niet op betrouwbare wijze detecteert.

      • Controleer of vrijstaande borden worden gedetecteerd wanneer het apparaat van opzij nadert.

      • Vermijd plaatsen met veel stoelen en tafels (bijv. foodcourts) en reinig ze handmatig.

      Opslagplaats

      Instructie

      Plaats geen reinigingsroutes door of naast roltrappen, liftdeuren en vooral nooduitgangen. Reinig deze zones handmatig

      • Verwijder tape, splinters van pallets en doorzichtige folie en zorg ervoor dat de reinigingsroutes vrij zijn van afval en voorwerpen (bijv. kabels, verpakkingstape, enz.). Deze kunnen vast komen te zitten in de borstels.

      • Tijdens autonome werking mogen er zich geen vlakke voorwerpen (met een hoogte van minder dan 15 cm zoals heftrucktanden) in de nabijheid van het apparaat bevinden.

      • Creëer routes volgens de "verkeersregels" van de instelling.

      • Gebruik de hoorn tijdens de teach-in, zodat het apparaat zich kenbaar kan maken op kritieke en onoverzichtelijke punten in de opslagplaats.

      Ziekenhuis

      Instructie

      Gebruik het apparaat niet in zones die gebruikt worden voor noodvervoer, aangezien deze routes door het apparaat geblokkeerd kunnen worden.

      • Houd u aan de limiet van 1,5 m bij ramen en balustrades dicht bij de grond als er zich daarachter een steile rand bevindt.

      • Zorg ervoor dat er zich geen vlakke voorwerpen (met een hoogte van minder dan 15 cm) in een Smart Fill-gebied bevinden, zodat het apparaat het volledige binnenoppervlak kan bestrijken.

      Veelgestelde vragen

      Hoe neemt het apparaat zijn omgeving waar?

      Het apparaat is uitgerust met laser-, 3D- en ultrasone sensoren.

      Hoe zal het apparaat aangeleerde routes herhalen?

      Het apparaat volgt de route die door de gebruiker is aangeleerd. Het kan echter ook nieuwe obstakels detecteren en de route aanpassen om deze te vermijden.

      Hoe dicht kan het apparaat bij de wand komen terwijl het vloeroppervlak wordt gereinigd?

      Het apparaat kan wanden en obstakels tot op 10 cm naderen. Een zijborstel maakt reiniging tot tegen de rand mogelijk.

      Wat gebeurt er als de noodstopknop wordt ingedrukt?

      Het apparaat stopt onmiddellijk en de reinigingsaggregaten worden uitgeschakeld. Het scherm werkt nog steeds. Om de werking te hervatten, moet de noodstopknop worden gedraaid en uitgetrokken. Het apparaat hervat vervolgens de reiniging van de huidige route.

      Is de kaart zelflerend en voegt ze nieuwe hindernissen toe?

      Nee, de kaart is niet zelflerend. Kleine wijzigingen in de oorspronkelijke lay-out zijn geen probleem. Hoe groter de wijzigingen in de lay-out, hoe inefficiënter het apparaat werkt. Bij grote wijzigingen in de lay-out moet de route opnieuw worden aangeleerd.

      Herkent het apparaat glazen obstakels?

      Ja, de sensoren detecteren glas en herkennen dus bijvoorbeeld glazen schuifdeuren of glazen scheidingswanden.

      Hoe communiceert de robot met zijn omgeving?

      Meerkleurige LED-lampjes geven de status van de robot aan en in welke richting hij beweegt.

      Bedieningselementen

      Voorzijde


      1. Watertoevoer
      2. Vulopening voor schoon water
      3. Vlotterschakelaar voor vuil water
      4. Vlotter, turbinebeschermzeef
      5. Spoelsysteem vuilwaterreservoir
      6. Deksel vuilwaterreservoir
      7. Grofvuilzeef
      8. Pluizenzeef
      9. Deur apparaatvak
      10. Netsnoer met netstekker
      11. Aftapslang vuilwater met doseerinrichting
      12. Dockingpoort

      Reservoir voor grof vuil


      1. Deur reservoir voor grof vuil
      2. Reservoir voor grof vuil

      Reinigingskop


      1. Ontgrendeling van rambescherming
      2. Rambescherming
      3. Borstelwals
      4. Reinigingskop
      5. Ontgrendelingsknop borstelvervanging

      Achterzijde


      1. Zwaailicht
      2. Noodstopknop
      3. Greep van reinigingsmiddelreservoir
      4. Sluiting van reinigingsmiddelreservoir
      5. Niveau-indicatie reinigingsmiddel
      6. Deksel van reinigingsmiddelreservoir
      7. Zijbezem
      8. Schraaplip reinigingskop
      9. Zuigbalk
      10. Zuigslang

      Bedieningsveld


      1. Veiligheidsschakelaars
      2. Starttoets
      3. Touchscreen

      Kleurmarkering

      • Bedieningselementen voor het reinigingsproces zijn geel.

      • Bedieningselementen voor onderhoud en service zijn lichtgrijs.

      Symbolen op het apparaat

      Vulniveau reinigingsmiddelreservoir 100%
      Vulniveau reinigingsmiddelreservoir 50%
      Vulniveau reinigingsmiddelreservoir 25%
      Vulopening voor reinigingsmiddel
      Ontgrendelingsknop voor borstelvervanging
      Reservoir voor grof vuil eerst optillen; vervolgens eruit trekken
      Aftapslang voor vuil water
      Watertoevoer
      Afvoer schoon water
      Netstekker voor het opladen van de accu
      Vastzetpunt voor vervoer
      Toevoer schoon water

      Lossen

      1. Verwijder de kartonnen doos samen met de verstevigingsbalken van de houten onderconstructie.

      2. De spanband verwijderen.

      3. Schroef de twee blokken los.


        1. Houten blok
      4. Schroef de planken en het kanthout los van de houten onderconstructie.


        1. Plank
        2. Kanthout
      5. Gebruik de losgeschroefde planken en het kanthout om een helling te leggen achter de houten onderconstructie.


        1. Kanthout
        2. Plank
      6. Bevestig de planken en het kanthout met de voordien verwijderde schroeven.

      7. Trek het apparaat achteruit van de houten onderconstructie.

      Accu laden

      Bij gebruik met een dockingstation wordt de batterij automatisch opgeladen.

      Zonder dockingstation:

      1. Open de deur van apparaatvak.


        1. Laadkabel
        2. Deur apparaatvak
        1. Trek de laadkabel eruit.

        2. Als het apparaat geen laadkabel heeft, steekt u een netsnoer met een IEC-stekker in de netbus op de dockingpoort.


          1. Netbus
          2. Dockingpoort
      2. Steek de netstekker van de laadkabel in een stopcontact.

        Het laadproces begint automatisch.

        De ladingstoestand wordt weergegeven op het aanraakscherm.

        Het apparaat kan tijdens laden niet worden gebruikt.

        Als de batterij helemaal leeg is, duurt het laadproces ongeveer 8 uur.

      3. Trek na het opladen de stekker uit het stopcontact.

      4. Berg het netsnoer op in het apparaatvak of haal het netsnoer uit de dockingpoort.

      Systeem van stroomvoorziening loskoppelen

      Instructie

      Als het niet meer mogelijk is om het systeem normaal op te starten, kan de RESET-knop worden gebruikt om het systeem volledig los te koppelen van de stroomvoorziening en het opnieuw op te starten.

      1. Voorste afdekking afnemen.

      2. Verwijder het reinigingsmiddelreservoir.


        1. Reinigingsmiddelreservoir
        2. Afdekking
      3. Houd de RESET-knop ongeveer 10 seconden ingedrukt.


        1. RESET-knop

        Het systeem wordt nu volledig losgekoppeld van de stroomvoorziening.

      4. Druk op de Power-On-knop om het apparaat op te starten.

        Het systeem start nu op.

      5. Zet het reinigingsmiddelreservoir terug.

      6. Zet de afdekking terug.

      Gebruiksaanwijzing downloaden

      Na de inbedrijfstelling kan de gebruiksaanwijzing van het apparaat op het aanraakscherm worden weergegeven. Als de gebruiksaanwijzing ook op een smartphone wordt gedownload, kunnen de bedieningsstappen parallel aan de bediening worden gelezen.

      1. Scan de volgende code op de smartphone en volg de instructies om de gebruiksaanwijzing te downloaden.


      Bedrijfsstoffen bijvullen

      Schoon water

      Bij gebruik met een dockingstation wordt het schoonwaterreservoir automatisch gevuld.

      Zonder dockingstation, met vulsysteem

      1. WAARSCHUWING

        Gevaar voor letsel door tankdeksel!

        Gevaar voor beknelling van ledematen door het onverwacht dichtslaan van het tankdeksel.

        Open het tankdeksel tot aan de aanslag om te voorkomen dat het per ongeluk dichtslaat.

        Sluit het tankdeksel alleen wanneer er zich geen ledematen tussen de tank en het tankdeksel bevinden.

        Het deksel van het vuilwaterreservoir omhoog zwenken.

      2. Sluit de watertoevoerslang aan op de slangkoppeling op het apparaat. Let op een maximale watertemperatuur van 50 °C!


        1. Slangkoppeling
      3. De deksel vuilwaterreservoir sluiten.

      4. De watertoevoer openen.

      Het vullen stopt automatisch wanneer het schoonwaterreservoir vol is.

      Zonder dockingstation, zonder vulsysteem

      1. WAARSCHUWING

        Gevaar voor letsel door tankdeksel!

        Gevaar voor beknelling van ledematen door het onverwacht dichtslaan van het tankdeksel.

        Open het tankdeksel tot aan de aanslag om te voorkomen dat het per ongeluk dichtslaat.

        Sluit het tankdeksel alleen wanneer er zich geen ledematen tussen de tank en het tankdeksel bevinden.

        Het deksel van het vuilwaterreservoir omhoog zwenken.

      2. De watertoevoerslang in de vulopening steken. Let op een maximale watertemperatuur van 50 °C!


        1. Vulopening
      3. De watertoevoer openen.

      4. Let op het vulniveau en sluit de watertoevoer af als de tank vol is.

      Reinigingsmiddel

      VOORZICHTIG

      Beschadigingsgevaar

      Gebruik alleen aanbevolen reinigingsmiddelen. Met andere reinigingsmiddelen draagt u zelf het verhoogde risico op het gebied van bedrijfsveiligheid, kans op ongevallen en verminderde levensduur van het apparaat. Gebruik alleen reinigingsmiddelen die vrij zijn van oplosmiddelen, zout- en fluorwaterstofzuur. Neem de veiligheidsaanwijzingen op de reinigingsmiddelen in acht.

      Instructie

      Gebruik geen sterk schuimende reinigingsmiddelen.

      Neem de doseerinstructies in acht.

      Aanbevolen reinigingsmiddelen:

      Toepassing
      Reinigingsmiddel
      Onderhoudsreiniging van alle waterbestendige vloeren
      CA 50 C
      RM 756
      Onderhoudsreiniging met verzorgingscomponenten
      RM 746
      RM 780
      Onderhoudsreiniging en basisreiniging van industriële ondergronden
      RM 69
      Onderhoudsreiniging van glanzende ondergronden
      RM 755
      Onderhoudsreiniging en basisreiniging van steengoed tegels
      RM 753
      Onderhoudsreiniging en basisreiniging van zuurbestendige ondergronden
      RM 751
      Reiniging en desinfectie
      RM 732
      Basisreiniging van alle alkalibestendige vloerbedekkingen
      RM 752
      Basisreiniging en decoating van alkaligevoelige vloeren
      RM 754
      1. Open het deksel van de vulopening voor het reinigingsmiddel.


        1. Vulopening voor reinigingsmiddel
        2. Deksel vulopening
        3. Niveau-indicatie reinigingsmiddel
      2. Giet het reinigingsmiddel erin.

      Opmerking:

      Om het reinigingsmiddel snel te kunnen vervangen, kan het reinigingsmiddelreservoir worden verwijderd en vervangen door een ander reinigingsmiddelreservoir.

      Reinigingsmiddelreservoir vervangen


        1. Reinigingsmiddelreservoir
        2. Sluiting van reinigingsmiddelreservoir
        3. Deksel van reinigingsmiddelreservoir
      1. Deksel van reinigingsmiddelreservoir verwijderen.

      2. De sluiting van het reinigingsmiddelreservoir losschroeven.

      3. De reinigingsmiddelslang met het filter uit het reinigingsmiddelreservoir trekken.

      4. Het reinigingsmiddelreservoir uit het apparaat nemen.

      5. Het nieuwe reinigingsmiddelreservoir in het apparaat plaatsen.

      6. De reinigingsmiddelslang met het filter in het reinigingsmiddelreservoir plaatsen.

      7. De sluiting vastdraaien.

      8. Het deksel van het reinigingsmiddelreservoir plaatsen.

      Zuigbalk aanbrengen

      1. De zuigbalk in de zuigbalkophanging schuiven.


        1. Zuigbalkophanging
        2. Zuigslang
        3. Vleugelschroef
        4. Zuigbalk
        5. Slangstopper
      2. De vleugelschroeven aantrekken.

      3. De zuigslang in de slangaansluiting steken.

      Helling instellen

      De helling van de zuigbalk wordt in de fabriek ingesteld. Hij hoeft alleen opnieuw te worden afgesteld als de luchtbel van de waterpas niet tussen de twee merktekens staat wanneer de zuigstang op een vlakke ondergrond wordt neergelaten.

      1. De moer losdraaien.


        1. Moer
        2. Draaigreep
        3. Waterpas
      2. Stel de draaihendel zo in dat de luchtbel van de waterpas zich tussen de twee lijnen bevindt wanneer de zuigstang wordt neergelaten.

      3. Draai de moer weer vast.

      Hoogte instellen

      Met de hoogteverstelling wordt de buiging van de zuiglippen bij contact met de vloer beïnvloed.

      Instructie

      Basisinstelling: 3 onderlegringen boven, 3 onderlegringen onder de zuigbalk.

      Oneffen ondergrond: 5 onderlegringen boven, 1 onderlegring onder de zuigbalk.

      Zeer gladde ondergrond: 1 onderlegring boven, 5 onderlegringen onder de zuigbalk.

      1. De schroef eruit draaien.


        1. Schroef
        2. Onderlegring
        3. Afstandsrol met houder
        4. Zuigbalk
      2. Steek het gewenste aantal onderlegringen op de schroef boven de zuigbalk.

      3. Steek de schroef door de houder van de afstandsrol.

      4. Plaats de resterende onderlegringen op de schroef onder de afstandsrol.

      5. De schroef in de zuigbalk draaien en vastdraaien.

      6. Het proces bij de tweede afstandsrol herhalen.

        Instructie

        Beide afstandsrollen op dezelfde hoogte instellen.

      Apparaat controleren

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor ongevallen

      Een beschadigd of defect apparaat kan leiden tot ongelukken tijdens het gebruik.

      Controleer het apparaat vóór het gebruik en meld eventuele beschadigingen of functiestoringen aan de verantwoordelijke persoon.

      Gebruik het apparaat niet als het beschadigd is of functiestoringen vertoont.

      1. Controleer het apparaat op dichtheid.

      2. Controleer de werking van de noodstoptoets.

      3. Controleer de werking van beide veiligheidsschakelaars (remt het apparaat wanneer beide veiligheidsschakelaars worden losgelaten bij handbediening?).

        GEVAAR

        Gevaar voor ongevallen door defecte veiligheidsschakelaar

        Neem het apparaat onmiddellijk uit bedrijf indien één of beide veiligheidsschakelaars niet op betrouwbare wijze terugkeren naar de onbediende stand.

      4. Controleer de sensoren op vervuiling, reinig indien nodig.

      5. Start het apparaat opnieuw op.

      6. Controleer de werking van de sensoren (detecteert het apparaat obstakels?).

      Apparaat inschakelen

      1. Ontgrendel de noodstoptoets door deze te draaien.

      2. Druk op de startknop.

        Het apparaat start op.

      3. Wacht tot het aanmeldscherm op het aanraakscherm wordt weergegeven.


        1. Nieuwe gebruiker
        2. Administrator
        3. Service
        4. Anwender
        • Administrator: Kan alle functies van het apparaat gebruiken en heeft alle gebruikersrechten.

        • Service: Alleen beschikbaar voor de klantenservice.

        • Anwender: Kan alle functies gebruiken die vallen onder de bevoegdheden die zijn toegekend door de Administrator.

      4. Maak een nieuw gebruikersprofiel aan.

      5. Wijs een wachtwoord toe.


        De uitvoerbare functies worden in het hoofdmenu weergegeven.


        1. Hoofdmenu

      Bedieningsinstructies op aanraakscherm weergeven

      De bij het apparaat gevoegde gebruiksaanwijzing omvat alleen de handelingen voor de inbedrijfstelling en een gids voor het oplossen van problemen in geval van een defect aanraakscherm.

      De volledige gebruiksaanwijzing kan worden opgeroepen en weergegeven op het aanraakscherm nadat het apparaat in gebruik is genomen.

      1. Druk op de knop “Wartung” in het hoofdmenu.

      2. Druk op de knop “Bedienungsanleitung”

        De gebruiksaanwijzing wordt op het aanraakscherm weergegeven.

      Instellingen

      1. Druk op de knop Instellingen in het hoofdmenu.


        1. Instellingen

        Het menu Instellingen wordt weergegeven.


        1. Gebruikers aanmaken en beheren
        2. Tijd en datum instellen
        3. Netwerkverbinding configureren
        4. Systeeminformatie (bedrijfsuren, softwareversie, materiaalnummer, serienummer, updates)

      Gebruiker aanmaken

      1. Druk op de knop "Benutzerverwaltung" in het menu Instellingen.


        1. Knop "Benutzerverwaltung"
      2. Druk op de knop “Neuer Benutzer”.

      3. Selecteer de gewenste taal.

      4. Tik op het invoerveld voor de gebruikersnaam.


        1. Invoerveld Gebruikersnaam
        2. Enter-toets
      5. Voer de gebruikersnaam in met het toetsenbord op het scherm en sluit af met de Enter-toets.

      6. Druk op de knop “PIN”


        1. Bevestigen
        2. Knop "PIN"
        3. Wachtwoord bevestigen
        4. Wachtwoord invoeren
      7. Tik op het invoerveld Wachtwoord invoeren.

      8. Voer het wachtwoord in met het toetsenbord op het scherm.

      9. Voer het wachtwoord ter bevestiging opnieuw in het invoerveld Wachtwoord bevestigen in.

      10. Druk op de knop Bevestigen.

      11. Druk op de knop “Berechtigungen”


        1. Bevestigen
        2. Knop "Berechtigungen"
        3. Lijst van machtigingen
        4. Fabrieksinstelling Machtigingen Anwender
        5. Fabrieksinstelling Machtigingen Administrator
      12. Druk op de toets voor de fabrieksinstelling van de gewenste gebruikersgroep Anwender of Administrator .

      13. Wijzig zo nodig de individuele machtigingen in de lijst.

      14. Druk op de knop Bevestigen.

      Netwerkinstellingen

      1. Druk op de knop "Internet" in het menu "Instellingen".


        1. Knop "Internet"

        De "Zichtbare netwerken" en de "Bekende netwerken" worden weergegeven.


        1. Zichtbare netwerken
        2. Instellingen
        3. Bekende netwerken
      2. Druk op de knop "Instellingen".

        De huidige netwerkinstellingen worden weergegeven.


        1. Netwerkinstellingen
        2. WIFI
        3. Netwerkinterfaces
        • Bij het activeren van "WIFI" worden nu zowel de "Zichtbare netwerken" als de "Bekende netwerken" weergegeven.

      Netwerk toevoegen

      1. Druk op de knop "Internet" in het menu "Instellingen".


        1. Knop "Internet"
      2. Druk op de knop "Toevoegen".


        1. SSID
        2. Encryptie
        3. Wachtwoord
      3. Voer de SSID van het draadloze toegangspunt/router in.

      4. Selecteer de encryptie.

      5. Voer het wachtwoord in.

      6. Klik op het vinkje.

        Het netwerk wordt toegevoegd.

      Algemene instellingen

      1. Druk op de knop "Algemene instellingen" in het menu "Instellingen".


        1. Knop "Algemene instellingen"
      2. Druk op de knop "Algemene instellingen".

        De huidige algemene instellingen worden weergegeven.


        1. Waarschuwingslampje
        2. Tijdzone instellen
        3. Snelle modus
        • Wanneer "Waarschuwingslampje" is geactiveerd, wordt de Waarschuwingslampje geactiveerd.

        • De bijbehorende tijdzone kan worden ingesteld onder "Tijdzone instellen".

        • Wanneer "Snelle modus" is geactiveerd, wordt de Snelle modus geactiveerd.

        Fastmode geactiveerd
        Fastmode gedeactiveerd
        max. 3,6 km/h

      Docking

      Bij docking wordt het apparaat aangesloten op een optioneel dockingstation. Na een succesvolle koppeling worden de volgende acties uitgevoerd:

      • Het vuilwaterreservoir wordt geleegd en gespoeld.

      • Het schoonwaterreservoir wordt gevuld.

      • De accu wordt geladen.

      1. Druk op de knop “Docking” in het hoofdmenu.

        Het apparaat maakt zich klaar voor docking en zoekt naar een Positionscode.


      2. Druk op een veiligheidsschakelaar en schuif het apparaat voor het dockingstation.

        1. Lijn de dockingpoort uit met het dockingstation.

        2. Houd een afstand van ongeveer 2 m van het dockingstation.

      3. Wacht tot het apparaat de Positionscode op het dockingstation heeft gedetecteerd.

      4. Bevestig de Positionscode.


        Wanneer het apparaat op het dockingstation is aangesloten, kunnen de volgende functies worden uitgevoerd:


        1. Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren
        2. Docking beëindigen
        3. Docking beëindigen en de autonome werking starten

      Handmatig gebruik

      Bij handmatig gebruik wordt het apparaat door de gebruiker over het te reinigen oppervlak geleid.

      1. Selecteer de functie "Manuelle Reinigung" op het aanraakscherm.


        1. Verbergen/tonen menu-items Borstelkracht en Zuigcapaciteit
        2. Ladingstoestand van de accu
        3. Reinigingsmiddelendosering
        4. Zuigcapaciteit
        5. Borstelkracht
        6. Terug naar de functieselectie
        7. Waterhoeveelheid
        8. Zijbezems activeren/deactiveren
        9. Reinigingskop activeren/deactiveren
        10. Afzuiging activeren/deactiveren
        11. Vulniveau schoonwaterreservoir
      2. Bedien en houd een veiligheidsschakelaar vast.

      3. Duw het apparaat naar de plaats van gebruik.

      4. De veiligheidsschakelaar loslaten.

      5. Kies de gewenste instellingen voor watermassa, reinigingsmiddelendosering, borstelkracht en zuigcapaciteit.

      6. Activeer de gewenste functies (afzuiging, reinigingskop, zijbezems).

        De geactiveerde functies zijn groen gemarkeerd.

        Instructie

        De zijbezems kunnen alleen worden geactiveerd als de reinigingskop is ingeschakeld.

      7. Bedien en houd een veiligheidsschakelaar vast.

      8. Schuif het apparaat over het te reinigen oppervlak.

      Reiniging beëindigen

      1. Deactiveer de reinigingskop en de zijbezems.

      2. Ga nog even door om restwater af te zuigen.

      3. Deactiveer de afzuiging.

      Autonome werking

      Bij autonome werking reinigt het apparaat zelfstandig een of meer eerder ingeleerde zones. Het aanleren wordt uitgevoerd door een route af te leggen en op te slaan.

      Positionscodes

      Bij het beginpunt moet een Positionscode worden aangebracht. Als het einde van een route moet dienen als startpunt voor een andere route, moet er ook een Positionscode zijn aan het einde van de route.Positionscodes wordt gebruikt ter oriëntatie.

      • Positionscodes worden met het apparaat meegeleverd.

      • Positionscodes mogen niet worden gelamineerd, aangezien laminering de herkenbaarheid aantast.

      • Binnen een reinigingsobject moeten alle Positionscodes een andere code hebben.

      • Hetzelfde Positionscode kan in verschillende routes worden opgenomen.

      • Elk Positionscode moet worden aangebracht op een verticaal oppervlak op een hoogte van 66 cm cm.

      • De strategische opstelling van Positionscodes wordt in detail uitgelegd in de installatiegids.

      Regels voor autonome werking

      Voor een betrouwbare en veilige uitvoering van de autonome werking moeten de volgende regels in acht worden genomen.

      1. Beperk het reinigingsbereik met barrières op de volgende punten:

        • Randen

        • Trappen

        • Roltrappen, rolpaden

        • Hefplatforms

      2. Plaats geen ladders, steigers of andere tijdelijke obstakels in het reinigingsbereik.

      3. Laat geen elektrische kabels of andere lage obstakels (tot 15 cm hoogte) in het reinigingsbereik achter.

      4. Routes voor autonome werking lopen niet door liften of automatisch opengaande deuren. Gebruik liften en automatische deuren alleen in de handmatige modus.

      5. Houd voldoende afstand tot waterbassins en glasoppervlakken.

      6. Vermijd directe, sterke lichtinval (bijv. laagstaande zon) op de sensoren.

      7. Vermijd het overschrijden van sterke licht-/schaduwgrenzen.

      8. Bij autonome routes mag u rolpoorten niet frontaal naderen, maar parallel aan de poort.

      9. Markeer het reinigingsbereik met waarschuwingsborden en wijs op natte vloeren.

      Route aanleren

      Het aanleerproces wordt hier beschreven. Hints over hoe een route optimaal kan worden ontworpen, zijn opgenomen in de installatiegids.

      Tijdens het aanleren wordt de volgende informatie over de route opgeslagen:

      • De route van het apparaat.

      • De punten waar de reinigingsfunctie werden in- of uitgeschakeld.

      • De parameterinstellingen voor waterafgifte, reinigingsmiddelendosering, borsteltoerental en zuigcapaciteit.

      • De bediening van de claxon (bijv. op een kruispunt).

      Deze informatie wordt niet opgeslagen:

      • Korte pauzes tijdens het aanleren (minder dan 5 minuten).

      • De rijsnelheid tijdens het aanleren.

      1. Registreer als "Administrator".

      2. Selecteer de functie "Autonom".

      3. Selecteer de functie "Neue Route".

      4. Bevestig dat

        1. de accu volledig is opgeladen

        2. het schoonwaterreservoir vol is

        3. het vuilwaterreservoir leeg is.

        of verlaat het menu en creëer de gevraagde voorwaarden.

      5. Druk de veiligheidsschakelaar in en schuif het apparaat voor het Positionscode van het startpunt.

        1. Lijn de dockingpoort uit met Positionscode.

        2. Houd een afstand van ongeveer 2 m van Positionscode.

      6. Wacht tot het apparaat het Positionscode heeft herkend.


      7. Bevestig het Positionscode.


        1. Verbergen/tonen menu-items Borstelkracht en Zuigcapaciteit
        2. Route opslaan
        3. Aanleren onderbreken
        4. Reinigingsmiddelendosering
        5. Zuigcapaciteit
        6. Positie van het apparaat
        7. Borstelkracht
        8. Waterhoeveelheid
        9. Live-kaart
        10. Aanleren afsluiten
        11. Zijbezems activeren/deactiveren
        12. Reinigingskop activeren/deactiveren
        13. Afzuiging activeren/deactiveren
        14. Claxon
      8. Kies de gewenste instellingen voor watermassa, reinigingsmiddelendosering, borstelkracht en zuigcapaciteit.

      9. Activeer de gewenste functies (afzuiging, reinigingskop, zijbezems).

        De geactiveerde functies zijn groen gemarkeerd.

        Instructie

        De zijbezems kunnen alleen worden geactiveerd als de reinigingskop is ingeschakeld.

      10. Activeer een veiligheidsschakelaar en rijd het te reinigen gebied af. Houd de volgende afstanden aan.

        Tussen de rechterkant van het apparaat en de muur
        10 cm
        Minimale gangpadbreedte
        1,05 m
        Minimale gangpadbreedte bij draaien in het gangpad
        1,7 m
        Minimale zijdelingse afstand tot valranden
        1,5 m

        Het reeds behandelde gebied wordt weergegeven op de Live-kaart:


        1. Obstakel gedetecteerd door het apparaat
        2. huidige positie apparaat
        3. alleen afzuigen
        4. Reinigen
        5. Rijden
      11. Deactiveer de zijbezems en de reinigingskop voordat u de route beëindigt.

      12. Rij een korte afstand met actieve afzuiging om restwater op te zuigen.

      13. Deactiveer de afzuiging.

      14. Als de route moet eindigen bij een dockingstation, plaats het apparaat dan ongeveer 2 meter voor het dockingstation.

      15. Als het einde van de route moet dienen als startpunt voor verdere routes, plaats het apparaat dan voor een Positionscode.

      16. Druk op de knop Route opslaan.

      17. -Druk op de knop "Route fertigstellen" of "Route mit Positionscode fertigstellen".

      18. Wacht zo nodig tot het apparaat het Positionscode heeft herkend.


      19. Bevestig, indien nodig, het Positionscode.

      20. Tik op het invoerveld voor de naam van de route.


        1. Route opslaan
        2. Invoerveld Naam van de route
      21. Voer de naam van de route in.

      22. Druk op de knop Route opslaan.


        De route wordt opgeslagen onder de ingevoerde naam.

      Smart Fill

      Met de functie Smart Fill kan een oppervlak worden ingeleerd door alleen rond de rand van het oppervlak te rijden. Het apparaat reinigt vervolgens het volledige oppervlak in autonome werking. De route binnen het gebied wordt automatisch bepaald door het apparaat.

      Instructie

      Het met deze functie gedefinieerde gebied moet vrij zijn van obstakels.

      Voor een doeltreffende reiniging is het nuttig om het gebied dat geschikt is voor Smart Fill en de reinigingsvolgorde van het resterende gebied te plannen voordat een route wordt aangeleerd.

      1. Begin met het aanleren van een route en werk toe naar het beginpunt voor de contouren van het gebied.

      2. Druk op de knop Smart Fill.


        1. Knop Smart Fill

        Instructie

        De knop Smart Fill verschijnt alleen op het aanraakscherm als een of meer reinigingsfuncties zijn geactiveerd.

      3. Om het oppervlak heen rijden dat gereinigd moet worden.


        1. Knop Smart Fill opslaan
        2. Knop Smart Fill annuleren
        3. Route
        4. door Smart Fill gedefinieerd oppervlak
        5. Doelcirkel

        Instructie

        Het gebied moet omcirkeld worden totdat het apparaat in de doelcirkel op de Live-kaart staat.

        Instructie

        De Smart Fill functie kan worden geannuleerd door op de knop Smart Fill annuleren te drukken.

      4. Als het apparaat zich in de doelcirkel op de Live-kaart bevindt, drukt u op de knop Smart Fill opslaan.

      5. Ga door met het aanleren van de route.

        Instructie

        In een route kunnen meerdere gebieden worden gedefinieerd met de functie Smart Fill.

      Route zoeken en uitvoeren

      1. Selecteer de functie "Autonom".

      2. Selecteer de functie "Vorhandene Routen".

      Route zoeken volgens Positionscode

      Deze functie ordent de routes volgens het Positionscode van het vertrekpunt.

      1. Klik op de knop "Positionscode".

        1. Schakelaar "Positionscode"

        De beschikbare routes worden nu gesorteerd volgens de "Positionscode".

      2. Open de map met het gezochte Positionscode door erop te tikken.


      3. Start de route zoals beschreven in het hoofdstuk "Route uitvoeren".

      Route op naam zoeken

      1. Druk op de knop met het vergrootglas.


        1. Knop "Vergrootglas"
        2. Knop "Sorteren op datum"
        3. Knop "Alfabetisch sorteren"
        4. Knop "Sorteren op Positionscode"
      2. Tik op het invoerveld.


        1. Wist de invoer
        2. Invoerveld
      3. Voer de naam van de route die u zoekt of het nummer van het start-Positionscode in het invoerveld in.

      4. Druk op de toets Zoeken.

        De gevonden routes worden getoond.

      5. Start de gewenste route zoals beschreven in het hoofdstuk "Route direct uitvoeren".

      Route uitvoeren

      1. Plaats het apparaat voor de positiecode.

        Instructie

        Het apparaat moet onder een hoek van + / - 30 ° en op een afstand van 1 m vóór de positiecode worden geplaatst


      2. Druk op de toets van de uit te voeren route op het aanraakscherm.


        1. Beschikbare routes
      3. Indien meerdere routes na elkaar moeten worden uitgevoerd, selecteert u de volgende route.

        Instructie

        • Na de selectie van de eerste route worden alleen routes weergegeven waarvan het vertrekpunt overeenkomt met het eindpunt van de vorige route.

        • Het begin- en eindpunt moet een dockingstation zijn.

        • De routes zijn genummerd in de volgorde van selectie.

        • Een per ongeluk geselecteerde route kan worden gedeselecteerd door er nogmaals op te tikken.

      4. Wanneer alle routes zijn geselecteerd, drukt u op de knop Bevestigen.


        1. Bevestigen
        2. Geselecteerde route
      5. Schuif het apparaat voor de Positionscode die is aangevraagd in het aanraakscherm.

      6. Wacht tot het apparaat het Positionscode heeft herkend.


      7. Bevestig het Positionscode.

        De route wordt uitgevoerd

      Route uitvoeren zonder positiecode

      Instructie

      De geselecteerde route kan zonder positiecode worden gestart.

      Deze functie kan worden gebruikt als de oriëntatiepunten niet permanent aangebracht zijn. Op die manier kunnen de oriëntatiepunten voor de teach-in worden aangebracht en vervolgens weer worden weggehaald.

      1. Selecteer de route.


        1. Beschikbare routes
      2. Plaats het apparaat op het toenmalige startpunt van de route.

      3. Klik op de knop "Starten zonder oriëntatiepunt".


        1. "Starten zonder oriëntatiepunt"

        Het apparaat begint de geselecteerde route te reinigen.

      Route met vertraging uitvoeren

      Instructie

      De geselecteerde route kan ook worden gestart met een vertraging van maximaal een week.

      1. Selecteer de route.


        1. Beschikbare routes
      2. Klik op de timer.

      3. Selecteer het gewenste starttijdstip van de route.


        1. Aanduiding
        2. Tijd en datum
        3. Haak

        Het apparaat begint de geselecteerde route te reinigen op het opgegeven tijdstip.

      Route annuleren

      1. Druk op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      2. Druk nogmaals op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      3. Voer het wachtwoord in.


      Route hervatten

      1. Druk op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      2. Druk nogmaals op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      3. Voer het wachtwoord in.


      4. Druk op de toets Volgende


        1. Toets Volgende

      Route beëindigen

      1. Druk op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      2. Druk nogmaals op de toets Pauzeren.


        1. Toets Pauzeren
      3. Voer het wachtwoord in.


      4. Druk op de toets Beëindigen


        1. Toets beëindigen

      Route wijzigen/verwijderen

      1. Druk op de toets van de uit te voeren route op het aanraakscherm.


        1. Beschikbare routes
      2. Druk op het symbool Instellingen.


        1. Symbool Instellingen
      3. Gebruik de toetsen aan de linkerrand van het scherm om de route te bewerken.


        1. Weergave vergroten
        2. Weergave verkleinen
        3. Nieuwe gebeurtenis plaatsen (functies uit-/inschakelen, instellingen wijzigen)
        4. Verboden gebied bepalen (polygoon bepalen waarvan het oppervlak niet door het apparaat mag worden bereden)
        5. Hoekpunten van het verboden gebied verplaatsen
        6. Verboden gebied verplaatsen
        7. Verboden gebied verwijderen
        8. Verboden gebied draaien
        9. Gebeurtenissen terugzetten naar de instelling bij het aanleren
        10. Weergave van de route
        11. Bewerken
      4. Gebruik de Edit toets om verdere wijzigingsopties op te roepen.


        1. Wijzigingen opslaan
        2. Route verwijderen
        3. Wijzig de naam van de route
        4. Docking na uitvoeren van route uit/aan

      Nieuwe event op route plaatsen

      Instructie

      Het aanmaken van een event kan alleen worden geconfigureerd door gebruikers met de bevoegdheid "Routes wijzigen".

      1. Druk op de knop "Nieuwe event plaatsen".


        1. "Reiniging"
        2. "Claxon"
      2. Klik op de markering voor het event om deze langs de route te plaatsen.


        1. Terug
        2. Knop "Nieuwe event plaatsen"
        3. Markering "Reiniging"
        4. Markering "Claxon"
        5. Markering "Start"

        De markeringen kunnen worden onderscheiden door hun kleur:

        • Markering "Reiniging"= blauw

        • Markering "Claxon"= oranje

        Instructie

        Reeds aangemaakte of nieuw aangemaakte events kunnen achteraf worden verplaatst. Daartoe moet de markering worden ingedrukt en verplaatst.

      3. Definieer de reinigingsparameters bij het instellen van de markering "Reiniging".

      4. Klik op Terug.

        De reinigingsparameters voor deze event zijn nu opgeslagen.

      Reinigungsbericht

      Het resultaat van voltooide reinigingstaken kan worden gecontroleerd op Reinigungsbericht.

      1. Druk op de knop Reinigungsbericht.


        1. Knop Reinigungsbericht

        De laatst voltooide reinigingstaken worden weergegeven.

      2. Tik op de gewenste reinigingstaak om de details te bekijken.


        1. Schuifbalk
        2. Voltooide reinigingstaak
        3. Datum en tijdstip van uitvoering
        4. Uitvoeringstermijn
        5. afgelegde reinigingsafstand
        6. Kaartweergave

        De details van de geselecteerde reinigingstaak worden weergegeven.


        1. gereinigde oppervlakte in vierkante meter
        2. Graad van vervulling
        3. Lengte van de reinigingsroute
        4. Reinigingstijd
        5. Locatie van het apparaat
        6. gereinigd oppervlak
        7. ongereinigd oppervlak (hindernis)
        8. SnelheidSNELBlauwGroenGeeloranjeRoodLANGZAAM

      Vuilwater aftappen

      Bij gebruik met een dockingstation wordt het schoonwaterreservoir automatisch geleegd.

      Zonder dockingstation:

      VOORZICHTIG

      Vuil en detergenten in het vuile water kunnen uw gezondheid schaden of het milieu verontreinigen.

      Neem de plaatselijk geldende voorschriften voor de omgang met accu's in acht.

      1. Open de deur van apparaatvak.


        1. Deksel
        2. Doseerinrichting
        3. Aftapslang
      2. De aftapslang uit de houder nemen.

      3. Laat de aftapslang zakken over een geschikte opvangvoorziening.

      4. De doseerinrichting in elkaar drukken of knikken.

      5. De deksel openen.

      6. Controleer het debiet van vuil water door druk uit te oefenen of door de doseerinrichting te knikken.

      7. Het vuilwaterreservoir spoelen.

      8. De deksel sluiten.

      9. De aftapslang in de houder aan het apparaat drukken.

      10. Open de deur van apparaatvak.

      Verswater aftappen

      1. Plaats het apparaat boven een waterafvoer.

      2. De afsluiting verswaterreservoir losschroeven.


        1. Zeef
        2. Afsluiting verswaterreservoir
      3. Water laten weglopen.

      4. Leeg naar behoefte het opvoerwerk en maak zie zo nodig schoon:

      5. Plaats de zeef terug.

      6. De sluiting van het schoonwaterreservoir losschroeven.

        Instructie

        Richt de sluiting zodanig dat de slangaansluiting zich aan de onderkant bevindt.

      Transport

      VOORZICHTIG

      Niet in acht nemen van het gewicht

      Gevaar voor letsel en beschadiging

      Neem bij het transport en de opslag het gewicht van het apparaat in acht.

      Rijd niet op gladde vloeren of hellingen.

      1. Het schoonwaterreservoir en het vuilwaterreservoir legen.

      2. Bij het transport in voertuigen het apparaat conform de geldende richtlijnen tegen wegglijden en omvallen beveiligen.


        1. Ogen voor het vervoer

      Opslag

      VOORZICHTIG

      Niet-naleving van het gewicht

      Gevaar voor letsel en beschadiging

      Neem bij het transport en de opslag het gewicht van het apparaat in acht.

      Het apparaat alleen in binnenruimtes opslaan.

      Verzorging en onderhoud

      GEVAAR

      Per ongeluk opstartend apparaat, contact met stroomvoerende delen

      Verwondingsgevaar, elektrische schok

      Koppel het apparaat los van het dockingstation of trek de netstekker uit het stopcontact alvorens werkzaamheden uit te voeren.

      Onderhoudsintervallen

      LET OP

      Beschadigingsgevaar

      Spuit het apparaat niet schoon met water. Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.

      Opmerking: Onderhoudswerkzaamheden gemarkeerd met "##" worden automatisch uitgevoerd indien een dockingstation aanwezig is.

      Na elk gebruik

      1. ##Het vuilwater aftappen.

      2. ##Het vuilwaterreservoir spoelen.

      3. De turbinebeschermzeef reinigen.

      4. De grofvuilzeef uit het vuilwaterreservoir verwijderen en reinigen.

      5. Maak de buitenkant van het apparaat schoon met een doek en mild zeepsop.

      6. De pluizenzeef controleren, indien nodig reinigen.

      7. Verwijder en reinig het bakje voor grof vuil op de reinigingskop.

      8. Reinig de waterverdeling in de reinigingskop.

      9. Reinig de zuigstrips in de zuigbalk en controleer op slijtage. Draai versleten zuigstrips om of vervang ze.

      10. Controleer of de zuigstrips goed in de aanzuigbalk passen. Plaats, indien nodig, de zuigstrips opnieuw correct in de groeven van de zuigmond.

      11. Reinig de schraaplippen aan beide zijden van de reinigingskop en controleer op slijtage. Vervang versleten schraaplippen .

      12. Borstels op slijtage controleren. Vervang versleten borstels.

      13. Opmerking: De borstelrollen zijn versleten als de gele indicatorharen even lang zijn als de andere borstelharen.

      14. ## De accu opladen.

      Wekelijks

      1. Reinig de sensoren met een vochtige microvezeldoek. Gebruik indien nodig extra glasreiniger.

      2. ## Bij regelmatig gebruik de accu's minstens een keer per week volledig en zonder onderbreking opladen.

      Eens per maand

      1. De afdichtingen tussen het vuilwaterreservoir en het deksel reinigen.

      2. Controleer de afdichting tussen het vuilwaterreservoir en het deksel, vervang de afdichting indien nodig.

      3. De borsteltunnel reinigen.

      4. Reinig het schoonwaterfilter.

      5. Bij een langere stilstandtijd het apparaat alleen met volledig opgeladen accu's afzetten. Minstens eens per maand de accu's opnieuw volledig opladen.

      Jaarlijks

      1. De voorgeschreven inspectie door de klantenservice laten uitvoeren.

      Onderhoudswerkzaamheden

      Onderhoudswerkzaamheden als animatie

      Diverse onderhoudstaken worden als animaties in het apparaat opgeslagen en kunnen op het aanraakscherm worden opgeroepen.

      1. Druk op de knop “Wartung” in het hoofdmenu.

      2. Druk op de knop “Wartungsanweisungen”.

      3. Tik op het onderhoudswerk dat u zoekt.


      4. Roep de afzonderlijke stappen van de animatie op met de pijltjestoetsen.

      Turbinebeschermzeef reinigen

      1. De deksel van het vuilwaterreservoir openen.

      2. De vergrendelingshaken samendrukken.


        1. Vlotter
        2. Veiligheidsring
        3. Grendelhaak
        4. Turbinebeschermzeef
      3. Trek de veiligheidsring eraf.

      4. De vlotter verwijderen.

      5. De turbinebeschermzeef linksom draaien.

      6. De turbinebeschermzeef verwijderen.

      7. De turbinebeschermzeef onder stromend water reinigen.

      8. De turbinebeschermzeef opnieuw aanbrengen.

      9. De vlotter aanbrengen.

      10. Duw op de veiligheidsring en trek hem dan terug naar de vergrendelhaken.

      Instructie

      Bij lichte verontreiniging is het voldoende het turbinebeveiligingszeef te reinigen wanneer het geïnstalleerd is.

      Grofvuilfilter reinigen

      1. De deksel van het vuilwaterreservoir openen.


        1. Grofvuilzeef
      2. De grofvuilzeef er omhoog aftrekken.

      3. De grofvuilzeef onder stromend water schoonspoelen.

      4. De grofvuilzeef in het vuilwaterreservoir plaatsen.

      Filter verswater reinigen

      1. Tap vers water af (zie hoofdstuk "Vers water aftappen").

      2. De afsluiting van het verswatertank losschroeven.


        1. Filter verswater
        2. Afsluiting verswaterreservoir
      3. Het filter verswater eruit trekken en met schoon water schoonspoelen.

      4. Het filter verswater plaatsen.

      5. De afsluiting van het verswaterreservoir aanbrengen.

        Opmerking: Zorg ervoor dat de slangaansluiting in de afsluiting verswaterreservoir na het vastschroeven op het diepste punt ligt.

      Zuigbalk reinigen

      1. Beide vleugelschroeven losdraaien

      2. De zuigbalk van het apparaat verwijderen.


        1. Zuigbalk
        2. Vleugelschroef
        3. Zuigslang
        4. Zuigstrips
      3. De zuigslang van de zuigbalk lostrekken.

      4. Spoel de onderkant van de zuigbalk af met water.

      5. Veeg de zuigstrips schoon met een doek.

      6. Plaats de zuigbalk op het apparaat.

      7. Beide vleugelschroeven aantrekken.

      8. De zuigslang met de zuigbalk verbinden.

      Zuigstrips vervangen of draaien

      De zuigstrips worden gedraaid of vervangen wanneer zij tot aan de slijtagemarkering zijn afgesleten.


        1. Slijtagemarkering
        2. Zuigstrips
      1. De zuigbalk van het apparaat verwijderen.

      2. Schroef de stergreep los.


        1. Stergreep
        2. Afbuigrollen
        3. Eindstuk
        4. Zuigstrips
      3. Verwijder de hulzen en de afbuigrollen.

      4. Trek de eindstukken eraf.

      5. Trek de zuigstrips in de lengterichting los.

      6. Schuif nieuwe of gedraaide zuigstrips in de zuigbalk.

      7. Duw op de eindstukken.

      8. Breng de afbuigrollen en de hulsen aan.

      9. De stergreep erin draaien en aantrekken.

      Container voor grof vuil legen

      1. Open de deur van de container voor grof vuil.


        1. Deur van de container voor grof vuil
        2. Reservoir voor grof vuil
      2. De container voor grof vuil optillen en eruit trekken.

      3. De container voor grof vuil leegmaken en indien nodig reinigen.

      4. De container voor grof vuil weer aanbrengen.

      Vuilwaterreservoir spoelen met spoelsysteem

      1. Leeg het vuilwaterreservoir. Laat de aftapslang met het deksel open over de waterafvoer lopen.

      2. Open het menu "Wartung" op het aanraakscherm.

      3. Start de functie "Tankspülung".

        WAARSCHUWING

        Gevaar voor letsel door tankdeksel!

        Gevaar voor beknelling van ledematen door het onverwacht dichtslaan van het tankdeksel.

        Open het tankdeksel tot aan de aanslag om te voorkomen dat het per ongeluk dichtslaat.

        Sluit het tankdeksel alleen wanneer er zich geen ledematen tussen de tank en het tankdeksel bevinden.

      4. De deksel van het vuilwaterreservoir openen.

      5. Sluit een watertoevoerslang aan op de slangkoppeling op het apparaat

      6. De deksel van het vuilwaterreservoir sluiten.

      7. De watertoevoer openen.

      8. Spoel gedurende ca. 30 seconden lang.

      9. De watertoevoer sluiten.

      10. Sluit de functie "Tankspülung" af.

      11. De watertoevoerslang van het apparaat scheiden.

      12. Sluit de afvoerslang voor vuil water af en druk hem in de houder.

      13. Open de deur van apparaatvak.

      Vuilwaterreservoir spoelen zonder spoelsysteem

      1. Leeg het vuilwaterreservoir. Laat de aftapslang met het deksel open over de waterafvoer lopen.

        WAARSCHUWING

        Gevaar voor letsel door tankdeksel!

        Gevaar voor beknelling van ledematen door het onverwacht dichtslaan van het tankdeksel.

        Open het tankdeksel tot aan de aanslag om te voorkomen dat het per ongeluk dichtslaat.

        Sluit het tankdeksel alleen wanneer er zich geen ledematen tussen de tank en het tankdeksel bevinden.

      2. De deksel van het vuilwaterreservoir openen.

      3. Spoel het vuilwaterreservoir met de hand af met een waterslang.

      4. Sluit de afvoerslang voor vuil water af en druk hem in de houder.

      5. Open de deur van apparaatvak.

      Waterverdeelstrip reinigen

      1. Open de deur van de container voor grof vuil.


        1. Waterverdeelstrip
        2. Deur van de container voor grof vuil
      2. De container voor grof vuil optillen en eruit trekken.

      3. Til de waterverdeelstrip op en trek hem eruit.

      4. De waterverdeelstrip reinigen.

      5. Vervang de waterverdeelstrip.

      6. Plaats de container voor grof vuil.

      Borstelwalzen vervangen

      1. Druk op de drukknop en zwaai de rambescherming naar de zijkant.


        1. Drukknop
        2. Rambescherming
      2. De ontgrendelingsknop indrukken.


        1. Lagerdeksel
        2. Borstel
        3. Ontgrendelingsknop
      3. Draai de lagerkap naar buiten.

      4. De borstelwalsen eruit trekken.

      5. Opmerking: De borstelwalzen zijn versleten als de gele indicatorborstelharen en de andere borstelharen even lang zijn.

      6. Plaats nieuwe borstelwalzen en centreer deze op de aandrijvers door ze heen en weer te draaien.

      7. Draai de lagerkap terug en zet de eindkappen van de borstelwalzen vast in de lagerkap.

      8. Til de schraaplip op en draai de rambescherming naar achteren en vergrendel hem.

      Schraaplippen vervangen

      1. 3 schroeven eruit draaien.


        1. Plug
        2. Afstrijklip
        3. Schroef
        4. Houder
      2. Verwijder de schraaplip samen met de houder.

      3. Verwijder de versleten schraaplip uit de houder.

      4. Breng de nieuwe schraaplip aan op de pennen van de houder.

      5. Bevestig de houder samen met de schraaplip terug op het apparaat.

      6. Het proces aan de andere zijde van het apparaat herhalen.

      Zijbezems vervangen

      1. Draai de vleugelschroef los.


        1. Zijbezem
        2. Vleugelschroef
        3. Onderlegring
      2. De zijbezem verwijderen.

      3. De nieuwe zijbezems bevestigen.

      4. De vleugelschroef met onderlegring indraaien en vastdraaien.

      Reinigen van het dockingstation (optie)

      WAARSCHUWING

      Gevaar voor elektrische schok.

      Trek voor werkzaamheden aan het dockingstation de netstekker uit het stopcontact.


      1. Afvalwaterbak
      2. Afdekking
      3. Dockingstation
      4. Positionscode
      5. Dockingram
      6. Vlotterschakelaar met vlotter
      1. Voorste afdekking afnemen.

      2. Vlotterschakelaar en vlotter op vervuiling controleren, indien nodig reinigen.

      3. De afvalwaterbak reinigen en omspoelen met water.

      4. Voorste afdekking aanbrengen.

      5. De Positionscode met een vochtige doek reinigen.

      6. Controleer de dockingram op vrije beweging.

      Instructie

      Voor een passend gebruik van het dockingstation moet een open ruimte van 2x2m2 vóór het dockingstation worden voorzien

      Sensoren reinigen

      1. Reinig alle sensoren die in de illustratie worden getoond met een vochtige microvezeldoek. Gebruik indien nodig extra glasreiniger.


        1. Laserscanner
        2. Camera
      2. Start het apparaat na de reiniging opnieuw op.

      Storingen weergegeven op het display

      • Interne fout 

      • Noodstopknop is geactiveerd 

      • Noodstopknop losgelaten 

      • Deksel van vuilwaterreservoir open of verstopping 

      • Dockingstation zonder stroomvoorziening 

      • Dockingstation zonder watertoevoer 

      • Docking station verstopt 

      • Docken mislukt 

      • Probleem bij lokaliseren 

      • Autonome taak geannuleerd 

      • Smart-Fill is mislukt 

      • Robot heeft de aangewezen route verlaten 

      • Schoonmaaktaak voltooid 

      • Route geblokkeerd 

      • Afgrond-laserscanner vuil 

      • Laserscanner achteraan vuil 

      • Laserscanner vooraan vuil 

      • Software-update mislukt 

      • Software-update succesvol 

      • Software-update gestart 

      • Software-update beschikbaar 

      • Accu volledig opgeladen 

      • Accu leeg 

      • Laadstand accu laag 

      • De remtest is mislukt. Handremlichter controleren 

      • Remtest noodzakelijk. Houd de handgreepschakelaars geactiveerd 

      • Geen motorondersteuning na uitloggen 

      • Gebruiker is niet ingelogd terwijl een afgrond wordt gedetecteerd 

      • Controle reinigingsmodules 

      • Grote daling zuigvermogen 

      • Fout in zuigsysteem 

      • Overbelasting borstelmotor 

      • Vuilwaterreservoir vol 

      • Geen schoonwaterdebiet 

      Interne fout

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Er is een interne fout opgetreden. Start de robot opnieuw op. Als de fout zich blijft voordoen, roep dan de herstellingsservice in.

      Noodstopknop is geactiveerd

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Robot stopte met rijden en schoonmaken. Controleer de robot en zijn omgeving. Laat de noodstopknop los als er geen gevaar is.

      Noodstopknop losgelaten

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Noodstopknop losgelaten. De robot blijft normaal functioneren.

      Deksel van vuilwaterreservoir open of verstopping

      Oorzaak:

      De vuilwateruitlaat is open, maar het vuilwaterniveau in de robot verandert niet. Mogelijk staat het deksel van het reservoir open of is de vuilwaterafvoer verstopt.

      Oplossing:

      1. Sluit het deksel van het vuilwaterreservoir. Controleer de vuilwateruitlaat en het vuilwaterreservoir op beschadigingen en verstoppingen.

      Dockingstation zonder stroomvoorziening

      Oorzaak:

      Inbouwlaadapparaat van de robot wordt niet gevoed met stroom.

      Oplossing:

      1. Controleer of het dockingstation correct op het stopcontact is aangesloten. Controleer of de voedingskabel van het dockingstation beschadigd is. Controleer of het stopcontact onder spanning staat. Controleer of de stroomaansluiting van de dockingpoort beschadigd is.

      Dockingstation zonder watertoevoer

      Oorzaak:

      Vlotterschakelaar in de kuip van het dockingstation is geactiveerd.

      Oplossing:

      1. Water in kuip van dockingstation loopt niet weg. Controleer het dockingstation op beschadigingen en verstoppingen. Controleer of de vlotterschakelaar in de kuip van het dockingstation vrij kan bewegen en in goede staat verkeert.

      Docking station verstopt

      Oorzaak:

      Kan niet docken in dockingstation.

      Oplossing:

      1. Controleer robot, dockingstation en omgeving. Verwijder obstakels.

      Docken mislukt

      Oorzaak:

      De robot verloor zijn lokalisatie.

      Oplossing:

      1. Stuur de robot naar een positiecode en start een reinigingstaak. Als de fout zich blijft voordoen, moet u de route opnieuw aanleren.

      Probleem bij lokaliseren

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Een bediener heeft de lopende autonome taak geannuleerd.

      Autonome taak geannuleerd

      Oorzaak:

      Het aangeleerde Smart-Fill-gebied kan niet worden afgewerkt.

      Oplossing:

      1. Leer de route opnieuw aan en vermijd ingewikkelde Smart-Fill-patronen (vermijd bijvoorbeeld kruisende routes bij Smart-Fill).

      Smart-Fill is mislukt

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Breng robot terug op aangewezen route.

      Robot heeft de aangewezen route verlaten

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. De robot heeft de reinigingstaak succesvol afgerond.

      Schoonmaaktaak voltooid

      Oorzaak:

      De robot is gestopt omdat zijn route geblokkeerd is.

      Oplossing:

      1. Controleer de omgeving van de robot. Verwijder obstakels uit de route.

      Route geblokkeerd

      Oorzaak:

      De afgrond-laserscanner heeft vuil gedetecteerd en werkt niet meer correct.

      Oplossing:

      1. Maak de afgrond-laserscanner schoon en controleer hem op beschadigingen. Als de fout zich blijft voordoen na het opnieuw opstarten van de robot, roep dan de herstellingsservice in.

      Afgrond-laserscanner vuil

      Oorzaak:

      De laserscanner aan de achterkant heeft vuil gedetecteerd en werkt niet meer correct.

      Oplossing:

      1. Maak de laserscanner achteraan schoon en controleer hem op beschadigingen. Als de fout zich blijft voordoen na het opnieuw opstarten van de robot, roep dan de herstellingsservice in.

      Laserscanner achteraan vuil

      Oorzaak:

      De laserscanner aan de achterkant heeft vuil gedetecteerd en werkt niet meer correct.

      Oplossing:

      1. Maak de laserscanner achteraan schoon en controleer hem op beschadigingen. Als de fout zich blijft voordoen na het opnieuw opstarten van de robot, roep dan de herstellingsservice in.

      Laserscanner vooraan vuil

      Oorzaak:

      De laserscanner aan de voorkant heeft vuil gedetecteerd en werkt niet meer correct.

      Oplossing:

      1. Maak de laserscanner vooraan schoon en controleer hem op beschadigingen. Als de fout zich blijft voordoen na het opnieuw opstarten van de robot, roep dan de herstellingsservice in.

      Software-update mislukt

      Oorzaak:

      Software-update kon niet correct worden geïnstalleerd.

      Oplossing:

      1. Systeem is teruggezet naar vorige softwarestand.

      Software-update succesvol

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Software-update succesvol geïnstalleerd.

      Software-update gestart

      Oorzaak:

      Software-update wordt geïnstalleerd.

      Oplossing:

      1. Schakel de robot niet uit.

      Software-update beschikbaar

      Oorzaak:

      Software-update is succesvol gedownload en is klaar voor installatie.

      Oplossing:

      1. Start software-update in het instellingenmenu.

      Accu volledig opgeladen

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. De accu is volledig opgeladen en de robot is klaar voor gebruik.

      Accu leeg

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. De accu onmiddellijk opladen.

      Laadstand accu laag

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. De accu binnenkort opladen.

      De remtest is mislukt. Handremlichter controleren

      Oorzaak:

      Er werd beweging gedetecteerd terwijl de robot de ingeschakelde remmen testte.

      Oplossing:

      1. De remmen waren waarschijnlijk niet ingeschakeld. Duw de rode hendel tussen de wielen naar rechts om ze in te schakelen.

      Remtest noodzakelijk. Houd de handgreepschakelaars geactiveerd

      Oorzaak:

      De handgreepschakelaars werden geactiveerd en een remtest is noodzakelijk.

      Oplossing:

      1. Houd de handgreepschakelaars geactiveerd tot de remtest voltooid is, de remmen worden gelost en de robot weer kan worden verplaatst.

      Geen motorondersteuning na uitloggen

      Oorzaak:

      De afgrond-laserscanner detecteerde een afgrond en activeerde een veiligheidsstop. Handmatige bediening van de robot in de buurt van een afgrond is alleen toegestaan wanneer de gebruiker ingelogd is.

      Oplossing:

      1. Log in met uw gebruikersprofiel wanneer u de robot in de buurt van een afgrond bedient.

      Gebruiker is niet ingelogd terwijl een afgrond wordt gedetecteerd

      Oorzaak:

      De afgrond-laserscanner detecteerde een afgrond en activeerde een veiligheidsstop. Handmatige bediening van de robot in de buurt van een afgrond is alleen toegestaan wanneer de gebruiker ingelogd is.

      Oplossing:

      1. Log in met uw gebruikersprofiel wanneer u de robot in de buurt van een afgrond bedient.

      Controle reinigingsmodules

      Oorzaak:

      De reinigingsmodules worden gecontroleerd op goede werking.

      Oplossing:

      1. Wacht tot de robot klaar is met het controleren van de reinigingsmodules. Dit kan tot 30 seconden duren.

      Grote daling zuigvermogen

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Controleer of de zuigslang goed is aangesloten op de opvangtank en de rubberstrip. Controleer zuigslang, rubberstrip en aftreklippen op beschadigingen. Controleer of het water goed wordt opgenomen.

      Fout in zuigsysteem

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Controleer de zuigslang en de rubberstrip op verstoppingen en beschadigingen.

      Overbelasting borstelmotor

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Controleer of de borstels in goede staat zijn en ongehinderd kunnen draaien.

      Vuilwaterreservoir vol

      Oorzaak:

      De vlotterschakelaar in het vuilwaterreservoir werd geactiveerd omdat een reservoirdeksel open staat of het vuilwaterreservoir vol is.

      Oplossing:

      1. Ledig het vuilwaterreservoir.

      Geen schoonwaterdebiet

      Oorzaak:

       

       

      Oplossing:

      1. Er komt geen vers water op de vloer. Maak het schoonwaterfilter en het waterverdeelkanaal van het borsteldek schoon. Als de fout zich blijft voordoen na het opnieuw opstarten van de robot, roep dan de herstellingsservice in.

      Technische gegevens

        

      Algemeen
      Autonome rijsnelheid (max.)
      4,3 km/h
      Handmatige rijsnelheid (max.)
      5,5 km/h
      Theoretische oppervlaktecapaciteit autonoom
      2365 m2/h
      Theoretische oppervlaktecapaciteit handmatig
      3025 m2/h
      Oppervlaktecapaciteit per tankvulling
      1833 m2/h
      Volume schoon-/vuilwaterreservoir
      55 l
      Volume grofvuilreservoir
      2 l
      Volume reinigingsmiddeltank (optie dosering)
      5 l
      Reinigingsmiddeldosering
      0...3 %
      Waterdosering
      0...2,7 l/min
      Afmetingen
      Lengte
      1062 mm
      Breedte zonder zuigbalk
      750 mm
      Breedte zuigbalk
      790 mm
      Hoogte
      1161 mm
      Werkbreedte
      550 mm
      Werkbreedte met 1 zijbezem
      768 mm
      Doorrijdbreedte autonoom (min.)
      1000 mm
      Randafstand autonoom (min.)
      100 mm
      Afmeting verpakking lxbxh
      1165x880x1395 mm
      Bandenuitrusting
      Voorwiel, breedte
      32 mm
      Voorwiel, diameter
      100 mm
      Achterwiel, breedte
      80 mm
      Achterwiel, diameter
      200 mm
      Gewicht
      Toegestaan totaal gewicht
      285 kg
      Leeggewicht (transportgewicht)
      228 kg
      Borstelcontactkracht, max.
      181 (18,5) N (kg)
      Borstelcontactkracht, max.
      7858 (80,1) N/m2 (g/cm2)
      Oppervlaktedruk
      Zwenkwiel
      0,61 N/mm2
      Achterwiel
      0,53 N/mm2
      Gegevens capaciteit apparaat
      Aantal batterijen
      2
      Nominale spanning, li-ion
      25,6 V
      Batterijcapaciteit, li-ion
      160 Ah (5 h)
      Gemiddelde netbelasting
      1600 W
      Vermogen rijmotor
      2x280 W
      Vermogen zuigturbine
      630 W
      Vermogen borstelaandrijving
      600 W
      Looptijd met volle batterij
      3,5 h
      Oplaadduur batterij
      8 h
      Beschermingsgraad
      IPX3
      Zuigen
      Zuigvermogen, luchthoeveelheid
      16,8...22,2 l/s
      Onderdruk (max.)
      10,1...13,2 (101...132) kPa (mbar)
      Reinigingsborstel
      Borstellengte
      550 mm
      Borsteltoerental
      1350 1/min
      Interne oplader
      Nominale spanning
      100...240 V
      Frequentie
      50-60 Hz
      <7,5 A
      Vermogen
      790 W
      Omgevingsvoorwaarden
      Toegestaan temperatuurbereik
      5...40 °C
      Watertemperatuuur max.
      50 °C
      Waterdruk vulsysteem
      1 (10) MPa (bar)
      Waterdruk vuilwaterreservoir-spoelsysteem
      1 (10) MPa (bar)
      Relatieve luchtvochtigheid
      20...90 %
      Helling
      Stijging werkbereik max.
      6 %
      Berekende waarden conform EN 60335-2-72
      Hand-arm-vibratiewaarde
      0,3 m/s2
      Onzekerheid K
      0,2 dB(A)
      Geluidsdrukniveau LpA
      69 dB(A)
      Onzekerheid KpA
      2 dB(A)
      Geluidsvermogensniveau LWA + onzekerheid KWA
      84 dB(A)

      EU-conformiteitsverklaring

      Hiermee verklaren wij dat de hierna vermelde machine op basis van het ontwerp en type en in de door ons op de markt gebrachte uitvoering voldoet aan de relevante veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EU-richtlijnen. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van de machine verliest deze verklaring zijn geldigheid.

      Product: bodemreiniger

      Type: 1.533-xxx

      Relevante EU-richtlijnen

      2006/42/EG (+2009/127/EG)

      2014/30/EU

      2014/53/EU (TCU)

      Toegepaste geharmoniseerde normen

      EN 60335-1

      EN 60335-2-29

      EN 60335-2-72

      EN 62311: 2008

      EN 55012: 2007 + A1: 2009

      EN 61000-6-2: 2005

      EN 61000-6-3: 2007 + A1:2011

      EN 61000-3-2: 2014

      EN 61000-3-3: 2013

      TCU

      EN 301 511 V12.5.1

      EN 300 328 V2.2.2

      EN 301 893 V2.1.1

      EN 302 502 V2.1.1

      EN 301 908-1 V11.1.1

      EN 301 908-2 V11.1.2

      EN 301 908-13 V11.1.2

      Toegepaste nationale normen

      -

      De ondergetekenden handelen in opdracht en met volmacht van de directie.


      Gevolmachtigde voor de documentatie:

      S. Reiser

      Alfred Kärcher SE & Co. KG

      Alfred-Kärcher-Str. 28 - 40

      71364 Winnenden (Germany)

      Tel.: +49 7195 14-0

      Fax: +49 7195 14-2212

      Winnenden, 2021/11/01

      <BackPage>

       



      </BackPage>